Bepalen of behandeling met EPO de noodzaak tot erythrocytentransfusies verminderd bij neonaten met HDN door rodebloedcel alloimmunisatie die behandeld zijn geweest met intrauteriene bloed transfusie(s) (IUT).
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hemolyses en aanverwante aandoeningen
- Neonatale en perinatale aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Percentage kinderen dat een top-up transfusie nodig heeft in de eerste 3
levensmaanden.
Secundaire uitkomstmaten
Aantal transfusies per kind; aantal opnamedagen voor transfusies; afname in
ferritinewaarden; lange termijn ontwikkelingsscore op de leeftijd van 2 jaar
Achtergrond van het onderzoek
De hoeksteen van antenatale behandeling van foetale anemie door rode bloedcel
alloimmunisatie is het geven van intra-uterine transfusies (IUT). Postnataal
worden deze pasgeborenen behandeld met (1) intensieve fototherapie en evt.
wisseltransfusies om hyperbilirubinemie te behandelen en kernicterus te
voorkomen en (2) top-op transfusies (RBC transfusies) om anemie te behandelen.
Tot 80% van de kinderen rode bloedcel alloimmunisatie die met IUT zijn
behandeld, hebben tenminste één rode bloedceltransfusies nodie om late anemie
tijdens de eerste drie levensmaanden te behandelen.
Verschillende factoren worden gedacht bij te dragen aan het optreden van late
anemie, waaronder het geven van IUT's (wat zorgt voor beenmergonderdrukking),
de ernst van de hemolytische reactie, maar ook erythropoetine (EPO)
deficiëntie. EPO wordt in toenemende mate gebruikt in neonaten om anemie te
voorkomen of te behandelen zonder tot nu to bekende korte of lange termijn
bijwerkingen. Meerdere kleine studies en casusverslagen suggereren dat neonaten
die met IUT zijn behandeld voor deze aandoening, baat kunnen hebben bij
behandeling met EPO om het risico op late anemie en daarmee het risico op
transfusies te voorkomen. Echter, de resultaten zijn niet eenduidig en door
gebrek aan bewijs wordt EPO momenteel niet routinematig toegepast in deze
populatie. Om de rol van EPO bij deze patiëntengroep vast te stellen, is een
goed opgezette gerandomiseerde en gecontroleerde klinische studie met een
voldoende aantal patiënten noodzakelijk.
Doel van het onderzoek
Bepalen of behandeling met EPO de noodzaak tot erythrocytentransfusies
verminderd bij neonaten met HDN door rode
bloedcel alloimmunisatie die behandeld zijn geweest met intrauteriene bloed
transfusie(s) (IUT).
Onderzoeksopzet
Gerandomiseerde gecontroleerde studie. Na informed consent, worden de neonaten
gerandomiseerd in de groep die behandeld wordt met darbepoetine alfa
(interventie groep) of in de controlegroep. Darbepoetine wordt vanaf de eerste
levensweek éénmaal per weeks subcutaan toegediend in een dosis van 10 U/kg voor
een periode van 8 weken. Na ontslag uit het LUMC zullen deze injecties gegeven
worden op thuisbezoeken.
Aanvullende therapie met foliumzuur (0.25 mg/dag) wordt aan alle groepen
gegeven (standaard behandeling). Aanvullende
ijzertherapie wordt gegeven als ferritinewaarde < 75 microg/l komt. Volledig
bloedbeeld inclusief hemoglobine en
reticulocytenaantal wordt wekelijks bepaald en leverenzymen (aspartaat
aminotransferase (ASAT), alanine aminotransferase
(ALAT), gamma-glutamyl transferase (gGT) and lactaat dehydrogenase (LDH))
worden maandelijks in alle groepen bepaald
(standaard behandeling). Het aantal erythrocytentransfusies die in de eerste 3
levensmaanden zijn gegeven en het hemoglobine voorafgaand aan een transfusie
worden geregistreerd. Een uniforme transfusiegrens volgens de richtlijnen van
het LUMC zal worden gevolgd. Na ontslag uit het LUMC zullen
erythrocytentransfusies worden gegeven indien het hemoglobine lager is dan 5
mmol/L of bij een hemoblobine tussen de 5 en 6
mmol/l indien klinische symptomen van anemie (lethargie, voedingsproblemen of
failure to thrive) aanwezig zijn. Op de leeftijd
van twee jaar zal bij alle kinderen een psychisch en neurologisch onderzoek
worden verricht en met behulp van de Baley Scales
of Infant Development (derde editie) zal de cognitieve en neurologische
ontwikkeling worden gemeten.
Onderzoeksproduct en/of interventie
EPO in de vorm van darbepoetine alfa subcutane injectie in een dosis van 10 mcg/kg éénmaal per week, voor een periode van 8 weken na de geboorte.
Inschatting van belasting en risico
Matige belasting ten opzichte van controlegroep door subcutane wekelijkse
EPO-injectie, deze belasting lijkt echter beperkt naast de belasting van het
standaard afgenomen bloedmonster. Risico's voor interventiegroep worden mild
tot matig ingeschat, waarbij binnen de neonatale aterme populatie geen ernstige
bijwerkingen zijn beschreven.
Publiek
Albinusdreef 2
Leiden 2333ZA
NL
Wetenschappelijk
Albinusdreef 2
Leiden 2333ZA
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Alle neonaten geboren na tenminste 35 weken amenorroeduur met hemolytische
ziekte van de pasgeborene (door Rhesus-D, -C, -c, -E, Kell of andere rode bloed
cel alloimmunisatie) die behandeld zijn met intra-uteriene transfusie(s) en
opgenomen in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Amenorroeduur bij geboorte < 35 weken
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
metc-ldd@lumc.nl
metc-ldd@lumc.nl
metc-ldd@lumc.nl
metc-ldd@lumc.nl
metc-ldd@lumc.nl
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2017-000583-15-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT03104426 |
CCMO | NL60858.058.17 |