Doelstelling(en) en eindpunten De doelstellingen en relevante eindpunten van het onderzoek zijn als volgt:Primair: De veiligheid en verdraagbaarheid beoordelen van ATL001 als monotherapie en in combinatie met pembrolizumab De frequentie en ernst van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Luchtwegaandoeningen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Eindpunt: De frequentie en ernst van bijwerkingen (AE) en ernstige bijwerkingen
(SAE) na het verzamelen van weefsel en het toedienen van geneesmiddelen voor
lymfodepletie, ATL001 en IL-2.
Secundaire uitkomstmaten
Secundair
Eindpunt(en): De percentsgewijze verandering van de tumorgrootte ten opzichte
van baseline na 6 weken, 12 weken en beste verandering ten opzichte van
baseline.
• Totaal responspercentage (ORR) (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Tijd tot respons (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Responsduur (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Ziektecontrolepercentage (CR + PR + duurzame SD) (op basis van RECIST v1.1).
• Progressievrije overleving (PFS) (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Totale overleving (OS).
Verkennend:
1. De aanhoudendheid, het fenotype en de functionaliteit van cNeT beoordelen en
mogelijke verbanden met klinische uitkomsten verkennen
Aantallen, fenotype en functionaliteit meten van immuuncellen in
uitgangsmaterialen, tussenproducten en het ATL001-product.
Aanhoudendheid, fenotype en functionaliteit meten van toegediende T-cellen in
het perifere bloed.
2. Mogelijke biomarkers beoordelen van klinische werkzaamheid en factoren die
de respons beïnvloeden Veranderingen ten opzichte van baseline in aangepaste
klonale en subklonale mutatie-/neoantigeen-specifieke circulerende tumor-DNA
(ctDNA)-panels.
Mogelijke te verkennen factoren die de respons kunnen beïnvloeden zijn, onder
meer: patiëntgebonden factoren, zoals eerdere behandelingen; tumorbiologische
factoren, zoals totale mutatielast van de tumor bij baseline, T-celinfiltraat
in de tumor, expressie van major histocompatibility complex (MHC) en verlies
van heterozygositeit (LOH-HLA), tumorexpressie van PD-L1 en andere
immuuncheckpointeiwitten, Lung Immune Prognostic Score en primaire vs.
verworven resistentie tegen een PD-1-/PD-L1-remmer; productgebonden factoren,
zoals dosis van de cNeT; de engraftment van de cNeT.
3. De productiesnelheid beoordelen alsook factoren die de kwaliteit van ATL001
kunnen beïnvloeden Aantal producten vervaardigd uit de verzamelde monsters.
Redenen voor het niet produceren van producten.
Mogelijke factoren die de kwaliteit van ATL001 beïnvloeden zijn, onder meer:
patiëntgebonden factoren, zoals eerdere behandelingen; kwaliteit van het
verworven monster; tumorbiologische factoren, zoals expressie van PD-L1 en het
TIL-fenotype.
4. Het nut van een aangepaste ctDNA-plasmatest beoordelen Veranderingen ten
opzichte van baseline in aangepaste klonale en subklonale
mutatie-/neoantigeen-specifieke ctDNA-panels en verbanden met klinische
uitkomsten.
Achtergrond van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is om te begrijpen of een experimentele behandeling
met de naam ATL001 veilig is en voordeel biedt bij volwassen patiënten met
NSCLC. Dit is het eerste onderzoek naar ATL001. Experimenteel betekent dat het
product nog niet is goedgekeurd door een instantie die nieuwe medicijnen
reguleert, en daarom is het niet te koop.
De gepersonaliseerde celtherapie die in dit onderzoek wordt gebruikt, heet
ATL001. Het product wordt bereid door een monster van uw kanker te nemen en een
unieke set *doelwitten* te identificeren die alleen in de kankercellen en niet
in uw normale gezonde cellen voorkomen. Uw immuuncellen worden uit uw tumor
gehaald en in grote hoeveelheden in een laboratorium gekweekt. Het eindproduct,
ATL001, bestaat uit uw eigen immuuncellen, die deze specifieke kankercellen
kunnen herkennen en de kankercellen kunnen doden. Deze cellen worden dan aan u
teruggegeven om de kanker te helpen bestrijden.
Doel van het onderzoek
Doelstelling(en) en eindpunten
De doelstellingen en relevante eindpunten van het onderzoek zijn als volgt:
Primair: De veiligheid en verdraagbaarheid beoordelen van ATL001 als
monotherapie en in combinatie met pembrolizumab
De frequentie en ernst van bijwerkingen (AE) en ernstige bijwerkingen (SAE) na
het verzamelen van weefsel en het toedienen van geneesmiddelen voor
lymfodepletie, ATL001 en IL-2.
Secundair: De klinische werkzaamheid beoordelen van behandeling met ATL001 als
monotherapie en in combinatie met pembrolizumab
De percentsgewijze verandering van de tumorgrootte ten opzichte van baseline na
6 weken, 12 weken en beste verandering ten opzichte van baseline.
• Totaal responspercentage (ORR) (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Tijd tot respons (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Responsduur (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Ziektecontrolepercentage (CR + PR + duurzame SD) (op basis van RECIST v1.1).
• Progressievrije overleving (PFS) (op basis van RECIST v1.1 en imRECIST).
• Totale overleving (OS).
Verkennend:
1. De aanhoudendheid, het fenotype en de functionaliteit van cNeT beoordelen en
mogelijke verbanden met klinische uitkomsten verkennen
Aantallen, fenotype en functionaliteit meten van immuuncellen in
uitgangsmaterialen, tussenproducten en het ATL001-product.
Aanhoudendheid, fenotype en functionaliteit meten van toegediende T-cellen in
het perifere bloed.
2. Mogelijke biomarkers beoordelen van klinische werkzaamheid en factoren die
de respons beïnvloeden Veranderingen ten opzichte van baseline in aangepaste
klonale en subklonale mutatie-/neoantigeen-specifieke circulerende tumor-DNA
(ctDNA)-panels.
Mogelijke te verkennen factoren die de respons kunnen beïnvloeden zijn, onder
meer: patiëntgebonden factoren, zoals eerdere behandelingen; tumorbiologische
factoren, zoals totale mutatielast van de tumor bij baseline, T-celinfiltraat
in de tumor, expressie van major histocompatibility complex (MHC) en verlies
van heterozygositeit (LOH-HLA), tumorexpressie van PD-L1 en andere
immuuncheckpointeiwitten, Lung Immune Prognostic Score en primaire vs.
verworven resistentie tegen een PD-1-/PD-L1-remmer; productgebonden factoren,
zoals dosis van de cNeT; de engraftment van de cNeT.
3. De productiesnelheid beoordelen alsook factoren die de kwaliteit van ATL001
kunnen beïnvloeden Aantal producten vervaardigd uit de verzamelde monsters.
Redenen voor het niet produceren van producten.
Mogelijke factoren die de kwaliteit van ATL001 beïnvloeden zijn, onder meer:
patiëntgebonden factoren, zoals eerdere behandelingen; kwaliteit van het
verworven monster; tumorbiologische factoren, zoals expressie van PD-L1 en het
TIL-fenotype.
4. Het nut van een aangepaste ctDNA-plasmatest beoordelen Veranderingen ten
opzichte van baseline in aangepaste klonale en subklonale
mutatie-/neoantigeen-specifieke ctDNA-panels en verbanden met klinische
uitkomsten.
Onderzoeksopzet
Onderzoeksopzet
Dit is een first-in-human, open-label, multicenter fase 1/2a-onderzoek voor het
kenmerken van de veiligheid en klinische werking van ATL001, intraveneus
toegediend aan tot 50 volwassen patiënten met niet-kleincellige longkanker
(NSCLC).
In cohort A wordt ATL001 toegediend als een enkele dosis met lymfodepletie en
een lage dosis IL-2. Het wordt eerst als monotherapie toegediend (d.w.z. er
zullen geen andere behandelingen worden gegeven in combinatie met of na het
infuus tot het moment van ziekteprogressie).
In cohort B krijgen patiënten die in aanmerking komen één dosis pembrolizumab
tussen dag -13 en -7 voordat deze ATL001 toegediend krijgen, en beginnen dan
opnieuw met een behandeling met pembrolizumab 3 weken nadat ze ATL001 hebben
gekregen (op voorwaarde dat alle immuungerelateerde bijwerkingen op dat moment
zijn verdwenen). De patiënten blijven dan pembrolizumab krijgen, indien ze dit
verdragen, gedurende maximaal 12 maanden, tot maximaal 6 maanden na een totale
respons (CR) of tot een door RECIST v1.1 bevestigde ziekteprogressie,
afhankelijk van wat zich het eerst voordoet.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Dosis, doseringsschema en toediening van het onderzoeksproduct Patiënten die hiervoor in aanmerking komen, krijgen een enkel intraveneus infuus van ATL001 na een voorconditioneringsbehandeling. Het infuus moet zo snel mogelijk na het ontdooien en binnen 30 minuten worden toegediend. De dosering van de toe te dienen actieve cellen zal variëren tussen 1,0 x 107 en 1,0 x 109 CD3+-cellen en er zullen minimaal 20 patiënten met de doelceldosis worden behandeld in cohort A. Als een product voor een patiënt wordt geproduceerd, maar niet voldoet aan de vrijgavespecificaties van het onderzoeksmiddel voor totaal aantal CD45+- of CD3+-cellen en/of autologe celgebaseerde onzuiverheden, zou de behandelend onderzoeker kunnen aanvragen dat het product wordt vrijgegeven voor gebruik door een individuele patiënt onder zijn/haar rechtstreekse verantwoordelijkheid na een passende beoordeling van de mogelijke voordelen en risico's voor de patiënt. In dergelijke gevallen worden de patiënten behandeld en opgevolgd binnen dit protocol volgens de geplande bezoeken en beoordelingen.
Inschatting van belasting en risico
ATL001 kan bijwerkingen veroorzaken:
- lichte tot matige koorts, koude rillingen, hoofdpijn
- lichte tot matige lage bloeddruk
- ICANS
Een aandoening die immuuncel-geassocieerd neurotoxiciteitssyndroom (ICANS)
heet, wordt vaak gemeld bij patiënten die een andere vorm van celtherapie
kregen waarbij de immuuncellen van een patiënt genetisch worden gemodificeerd
voordat ze aan de patiënt worden teruggegeven. ICANS kan diverse symptomen
veroorzaken, waaronder verwarring, agitatie, slaperigheid, moeite met het
verwerken van informatie, moeite met het schrijven en benoemen van voorwerpen,
zenuwfunctieafwijkingen, hallucinaties, toevallen en in ernstige gevallen
zwelling van de hersenen. Het kan nodig zijn om patiënten naar de afdeling
Intensive Care over te brengen voor nauwgezette controle en behandeling. De
symptomen verdwijnen over het algemeen in een periode van 2 tot 10 dagen, maar
sommige verdwijnen pas na weken.
De volgende bijwerkingen komen weinig voor en kunnen ernstig zijn:
- hoge koorts (> 38,5 °C)
- koude rillingen
- zwelling van slijmvliezen
- kortademigheid
- CRS
Een aandoening met de naam cytokineafgiftesyndroom (cytokine release syndrome,
CRS) is zelden gemeld bij patiënten die een andere vorm van celtherapie kregen
waarbij de immuuncellen van een patiënt genetisch worden gemodificeerd voordat
ze aan de patiënt worden teruggegeven. CRS is een ernstige aandoening en
sommige patiënten moesten op de afdeling Intensive Care worden opgenomen. Het
wordt onwaarschijnlijk geacht dat behandeling met ATL001 ernstige CRS zal
veroorzaken, omdat het niet genetisch is gemodificeerd.
Bijwerkingen in verband met DMSO (een onderdeel van de ATL001-behandeling)
komen zeer zelden voor, maar kunnen onder meer zijn: verhoging of verlaging van
de bloeddruk, epileptische aanval of ademhalingsstilstand. De meest voorkomende
reactie is hoge bloeddruk.
ATL001 kan ook bijwerkingen hebben die we op dit moment niet kennen.
Vanwege deze mogelijke risico*s wordt de patient gedurende 2 weken na ontvangst
van de cellen zeer zorgvuldig gecontroleerd en moet de patient gedurende deze
periode in het ziekenhuis blijven.
Pembrolizumab kan ook bijwerkingen hebben. De belangrijkste zijn:
- ontstekingsaandoeningen van longen, huid, maagdarmstelsel
- aandoeningen van endocriene klieren (bijvoorbeeld schildklier, bijnier en
hypofyse)
- bloedarmoede
- pijnlijke gewrichten
- zich zwak voelen
- hoesten
- cytokineafgiftesyndroom
- duizeligheid
- griepachtige ziekteverschijnselen
- infuusgerelateerde reactie
- misselijkheid
- vasthouden van vocht.
Deze symptomen kunnen worden behandeld door geneesmiddelen te geven om de
ontwikkeling van de bijwerkingen te voorkomen en zo nodig door tijdelijk te
stoppen met de behandeling en/of korte kuren met corticosteroïden te gebruiken.
Andere geneesmiddelen die bijwerkingen kunnen veroorzaken
Fludarabine: de vaak voorkomende bijwerkingen van dit geneesmiddel zijn
verminderde eetlust, misselijkheid en braken, vermoeidheid en diarree.
Cyclofosfamide: de vaak voorkomende bijwerkingen van dit geneesmiddel zijn
verminderde eetlust, misselijkheid en braken, vermoeidheid en diarree. Het komt
minder vaak voor dat cyclofosfamide irritatie van de blaas veroorzaakt.
Beide geneesmiddelen richten zich op uw bestaande immuuncellen en verminderen
tijdelijk hun aantal. Het lage aantal bloedcellen kan 14-21 dagen aanhouden en
in deze periode kunnen de patient vatbaar maken voor infecties, die misschien
ernstig zijn en intraveneuze antibiotica vereisen. Daarom mag de patient
tijdens het onderzoek gedurende 4 maanden geen levende vaccins krijgen - één
maand vóór en drie maanden na toediening van fludarabine en cyclofosfamide.
IL-2: IL-2 is een geneesmiddel dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de
behandeling van patiënten met melanoomhuidkanker en nierkanker bij doses die 9
of 18 keer hoger zijn dan in dit onderzoek. In dit onderzoek is het doel ervan
om de ATL001-cellen te helpen overleven nadat ze in het lichaam van de patient
zijn geïnjecteerd.
De hoge doses IL-2 die gedurende lange perioden worden gebruikt om melanoom en
nierkanker te behandelen, gaan gepaard met een verhoogd risico op
hartproblemen, waaronder hartaanval en hartfalen. Een zeldzame bijwerking van
hoge doses IL-2, *capillair leksyndroom* geheten, kan zwelling van armen en
benen, lage bloeddruk, onregelmatige hartslag, kortademigheid en lage
eiwitgehalten in het bloed veroorzaken. Deze bijwerkingen worden niet verwacht
bij de lage dosis IL-2 die in dit onderzoek wordt gebruikt - de meest
voorkomende bijwerkingen die zijn gemeld in andere celtherapieonderzoeken met
lage doses IL-2, zijn verlaagde bloeddruk, diarree, koude rillingen,
misselijkheid, braken en huiduitslag, die snel herstellen na stopzetting van
IL-2.
De patient wordt elke dag in het ziekenhuis gecontroleerd terwijl hij/zij IL-2
krijgt, dus als er problemen zijn, kan het worden gestopt.
Publiek
Hammersmith Road 245
London W6 8PW
GB
Wetenschappelijk
Hammersmith Road 245
London W6 8PW
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Om in aanmerking te komen voor deelname aan dit onderzoek zullen op twee
tijdstippen inclusiecriteria worden toegepast: bij inschrijving voor het
onderzoek voordat tumorweefsel of bloed wordt afgenomen voor de productie van
ATL001 en vervolgens voorafgaand aan lymfodepletie voor de behandeling met
ATL001.
Inclusiecriteria:
1. De patiënt moet bij het screeningbezoek ten minste 18 jaar oud zijn.
2. De patiënt moet schriftelijk geïnformeerde toestemming hebben verleend om
deel te nemen aan het onderzoek.
3. Patiënten moeten een histologisch bevestigde diagnose hebben gekregen van
niet-kleincellige longkanker, waarvan wordt aangenomen dat deze verband houdt
met roken.
4. De patiënt wordt medisch gezien als fit genoeg beschouwd om alle
onderzoeksprocedures en -ingrepen te ondergaan: procedures om bloed en
tumorweefsel te verwerven, waaronder indien nodig algemene verdoving, en om
fludarabine, cyclofosfamide en IL-2 toegediend te krijgen in de doseringen en
volgens de schema's aangegeven in het protocol.
5. De onderzoeker is van mening dat de patiënt in staat is zich aan het
protocol te houden.
6. Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG)-prestatiestatus 0-1.
7. Adequate orgaanfunctie, zoals aangegeven door de volgende
laboratoriumparameters:
a. Hemoglobine >= 10,0 g/dl.
b. Aantal witte bloedcellen (WBC) >= 3,0 x10*/l.
c. Absolute aantal neutrofielen (ANC) >= 1,5 x10*/l.
d. Bloedplaatjes >= 100 x10*/l.
e. PT en APTT < 1,5x bovengrens van de normaalwaarde (ULN) (tenzij de patiënt
een therapeutisch antistollingsmiddel krijgt).
f. ASAT of ALAT <= 2,5x ULN.
g. Bilirubine < 1,5x ULN (< 3x ULN bij het syndroom van Gilbert).
h. Creatinineklaring/geschatte glomulaire filtratiesnelheid (GFR) >= 50 ml/min.
8. Vrouwelijke patiënten die kinderen kunnen krijgen, moeten ermee instemmen
een zeer effectieve anticonceptiemethode te gebruiken tijdens het onderzoek en
gedurende ten minste 12 maanden na het infuus met ATL001. Niet gesteriliseerde
mannelijke deelnemers die van plan zijn seksueel actief te zijn met een
vrouwelijke partner die kinderen kan krijgen, moeten een aanvaardbare
anticonceptiemethode gebruiken vanaf de screening, tijdens de hele
onderzoeksduur en gedurende ten minste 6 maanden na het infuus met ATL001.
Raadpleeg bijlage F voor de vereisten met betrekking tot zwangerschapstesten in
Duitsland. Zie rubriek 4.3 voor meer informatie over aanvaardbare
anticonceptiemethodes.
Naast 1 - 8 moet ook aan de volgende inclusiecriteria worden voldaan voordat
weefsel wordt afgenomen:
9. Om in aanmerking te komen voor weefselafname als onderdeel van dit
onderzoek, moet de patiënt tot één van de volgende groepen behoren:
a. Patiënten met NSCLC in een gevorderd stadium (III-IV) die over bereikbare
ziektelocaties beschikken die geschikt zijn voor de verzameling van adequaat
weefsel voor ATL001-productie voorafgaand aan het begin van de
standaardbehandeling (deze patiënten krijgen alleen ATL001 in geval van
ziekteprogressie na therapieën in de standaardzorg of als ze therapieën in de
standaardzorg niet kunnen verdragen - zie inclusienummer 11).
b. Patiënten met NSCLC in een gevorderd stadium (III-IV) die een
standaardbehandeling krijgen of hebben gekregen en die over bereikbare locaties
met resterend tumorweefsel beschikken, die geschikt zijn voor de verzameling
van adequaat weefsel voor ATL001-productie.
c. Overige patiënten met kanker in een gevorderd stadium, voor wie er geen
alternatieve, goedgekeurde behandelingen beschikbaar zijn, kunnen per geval
worden overwogen en moeten voorafgaand aan inschrijving met de sponsor worden
besproken.
10. Levensverwachting >= 6 maanden op het moment van weefselafname.
Naast 1 - 8 moet ook aan de volgende inclusiecriteria worden voldaan
voorafgaand aan lymfodepletie voor behandeling met ATL001:
11. Patiënten moeten lokaal gevorderde, inoperabele of metastatische NSCLC
hebben, met ziekteprogressie of recidief na standaardzorg, of niet in
aanmerking komen voor therapieën in de standaardzorg, zoals op platina
gebaseerde chemotherapie en een immuuncheckpointremmer, of deze niet kunnen
verdragen.
12. Patiënten moeten een meetbare ziekte hebben volgens de criteria van RECIST
v1.1 voorafgaand aan lymfodepletie. (Als patiënten geen meetbare ziekte hebben
na standaardtherapie, lymfodepletie en ATL001, kan de behandeling worden
uitgesteld tot er bewijs is van meetbare ziekte).
13. De patiënt wordt naar de mening van de onderzoeker goed genoeg bevonden
(bijv. ECOG-prestatiestatus 0-1) om behandeling met ATL001 te ontvangen (dit
wordt voorafgaand aan lymfodepletie gecontroleerd en dan nog eens voorafgaand
aan ontvangst van ATL001).
Naast 1 - 13, moeten patiënten ook aan de volgende inclusiecriteria voldoen om
in aanmerking te komen voor behandeling in cohort B:
14. Voorafgaand aan de behandeling met ATL001 moet een PD-1/PD-L1-remmer
onderdeel zijn geweest van het meest recente behandelplan en moeten patiënten
bij dit behandelplan een radiologisch vastgestelde ziekteprogressie hebben
ervaren.
15. Naast de noodzaak van zeer effectieve anticonceptie, zoals beschreven in
Inclusiecriterium 8 hierboven, moeten vrouwelijke patiënten in cohort B die
kinderen kunnen krijgen ermee instemmen tijdens de behandeling met
pembrolizumab en ten minste 4 maanden na de laatste dosis pembrolizumab
effectieve anticonceptie te gebruiken. Patiënten moeten er ook mee akkoord gaan
vóór elke toediening van pembrolizumab tijdens de behandelingsperiode in cohort
B een urinezwangerschapstest te doen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusiecriteria:
1. Patiënten met bekende metastases in het centrale zenuwstelsel op het moment
van screening.
2. Patiënten met hepatitis B of C, een infectie met het humane
immunodeficiëntievirus (hiv1/2), syfilis of HTLVI/II-infectie (zie rubriek
6.1.1).
3. Patiënten die nooit hebben gerookt (gedefinieerd als < 100 sigaretten
gerookt in hun leven, volgens de criteria van de WGO).
4. Patiënten voor wie er gedocumenteerd bewijs is van een op te volgen
activerende oncogene mutatie (bijv. EGFR, ALK of ROS-1) op het moment van de
eerste screening.
5. Patiënten met een actieve, bekende of een verdenking van een
auto-immuunziekte waarvoor een immunosuppressieve behandeling vereist is.
6. Patiënten die een regelmatige behandeling met steroïden nodig hebben bij een
dosis hoger dan prednison 10 mg/dag (of equivalent).
7. Patiënten met het vena-cava-superiorsyndroom.
8. Patiënten met een huidige of recente geschiedenis van (vastgesteld door de
onderzoeker) klinisch significante, progressieve en/of niet gecontroleerde
nier-, lever-, hematologische, endocriene, long-, hart-, maag-darm- of
neurologische ziekte.
9. Patiënten met een geschiedenis van immuungemedieerde toxiciteit van het
centrale zenuwstelsel, die werd veroorzaakt door (of waarvan wordt gedacht dat
deze werd veroorzaakt door) immunotherapie.
10. Patiënten met een geschiedenis van diarree/colitis van >= graad 2,
veroorzaakt door eerdere immunotherapie binnen 6 maanden voorafgaand aan de
screening. Patiënten die ten minste 6 maanden asymptomatisch zijn geweest of
die na immunotherapie een normale colonoscopie hadden (met een visueel
beoordeelde niet ontstoken mucosa), worden niet uitgesloten.
11. Patiënten die zwanger zijn of borstvoeding geven.
12. Patiënten die in de afgelopen 3 weken een grote operatie hebben ondergaan.
13. Patiënten met een actieve gelijktijdige kanker of een geschiedenis van
kanker in de afgelopen 3 jaar (behalve voor carcinomen in situ, prostaatkanker
in een vroeg stadium met normaal prostaatspecifiek antigeen (PSA) of
niet-melanomateuze huidkanker).
14. Patiënten met een geschiedenis van orgaantransplantatie.
15. Patiënten die eerder experimentele cel- of gentherapieën hebben gekregen.
16. Patiënten met contra-indicaties voor cyclofosfamide, fludarabine en IL-2
bij de doses voorgeschreven door het protocol (raadpleeg de Investigator*s
Brochure voor meer informatie).
17. Patiënten die binnen 3 weken voorafgaand aan de weefsel- en bloedafname een
cytotoxische chemotherapie of anti-angiogenetisch middel hebben gekregen.
18. Patiënten met bewezen ziekteprogressie bij de eerste scan na het begin van
standaard eerstelijnstherapie (refractaire ziekte).
19. Patiënten met een bekende geschiedenis van allergische reacties op
amfotericine B, penicilline en/of streptomycine.
Daarnaast zijn de volgende exclusiecriteria van toepassing om in aanmerking te
komen voor cohort B:
20. Patiënten met contra-indicaties voor pembrolizumab (raadpleeg de meest
recente voorschrijfinformatie (bijv. SPK) voor veiligheidsinformatie voor
pembrolizumab).
Alle exclusiecriteria behalve 2, 3, 4, 17 en 18 zullen opnieuw op alle
patiënten van toepassing zijn voorafgaand aan lymfodepletie voor behandeling
met ATL001:
Daarnaast zijn de volgende criteria van toepassing:
21. Patiënten die binnen 28 dagen voorafgaand aan lymfodepletie een levend
vaccin hebben gekregen.
22. Patiënten met een actieve infectie die antibiotica vereist.
23. Patiënten die binnen 3 weken voorafgaand aan lymfodepletie cytotoxische
chemotherapie hebben gekregen.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2018-001005-85-NL |
CCMO | NL77802.000.21 |