Het primaire doel is de hoeveelheid strooilicht te bepalen in patiënten met een Clareon monofocale kunstlens in het ene oog en een Vivinex XY1 monofocale kunstlens in het andere oog, wanneer het strooilicht stabiliseert na de staaroperatie en dit te…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Visusstoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De hoeveelheid strooilicht, uitgedrukt als de logaritme van strooilicht
(log[s]).
Secundaire uitkomstmaten
1) (relatieve) pixelintensiteit van het hoornvlies, de (pseudo)fake lens, het
achterste lenskapsel en eventuele glasvochttroebelingen in metingen met de
Pentacam en de IOLMaster 700, 2) ongecorrigeerde vertevisus en
bestgecorrigeerde vertevisus, 3) refractie, uitgedrukt als sferisch equivalent
en als defocus equivalent, 4) lenspositie, uitgedrukt als voorste
oogkamerdiepte en 5) de aanwezigheid van troebelingen in de media van het oog
in spleetlampfoto's.
Achtergrond van het onderzoek
Het is een veelvoorkomende ervaring om te worden verblind door een laagstaande
zon of door koplampen van auto's in het donker. Deze verblindingsklachten
(disability glare) worden veroorzaakt door licht dat wordt verstrooid in het
oog. Dit veroorzaakt een sluier van licht over het netvlies en vermindert
hiermee het contrast van het beeld op het netvlies (retina). Dit (retinale)
strooilicht kan ook het zien van halo's veroorzaken en kan ook ruimtelijke
desoriëntatie veroorzaken.
De hoeveelheid strooilicht verschilt per oog en neemt toe met de leeftijd. In
het normale jonge oog wordt een derde van het strooilicht veroorzaakt door
lichtverstrooiing in het hoornvlies, een derde door lichtverstrooiing in het
kristallijne lens en het resterende derde deel door lichtdoorlatendheid van de
iris en harde oogrok en door lichtverstrooiing van het netvlies.
Staar (cataract) is een vertroebeling van de kristallijne lens. Het is een
veelvoorkomende oorzaak van slechtziendheid in de wereld. Wanneer staar
ontwikkelt, neemt strooilicht sterk toe door een toename van kleine deeltjes in
de lens. Met een staaroperatie wordt de vertroebelde lens verwijderd en
vervangen door een heldere kunstlens (intraoculaire lens, IOL). Dit leidt tot
een afname van strooilicht na de operatie en hiermee een verbetering van de
visuele klachten.
Desalniettemin veroorzaken kunstlenzen ook in enige mate lichtverstrooiing. In
het algemeen veroorzaken ze echter minder lichtverstrooiing dan de kristallijne
lens van een 20-jarige. Verschillende kunstlenzen induceren echter wisselende
hoeveelheden lichtverstrooiing. Hydrofobe kunstlenzen veroorzaken bijvoorbeeld
meer lichtverstrooiing dan hydrofiele lenzen. Ook kunnen er glistenings
(kleine, met vocht gevulde vacuoles) in hydrofobe kunstlenzen ontstaan wat ook
de hoeveelheid strooilicht verhoogt.
Hoewel strooilicht van een kunstlens zelf lager is dan dat van een 20-jarige
kristallijne lens, vallen strooilichtwaardes na een staaroperatie nooit beneden
dat van een 20-jarig oog. De strooilichtwaarde van een 20-jarig pseudofaak oog
(log[s], 0,98) is bijvoorbeeld 1,3x hoger dan dat van een 20-jarig faak oog
(log[s], 0,87). Daarom kunnen er andere factoren dan de kunstlens zelf een rol
spelen in het verhogen van strooilicht na een staaroperatie.
Het is overigens niet bekend hoe strooilicht verandert in de postoperatieve
periode en wanneer het stabiel kan worden geacht. Onderzoeken naar strooilicht
na een staaroperatie (met implantatie van andere kunstlenzen dan die wij in
deze studie onderzoeken) hebben strooilicht in het algemeen gemeten 1 tot 3
maanden na de staaroperatie.
De Clareon (www.alcon.nl) en de Vivinex (www.hoyasurgicaloptics.com)
kunstlenzen zijn twee veelgebruikte hydrofobe kunstlenzen met vergelijkbare
optische eigenschappen en die optisch zeer helder zijn. Van deze lenzen wordt
dus verwacht dat zij een zeer lage hoeveelheid lichtverstrooiing veroorzaken.
Tot op heden zijn er echter nog geen klinische studies gedaan naar strooilicht
in ogen met implantatie van deze kunstlenzen.
Ons huidige doel is om de hoeveelheid strooilicht in ogen van patiënten in de
directe postoperatieve periode te bestuderen, te onderzoeken welke parameters
lichtverstrooiing na een staaroperatie kunnen beïnvloeden en de helderheid van
de Clareon IOL en de Vivinex XY1 IOL te vergelijken door te bepalen hoe dit
zich vertaalt in lichtverstrooiing in patiënten.
Doel van het onderzoek
Het primaire doel is de hoeveelheid strooilicht te bepalen in patiënten met een
Clareon monofocale kunstlens in het ene oog en een Vivinex XY1 monofocale
kunstlens in het andere oog, wanneer het strooilicht stabiliseert na de
staaroperatie en dit te vergelijken met het strooilicht in het normale
pseudofake oog (i.e., de pseudo fake strooilicht norm). Secundaire doelen zijn
1) te bepalen wat de relatieve bijdrage is van het hoornvlies, de (pseudo)fake
lens, het achterste lenskapsel en eventuele glasvochttroebelingen aan de totale
hoeveelheid strooilicht in het oog, 2) de ongecorrigeerde vertevisus and de
best-gecorrigeerde vertevisus te bepalen, 3) het bepalen van de refractieve
uitkomst, uitgedrukt als sferisch equivalent en defocus equivalent, 4) het
bepalen van de lenspositie door middel van voorste oogkamer diepte en 5) de
aanwezigheid (en uitgebreidheid) van troebelingen in de media van het oog in
spleetlampfoto's te evalueren.
Onderzoeksopzet
Prospectief vergelijkend observationeel single-arm single-center onderzoek.
Inschatting van belasting en risico
Hoewel wij vinden dat het risico voor patiënten verwaarloosbaar zal zijn, is er
een mogelijk risico dat patiënten twee andere, hoewel zeer vergelijkbare,
kunstlenzen in beide ogen hebben. Als zij hun ogen zouden vergelijken door
afwisselend het ene of het ander oog af te dekken, zouden zij een mogelijk
verschil in helderheid en kleur kunnen ervaren. Gebaseerd op onze klinische
ervaring verwachten wij echter dat mensen geen verschil in kleur of helderheid
tussen hun ogen zullen opmerken. Ten eerste is de kleur en helderheid van deze
2 kunstlenzen zeer vergelijkbaar. Ook is de hoeveelheid strooilicht in normale
fake en pseudofake ogen verschillend in beide ogen van één persoon (hoewel
minder verschillend dan tussen individuen). Daarnaast worden er in de klinische
praktijk vaker verschillende typen kunstlenzen geïmplanteerd bij patiënten in
beide ogen. Een reden hiervoor kan zijn dat een patiënt aan het eerste oog in
een ander ziekenhuis is geopereerd dan aan het tweede oog. Een andere reden kan
zijn dat het ziekenhuis waar de patiënt wordt geopereerd een andere kunstlens
is gaan gebruiken sinds de operatie aan het eerste oog. Het kan ook zijn dat
een bepaalde lenssterkte die nodig is om een bepaalde refractie te behalen niet
beschikbaar is in het model dat gebruik is in het andere oog. Ook kan het zijn
dat voor het ene oog van een patiënt implantatie van een cilindercorrigerende
kunstlens nodig was en voor het andere oog niet. In zo'n geval kunnen er 2
verschillende kunstlenzen worden geïmplanteerd. In de praktijk melden patiënten
echter geen verschil in helderheid of visuele functie tussen beide ogen in deze
gevallen. Er zijn zelfs publicaties over het implanteren van kunstlenzen met
een verschillende kleur of met verschillende optische eigenschappen in de ogen
van patiënten zonder enig discomfort voor hen.
Publiek
Langendijk 75
Breda 4819 EV
NL
Wetenschappelijk
Langendijk 75
Breda 4819 EV
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Diagnose van staar in beide ogen, akkoord met en gepland voor een staaroperatie
aan beide ogen, beoogde implantatie van een non-torische monofocale kunstlens,
een beoogde postoperatieve brilsterkte van emmetropie, leeftijd van tenminste
18 jaar.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Elke comorbiditeit die significant het visueel functioneren beïnvloedt en/of
strooilicht verhoogd en/of visusherstel na de operatie verlengt, personen met
een voorgeschiedenis van een oogheelkundige ingreep, personen met een verhoogde
kans op een gecompliceerde staaroperatie, corneaal astigmatisme van >= 3
dioptrieën.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL70169.100.19 |
Ander register | NL8119 |