Het beoordelen van de veiligheid, verdraagbaarheid, FK, FD en werkzaamheid van intraveneus toegediende ATB200 als monotherapie en ATB200 in combinatie met oraal toegediende AT2221.
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Congenitale en erfelijke aandoeningen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
* Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van enkelvoudige
oplopende, intraveneus (IV) toegediende doses ATB200
* Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van enkelvoudige
oplopende, IV-toegediende vaste doses ATB200 gelijktijdig toegediend met
oplopende orale doses AT2221
* De farmacokinetiek (FK) formuleren van enkelvoudige oplopende, IV-toegediende
doses ATB200
* De FK formuleren van IV-toegediende enkelvoudige en meervoudige doses van 20
mg/kg ATB200 bij gelijktijdig oraal toegediende doses van 130 mg of 260 mg
AT2221
* De FK formuleren van enkelvoudige en meervoudige doses van 130 mg of 260 mg
AT2221 bij gelijktijdig IV-toegediende ATB200
Secundaire uitkomstmaten
* De werkzaamheid op lange termijn beoordelen van 20 mg/kg IV-toegediende vaste
doses ATB200 bij gelijktijdig oraal toegediende doses van 260 mg AT2221 bij
alle deelnemers uit fase 3
* De veiligheid en verdraagbaarheid op lange termijn beoordelen van 20 mg/kg
IV-toegediende vaste doses ATB200 bij gelijktijdig oraal toegediende doses van
260 mg AT2221 bij alle deelnemers uit fase 3
* De FK formuleren van enkelvoudige en meervoudige doses van rhGAA-spiegel en
totale rhGAA-eiwit concentraties gevolgd door IV-toegediende vaste dosis van 20
mg/kg ATB200 gelijktijdig toegediend met orale dosis 260 mg AT2221 bij
deelnemers naïef voor enzymvervangende therapie (EVT)
* De FK formuleren van enkelvoudige en meervoudige doses van AT2221-spiegel
gevolgd door 20 mg/kg ATB200 IV-toegediend gelijktijdig toegediend met oraal
toegediende 260 mg AT2221 bij EVT-naïeve deelnemers
Achtergrond van het onderzoek
Het beheer van de ziekte van Pompe bevat enzym vervangende therapie (ERT) met
recombinant humaan *-glucosidase (rhGAA), hart- en gastro-intestinale
ondersteuning, spier- en functionele revalidatie, en dieettherapie.
Alglucosidase alfa is de enige goedgekeurde ERT
voor de behandeling van de ziekte van Pompe. Bij personen met IOPD
(infantiel-verworven ziekte van Pompe), heeft de behandeling met alglucosidase
alfa aangetoond dat er een aanzienlijke verbetering van de overleving is in
vergelijking met historische controles (Myozyme bijsluiter 2010). In LOPD
(late-onset ziekte van Pompe) is aangetoond dat alglucosidase alfa een
statistisch significante, zij het bescheiden effect heeft op de 6-minuten
wandeltest (6MWT) en de geforceerde vitale capaciteit (FVC) in vergelijking met
placebo (Myozyme bijsluiter 2010 ). Echter, de meerderheid van de proefpersonen
blijft ofwel stabiel of verslechtert verder terwijl op alglucosidase alfa. De
reden voor het schijnbare suboptimale effect van ERT is onduidelijk, maar kan
gedeeltelijk te wijten zijn aan de slechte weefseltargeting van de huidige ERT
ontwikkeling van anti-rhGAA neutraliserende antilichamen of de progressiviteit
van de onderliggende spier pathologie. Het effect van alglucosidase alfa is
minder duidelijk voor personen die niet-ambulante zijn of beademing ontvangen.
Het Amerikaanse label is voorzien van een waarschuwing met informatie over het
potentiële risico van overgevoeligheidsreactie. Levensbedreigende
anafylactische reacties, waaronder anafylactische shock, zijn waargenomen bij
patiënten die werden behandeld met alglucosidase alfa.
Dit onderzoek heeft als doel om het effect van een meer gerichte rhGAA (ATB200)
te evalueren (ATB200) toegediend met een chaperone (AT2221) dat aangetoond
heeft de stabiliteit van de ERT te verhogen resulterend in de levering van meer
actief enzym naar de doelweefsels. Daarnaast heeft de studie als doel om de
veiligheid, verdraagbaarheid, farmacodynamische (PD) en immunogeniciteit van
ATB200 te evalueren toegediend met AT2221 in niet-ambulante volwassen patiënten
met de ziekte van Pompe, een aanzienlijke populatie die nog moet worden
onderzocht.
Doel van het onderzoek
Het beoordelen van de veiligheid, verdraagbaarheid, FK, FD en werkzaamheid van
intraveneus toegediende ATB200 als monotherapie en ATB200 in combinatie met
oraal toegediende AT2221.
Onderzoeksopzet
Dit is een open-label, nog niet eerder bij een menselijke populatie uitgevoerd
(FIH, first-in-human) onderzoek met een vaste volgorde en oplopende
enkelvoudige en meervoudige doses om de veiligheid, verdraagbaarheid, FK, FD en
werkzaamheid te beoordelen van intraveneus toegediende ATB200 als monotherapie
en ATB200 in combinatie met oraal toegediende AT2221. Het onderzoek wordt
uitgevoerd in vier fasen.
Ongeveer tien tot 12 met EVT bekende (alglucosidase-alfa) ambulante deelnemers
(cohort 1) zullen worden ingeschreven in fasen 1 en 2. In fase 1 worden de
veiligheid, verdraagbaarheid en FK van 5 mg/kg, 10 mg/kg en 20 mg/kg van
IV-toegediende oplopende enkelvoudige doses ATB200 beoordeeld, toegediend met
twee weken tussenpauze. In fase 2 worden de veiligheid, verdraagbaarheid en FK
van oplopende enkelvoudige en meervoudige dosiscombinaties beoordeeld: 20 mg/kg
van IV-toegediende ATB200 gelijktijdig toegediend met 130 mg van AT2221 oraal
toegediend om de 14 dagen (±3 dagen) gedurende 3 doses, gevolgd door 20 mg/kg
van IV-toegediende ATB200 gelijktijdig toegediend met 260 mg van AT2221 oraal
toegediend gedurende 3 doses (Tabel 1). Met EVT bekende ambulante deelnemers,
die fasen 1 en 2 volledig doorlopen, zullen deelnemen aan een langlopend
uitbreidingsonderzoek van de studie, hierna fase 3 genoemd, waarin de
beoordeling wordt voortgezet van de veiligheid, verdraagbaarheid en
werkzaamheid van een verlengde behandeling met 20 mg/kg van IV-toegediende
ATB200 gelijktijdig toegediend met 260 mg van oraal toegediende AT2221.
Daarnaast worden ook regelmatig (om de 6 maanden) functionele beoordelingen
uitgevoerd die relevant zijn voor de ziekte.
In fase 3 zullen ongeveer 12 tot 18 extra deelnemers worden ingeschreven,
waarvan ongeveer 4 tot 6 met EVT bekende niet-ambulante deelnemers zullen zijn
(cohort 2), 5 EVT-naïeve ambulante deelnemers zullen zijn (cohort 3) en
ongeveer 6 tot 8 met EVT bekende ambulante deelnemers zullen zijn die ten
minste 7 jaar EVT hebben voltooid (cohort 4). Deze deelnemers zullen worden
behandeld met 20 mg/kg van IV-toegediende ATB200 gelijktijdig toegediend met
260 mg van AT2221, oraal toegediend om de 2 weken en beoordeeld op veiligheid,
verdraagbaarheid, FD en werkzaamheid. Fase 3 duurt 2 jaar.
De behandelingsperiode van fase 4 start aan het eind van fase 3 en gaat verder
als een open-label uitbreiding tot terugtrekking van de deelnemer,
reglementaire goedkeuring of vergunning voor het in de handel brengen en/of
commercialisatie in het land van de deelnemer, of beëindiging van het onderzoek
door de sponsor, Amicus Therapeutics, Inc. (Amicus).
Van EVT-naïeve deelnemers zullen ook bloedmonsters worden verzameld om de
enkelvoudige en meervoudige doses te beoordelen volgens dezelfde manier zoals
vastgelegd in fase 2, periode 5 voor met EVT bekende ambulante deelnemers. Op
basis van eerdere blootstelling aan EVT wordt verwacht dat de beoordelingen van
de FK vergelijkbaar zullen zijn bij met EVT bekende niet-ambulante deelnemers
en met EVT bekende ambulante deelnemers. Daarnaast mag worden aangenomen dat de
uitgebreide bemonstering in dit onderzoek een grote last betekent voor
niet-ambulante deelnemers. Omwille van deze redenen zullen er geen
FK-beoordelingen worden uitgevoerd bij met EVT bekende niet-ambulante
deelnemers.
Tot met EVT bekende ambulante deelnemers worden volwassenen met de diagnose van
Pompe gerekend die gedurende 2 tot 6 jaar voorafgaand aan de inschrijving
(cohort 1) of * 7 jaar (cohort 4) EVT hebben gekregen en die ten minste 200
meter kunnen lopen tijdens de looptest van zes minuten (6MWT).
Tot met EVT bekende niet-ambulante deelnemers (cohort 2), worden volwassenen
met de diagnose van Pompe gerekend die gedurende *2 jaar voorafgaand aan de
inschrijving EVT hebben gekregen, afhankelijk zijn van een rolstoel en niet in
staat zijn om zelfstandig te lopen.
Tot EVT-naïeve ambulante deelnemers (cohort 3), worden volwassenen met de
diagnose van Pompe gerekend die nooit eerder werden behandeld met EVT en die
ten minste 200 meter kunnen lopen tijdens de 6MWT.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Zie Onderzoeksopzet
Inschatting van belasting en risico
Het is mogelijk dat de behandeling of procedure in kwestie risico's voor de
patiënt meebrengt. De risico's en ongemakken van ATB200 staan opgelijst in
sectie 6 van het patiënteninformatie- en toestemmingsformulier.
De andere risico's, zoals van onderzoekprocedures en zwangerschap zijn:
Bloedmonsterafname: u staat bloedmonsters af als onderdeel van de
onderzoeksprocedures. Wanneer bloedmonsters worden afgenomen, gebeurt dat via
een naald in een ader in uw arm. De afgenomen hoeveelheid bloed is nooit meer
dan wat veilig is en aanbevolen wordt voor iemand van uw lengte.
Risico's die gepaard gaan met bloedafname kunnen zijn:
* Roodheid, zwelling, pijn of ongemak op de plaats waar u met de naald bent
geprikt
* Blauwe plek op de plaats waar u met de naald bent geprikt
* Sommige mensen hebben last van een licht gevoel in het hoofd, duizeligheid
en/of flauwvallen
* Hoewel het zeldzaam is, kan een infectie optreden
Genetisch onderzoek (genmutaties): in dit onderzoek wordt genetisch onderzoek
gedaan om erachter te komen welke mutatie of mutaties u hebt die bij u de
ziekte van Pompe veroorzaakt/veroorzaken, als die informatie nog niet bekend
is. Genetisch onderzoek kan informatie opleveren over hoe gezondheid of ziekte
op u is overgebracht via uw ouders of via u op uw kinderen. Deze kennis kan van
invloed zijn op uw emotionele welzijn. U gaat misschien anders over uzelf en uw
leven denken als u weet dat u en uw kinderen een verhoogd risico liepen op een
ziekte, vooral als daarvoor geen behandeling voor zou zijn.
Vanwege het emotionele risico willen sommige mensen die deelnemen aan klinisch
onderzoek, de resultaten van genetisch onderzoek niet weten. In principe maken
wij resultaten van genetisch onderzoek niet openbaar, tenzij die directe
medische of reproductieve gevolgen heeft voor u of uw familie. U kunt ervoor
kiezen uw gegevens te ontvangen, of juist niet. De beslissing is aan u. Of u er
nu wel of niet voor kiest om de informatie te ontvangen, door in te stemmen met
deelname aan dit onderzoek, doet u geen afstand van uw rechten die u zou hebben
ten aanzien van toegang tot en openbaarmaking van uw medisch dossier. Voor meer
informatie over die rechten kunt u contact opnemen met de onderzoeksarts.
Risico's van zwangerschap en de noodzaak van anticonceptie:
De risico's voor een baby die door u of uw partner wordt verwerkt terwijl u dit
geneesmiddel gebruikt, zijn onbekend. Resultaten van een onderzoek bij zwangere
konijnen dat keek naar hun nakomelingen na doses die hoger waren dan 10 keer de
dosis bij mensen toonde ontwikkelingseffecten op het hart van de nakomelingen.
Daarom moeten vrouwen in het onderzoek die zwanger kunnen raken (dus ovuleren,
premenopauzaal zijn, niet steriel door operatie) en alle mannen in het
onderzoek zich verplichten tot seksuele onthouding of het gebruik van een zeer
effectieve (dubbele barrière) anticonceptiemethode gedurende het gehele
onderzoek en tot 90 dagen na de laatste doses onderzoeksgeneesmiddelen, zoals
hieronder is aangegeven.
Aanvaardbare methodes voor mannelijke deelnemers bij de 1e dosis ATB200 en
AT2221, tot 90 dagen na de laatste dosis onderzoeksgeneesmiddel op grond van
het protocol, zijn:
* condooms met zaaddodend middel
* condooms in combinatie met gebruik van een pessarium door de partner, of
orale, geïnjecteerde of geïmplanteerde hormonale anticonceptiemethoden
* operatieve sterilisatie van de patiënt minstens 26 weken voorafgaand aan het
screeningsbezoek (vasectomie)
Aanvaardbare methodes voor vrouwelijke deelnemers bij de 1e dosis ATB200 en
AT2221, tot 90 dagen na de laatste dosis onderzoeksgeneesmiddel op grond van
het protocol, zijn:
* Totale onthouding: als dit overeenstemt met de gebruikelijke levensstijl van
de proefpersoon of met de levensstijl waaraan zij de voorkeur geeft. Periodieke
onthouding (bijv. kalender-, ovulatie-, thermometrische of
post-ovulatiemethoden) en coïtus interruptus, of terugtrekking, zijn geen
aanvaardbare anticonceptiemethoden
* operatieve sterilisatie van de patiënt minstens 26 weken voorafgaand aan het
screeningsbezoek (zoals verwijdering van de baarmoeder of afbinding van de
eileiders, verwijdering van eierstokken of verwijdering van eileiders)
* sterilisatie van de mannelijke partner(s)
* Gebruik van een combinatie van twee
a) Plaatsing van een niet-hormonaal intra-uterien hulpmiddel of niet-hormonaal
intra-uterien systeem gedurende minstens 12 weken voorafgaand aan het
screeningsbezoek
b) Barrièremethode van anticonceptie: condoom of pessarium (cervixkapje) met
zaaddodend schuim/gel/film/crème/vaginale zetpil (niet van toepassing in
Australië)
c) Hormonale anticonceptie (pil, injectie of implantaat)
Als u of uw partner tijdens dit onderzoek zwanger raakt, informeer de
onderzoeksarts dan onmiddellijk.
Voor een overzicht van de studieprocedures, gelieve te refereren naar bijlage 1
in het ICF.
De intensieve PK bemonstering in deze studie is waarschijnlijk een te grote
last voor de niet ambulante patiënten, daraom worden er geen PK evaluaties
uitgevoerd in de ERT ervaren niet ambulante patiënten.
Publiek
1 Cedar Brook Drive NA
NA NA
US
Wetenschappelijk
1 Cedar Brook Drive NA
NA NA
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Cohort 1
1. Mannelijke en vrouwelijke patiënten van 18 t/m 65 jaar oud
2. De patiënt moet schriftelijke geïnformeerde toestemming geven voorafgaand
aan de onderzoeksgerelateerde procedures
3. Vrouwelijke patiënten van een vruchtbare leeftijd moeten ermee instemmen om
gedurende het gehele onderzoek en tot 90 dagen na de laatste gelijktijdige
toediening van ATB200 en AT2221 een medisch aanvaardbare anticonceptiemethode
te gebruiken
4. De patiënt moet de diagnose ziekte van Pompe hebben gekregen op basis van
een gedocumenteerde deficiëntie van GAA-enzymactiviteit of op basis van GAA
genotypering
5. De patiënt heeft gedurende de voorafgaande 2 t/m 6 jaar EVT met
alglucosidase-alfa (Myozyme/Lumizyme) gekregen
6. De patiënt krijgt op dit moment alglucosidase-alfa (Myozyme/Lumizyme) met
een frequentie van ten minste eens in de twee weken
7. De patiënt heeft de laatste twee infusies gekregen en voltooid zonder een
geneesmiddelgerelateerde ongewenste gebeurtenis die heeft geleid tot het
onderbreken van de dosering
8. De patiënt moet tussen 200 en 500 meter kunnen lopen tijdens de 6MWT
(looptest van zes minuten)
9. De patiënt moet een geforceerde vitale capaciteit (FVC) in stand hebben van
30-80% van de voorspelde normale waarde, Cohort 2
10. Mannelijke en vrouwelijke patiënten van 18 t/m 65 jaar oud
11. De patiënt moet een schriftelijke geïnformeerde toestemming geven
voorafgaand aan de onderzoeksgerelateerde procedures
12. Vrouwelijke patiënten van een vruchtbare leeftijd moeten ermee instemmen om
gedurende het gehele onderzoek en tot 90 dagen na de laatste gelijktijdige
toediening van ATB200 en AT2221 een medisch aanvaardbare anticonceptiemethode
te gebruiken
13. De patiënt moet de diagnose ziekte van Pompe hebben gekregen op basis van
een gedocumenteerde deficiëntie van GAA-enzymactiviteit of op basis van GAA
genotypering
14. De patiënt heeft gedurende *2 jaar EVT met alglucosidase-alfa
(Myozyme/Lumizyme) gekregen
15. De patiënt krijgt op dit moment alglucosidase-alfa (Myozyme/Lumizyme) met
een periodieke of vaste frequentie
16. De patiënt heeft de laatste twee infusies gekregen en voltooid zonder een
geneesmiddelgerelateerde ongewenste gebeurtenis die heeft geleid tot het
onderbreken van de dosering
17. De patiënt moet afhankelijk zijn van een rolstoel en niet in staat zijn om
zelfstandig te lopen, Cohort 3
18. Mannelijke en vrouwelijke patiënten van 18 t/m 65 jaar oud
19. De patiënt moet een schriftelijke geïnformeerde toestemming geven
voorafgaand aan de onderzoeksgerelateerde procedures
20. Vrouwelijke patiënten van een vruchtbare leeftijd moeten ermee instemmen om
gedurende het gehele onderzoek en tot 90 dagen na de laatste gelijktijdige
toediening van ATB200 en AT2221 een medisch aanvaardbare anticonceptiemethode
te gebruiken
21. De patiënt moet de diagnose ziekte van Pompe hebben gekregen op basis van
een gedocumenteerde deficiëntie van GAA-enzymactiviteit of op basis van GAA
genotypering
22. De patiënt moet tussen 200 en 500 meter kunnen lopen tijdens de 6MWT
23. De patiënt moet een FVC in stand hebben van 30-80% van de voorspelde
normale waarde, Cohort 4
24. Mannelijke en vrouwelijke patiënten van 18 t/m 75 jaar oud
25. De patiënt moet schriftelijke geïnformeerde toestemming geven voorafgaand
aan de onderzoeksgerelateerde procedures
26. De deelnemer heeft gedocumenteerde 6MWT tijdens drie afzonderlijke
gelegenheden, elk ten minste zes maanden uit elkaar met ten minste twee waarden
in de afgelopen drie jaar
27. Vrouwelijke patiënten van een vruchtbare leeftijd moeten ermee instemmen
gedurende het gehele onderzoek en tot 90 dagen na de laatste gelijktijdige
toediening van ATB200 en AT2221 een medisch aanvaardbare anticonceptiemethode
te gebruiken
28. De patiënt moet de diagnose ziekte van Pompe hebben gekregen op basis van
een gedocumenteerde deficiëntie van GAA-enzymactiviteit of op basis van
GAA-genotypering
29. De deelnemer heeft gedurende de voorafgaande * 7 jaar EVT gekregen
30. De deelnemer krijgt op dit moment alglucosidase-alfa (Myozyme/Lumizyme) met
een frequentie van ten minste eens in de twee weken
31. De deelnemer heeft de laatste 2 infusies gekregen en voltooid zonder een
geneesmiddelgerelateerde AE die heeft geleid tot het onderbreken van de dosering
32. De patiënt moet tussen 75 en 600 meter kunnen lopen tijdens de 6MWT
33. De FVC in stand moet 85% zijn van de voorspelde normale waarde
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Cohort 1
1. De patiënt heeft binnen 30 dagen of 5 halfwaardetijden van de therapie of
behandeling, naargelang welke termijn langer is, voorafgaand aan het
baseline-bezoek een andere onderzoekstherapie dan alglucosidase-alfa ondergaan,
waaronder ook bijkomende therapie voor de ziekte van Pompe, of verwacht dit
tijdens het onderzoek te zullen doen
2. De patiënt heeft binnen 30 dagen voorafgaand aan het baseline-bezoek een
behandeling met verboden geneesmiddelen gekregen (zie protocol sectie 8.7)
3. De patiënt is zwanger of geeft borstvoeding ten tijde van de screening
4. De patiënt, zowel mannelijk als vrouwelijk, is van plan een kind te krijgen
tijdens het onderzoek
5. De patiënt is afhankelijk van invasieve beademingsondersteuning
6. De patiënt gebruikt *6 uur per dag niet-invasieve beademingsondersteuning
(in wakende toestand)
7. De patiënt heeft een medische of een anderszins verzwakkende aandoening of
bijzonderheid die naar het oordeel van de onderzoeker of de medische monitor
een te groot veiligheidsrisico met zich meebrengt of zijn/haar vermogen om aan
de protocolvereisten te voldoen te zeer belemmert
8. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van anafylaxie op alglucosidase-alfa
9. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van hoge aanhoudende
anti-rhGAA-antistoffen (zie protocol sectie 10.4)
10. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van allergie of gevoeligheid voor
miglustaat of andere iminosuikers
11. Deelnemers met actieve systemsiche auto-immuunziekte, waaronder lupus,
sclerodermie of reumatoïde artritis. Alle deelnemers met auto-immuunziekte
moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus.
12. Deelnemers met actieve bronchiale astma. Alle deelnemers met bronchiale
astma moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus., Cohort 2:
13. De patiënt heeft binnen 30 dagen of 5 halfwaardetijden van de therapie of
behandeling, naargelang welke termijn langer is, voorafgaand aan het
baseline-bezoek een andere onderzoekstherapie dan alglucosidase-alfa ondergaan,
waaronder ook bijkomende therapie voor de ziekte van Pompe, of verwacht dit
tijdens het onderzoek te zullen doen
14. De patiënt heeft binnen 30 dagen voorafgaand aan het baseline-bezoek een
behandeling met verboden geneesmiddelen gekregen
15. De patiënt is zwanger of geeft borstvoeding ten tijde van de screening
16. De patiënt, zowel mannelijk als vrouwelijk, is van plan een kind te krijgen
tijdens het onderzoek
17. De patiënt heeft een medische of een anderszins verzwakkende aandoening of
bijzonderheid die naar het oordeel van de onderzoeker of de medische monitor
een te groot veiligheidsrisico met zich meebrengt of zijn/haar vermogen om aan
de protocolvereisten te voldoen te zeer belemmert
18. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van anafylaxie op alglucosidase-alfa
19. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van hoge aanhoudende
anti-rhGAA-antistoffen
20. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van allergie of gevoeligheid voor
miglustaat of andere iminosuikers
21. Deelnemers met actieve systemische auto-immuunziekte, zoals lupus,
sclerodermie of reumatoïde artritis. Alle deelnemers met auto-immuunziekte
moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus.
22. Deelnemers met actieve bronchiale astma. Alle deelnemers met bronchiale
astma moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus , Cohort 3
23. De patiënt heeft binnen 30 dagen of 5 halfwaardetijden van de therapie of
behandeling, naargelang welke termijn langer is, voorafgaand aan het
baseline-bezoek een enzymvervangende therapie ondergaan, waaronder
alglucosidase-alfa, of enige andere onderzoekstherapie voor de ziekte van Pompe
of verwacht dit tijdens het onderzoek te zullen doen
24. De patiënt heeft binnen 30 dagen voorafgaand aan het baseline-bezoek een
behandeling met verboden geneesmiddelen gekregen
25. De patiënt is zwanger of geeft borstvoeding ten tijde van de screening
26. De patiënt, zowel mannelijk als vrouwelijk, is van plan een kind te krijgen
tijdens het onderzoek
27. De patiënt is afhankelijk van invasieve beademingsondersteuning
28. De patiënt gebruikt * 6 uur per dag niet-invasieve beademingsondersteuning
(in wakende toestand)
29. De patiënt heeft een medische of een anderszins verzwakkende aandoening of
bijzonderheid die naar het oordeel van de onderzoeker of de medische monitor
een te groot veiligheidsrisico met zich meebrengt of zijn/haar vermogen om aan
de protocolvereisten te voldoen te zeer belemmert
30. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van allergie of gevoeligheid voor
miglustat of andere iminosuikers
31. Deelnemers met actieve systemische auto-immuunziekte, waaronder lupus,
sclerodermie of reumatoïde artritis. Alle deelnemers met auto-immuunziekte
moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus
32. Deelnemers met actieve bronchiale astma. Alle deelnemers met bronchiale
astma moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus, Cohort 4
33. De patiënt heeft binnen 30 dagen of 5 halfwaardetijden van de therapie of
behandeling, naargelang welke termijn langer is, voorafgaand aan het
baseline-bezoek een andere onderzoekstherapie dan alglucosidase-alfa ondergaan,
waaronder ook bijkomende therapie voor de ziekte van Pompe, of verwacht dit
tijdens het onderzoek te zullen doen
34. De patiënt heeft binnen 30 dagen voorafgaand aan het baseline-bezoek een
behandeling met verboden geneesmiddelen gekregen
35. De patiënt is zwanger of geeft borstvoeding ten tijde van de screening
36. De patiënt, zowel mannelijk als vrouwelijk, is van plan een kind te krijgen
tijdens het onderzoek
37. De patiënt is afhankelijk van invasieve beademingsondersteuning
38. De patiënt gebruikt * 6 uur per dag niet-invasieve beademingsondersteuning
(in wakende toestand)
39. De patiënt heeft een medische of een anderszins verzwakkende aandoening of
bijzonderheid die naar het oordeel van de onderzoeker of de medische monitor
een te groot veiligheidsrisico met zich meebrengt of zijn/haar vermogen om aan
de protocolvereisten te voldoen te zeer belemmert
40. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van anafylaxie op alglucosidase-alfa
41. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van hoge aanhoudende
anti-rhGAA-antistoffen
42. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van allergie of gevoeligheid voor
miglustat of andere iminosuikers
43. Deelnemers met een actieve systemische auto-immuunziekte zoals lupus,
sclerodermie of reumatoïde artritis; alle deelnemers met een auto-immuunziekte
moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus
44. Deelnemers met actieve bronchiale astma; alle deelnemers met bronchiale
astma moeten worden besproken met de medische waarnemer van Amicus
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2015-004798-34-NL |
CCMO | NL56558.078.16 |