Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-514183-21-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. De primaire doelstelling van deze studie is om te bepalen of bij proefpersonen met matig tot ernstig actieve CU, een behandeling…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Maagdarmstelselontstekingsaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire beoordeling van de werkzaamheid is de tijd tot CU-gerelateerde
complicatie volgens de populatie die het doel heeft bereikt, gedefinieerd door
de subgroep die hun toegewezen behandelingsdoelen heeft bereikt. De tijd tot
CU-gerelateerde complicatie begint vanaf het moment dat de proefpersonen hun
toegewezen doelen bereiken. De primaire vergelijking is tussen proefpersonen
die zijn gerandomiseerd naar de doelbehandeling van corticosteroïdvrije
symptomatische + endoscopische + histologische remissie (groep 3) en
proefpersonen die zijn
gerandomiseerd naar de doelbehandeling van corticosteroïdvrije symptomatische
remissie (groep 1). CU-gerelateerde complicatie wordt gedefinieerd als een van
de volgende: 1) ziekenhuisopname voor behandeling van een CU-opflakkering; 2)
een colectomie voor CU (gedefinieerd als een colectomie voor chronische actieve
of acute ernstige colitis, maar niet primair voor dysplasie); 3)
noodbehandeling (zoals nieuwe initiatie of dosisintensivering van een
corticosteroïd, TNF-antagonist, vedolizumab, tofacitinib of ustekinumab) voor
een gedocumenteerde CU-opflakkering; 4) CU-behandelingsgerelateerde
complicatie; of 5) andere CUziektegerelateerde complicatie. De tijd zal worden
gecensureerd voor proefpersonen die onbereikbaar zijn voor opvolging of voor
proefpersonen die aan het einde van het onderzoek geen CU-gerelateerde
complicaties ervaren.
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire uitkomstbeoordelingen van het onderzoek zullen de
behandelingsgroepen vergelijken met betrekking tot:
1. Tijd tot CU-gerelateerde complicatie in de volledige analyseset, inclusief
subgroepen met of zonder corticosteroïden op het moment dat andere relevante
componenten van de doelbehandeling worden bereikt
2. Of de behandeling naar het doel van symptomatische + endoscopische remissie
(groep 2) superieur is aan een behandelingsdoel
van symptomatische remissie (groep 1) in termen van het primaire eindpunt
(zowel in de volledige als in de populatie die het doel heeft bereikt)
3. Of de behandeling naar het doel van corticosteroïdvrije symptomatische +
endoscopische + histologische remissie (groep 3) superieur is aan een
behandelingsdoel van corticosteroïdvrije symptomatische +endoscopische remissie
(groep 2) in termen van het primaire eindpunt (zowel in de volledige als in de
populatie die het doel heeft bereikt)
4. Tijd tot CU-gerelateerde complicatie (zoals bij de primaire uitkomst en
secundaire uitkomsten 2 en 3) in de subgroep van proefpersonen die tegen week
48 exclusief hun toegewezen doel bereikten en geen hoger doel
5. Tijd die nodig is om de respectievelijke doelen in elke groep te bereiken.
6. In de 3 gerandomiseerde groepen omvat het primaire eindpunt de tijd voor elk
type CU-gerelateerde complicatie afzonderlijk
7. Het effect van de behandeling(en) op CU-gerelateerde complicaties, die wordt
gemedieerd door de behandelingsdoelen
8. Verandering in fecale calprotectinespiegels van baseline tot week 8, 16, 32,
48 en 96 (zowel in de volledige populatie als in de populatie die het doel
heeft bereikt)
9. Verandering in C-reactief proteïne (CRP-) concentratie van baseline tot week
8, 16, 32, 48, 64, 80 en 96 (zowel in de volledige populatie als in de
populatie die het doel heeft bereikt)
10. Verandering in CU-100-score van baseline tot week 16, 32, 48 en 96 (zowel
in de volledige populatie als in de populatie die het doel heeft bereikt)
11. Verandering in gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (health-related
quality of life, HRQoL) met behulp van de vragenlijst voor inflammatoire
darmziekte (Inflammatory Bowel Disease Questionnaire, IBDQ) van baseline tot
week 16, 32, 48, 64, 80 en 96 (zowel in de volledige populatie als in de
populatie die het doel heeft bereikt)
12. Verandering in de vragenlijst voor werkproductiviteit en
activiteitsbelemmering met CU (Work Productivity and Activity Impairment-UC,
WPAI-UC) van baseline tot week 16, 32, 48, 64, 80 en 96 (zowel in de volledige
populatie als in de populatie die het doel heeft bereikt)
13. Verandering in Mayo Clinic-score (MCS; en subcomponenten inclusief de MES)
van baseline tot week 16, 32, 48 en 96 (zowel in de volledige populatie als in
de populatie die het doel heeft bereikt)
14. Verandering in Geboes-score van baseline tot week 16, 32, 48 en 96 (zowel
in de volledige populatie als in de populatie die het
doel heeft bereikt)
15. Verandering in Robarts histopathologie-index (Robarts Histopathology Index,
RHI) scores van baseline tot week 16, 32, 48 en 96 (zowel in de volledige
populatie als in de populatie die het doel heeft bereikt)
16. Verandering in Nancy histologische index (Nancy Histological Index) scores
van baseline tot week 16, 32, 48 en 96 (zowel in de
volledige populatie als in de populatie die het doel heeft bereikt)
17. Het aantal bijwerkingen en ernstige bijwerkingen onder de 3 gerandomiseerde
groepen
18. Beoordeling van urine, ontlasting, darmslijmvlies en bloedmonsters voor
biomarkers en geneesmiddelconcentraties, die verband houden met klinisch
belangrijke resultaten
19. Validatie van de symptomen- en impactvragenlijst voor colitis ulcerosa
(Symptom and Impacts Questionnaire for Ulcerative Colitis, SIQ-UC) hulpmiddel,
voor Engelstalige proefpersonen
Achtergrond van het onderzoek
Ziekteactiviteit en respons op therapie bij colitis ulcerosa (CU) kunnen worden
beoordeeld door een reeks van eindpunten waaronder symptomen, mucosale
activiteit gezien door middel van endoscopie, ziekteactiviteit op cel niveau
gezien met histologie en biomarkers. In de praktijk bestaat er echter een
tegenstrijdigheid tussen deze eindpunten.
Symptomen hebben inherent een zekere subjectiviteit en, als ze worden gebruikt
voor therapeutische besluitvorming leidt dit waarschijnlijk tot onder- of
overbehandeling van de ziekte. Er is een consensus die erkent dat het
verminderen van symptomen niet een goed behandeleindpunt is en dat de
objectieve evaluatie van ontsteking van het slijmvlies door endoscopie
noodzakelijk is. Deze aanbeveling is gebaseerd op het advies van deskundigen,
bij gebrek aan onderzoekgsgegevens die bewijzen dat een objectieve evaluatie
van het slijmvlies door middel van een endoscopie superieur is aan het alleen
evalueren van symptomen. Het bereiken van mucosale genezing wordt geassocieerd
met een lagere terugval in ziekte symptomen, ziekenhuisopname, colectomie en
kanker. Verder is aangetoond dat de combinatie van het bereiken van
symptomatische en endoscopische remissie bij nieuw gediagnosticeerde patiënten
met CU, het aantal gevallen van terugval in ziekte verschijnselen,
ziekenhuisopname en colectomie verlaagt is, in vergelijking met proefpersonen
die een behandeldoel bereiken met alleen symptomatische remissie tot 5 jaar in
follow-up.
Hoewel mucosale genezing (beoordeeld met endoscopie) wordt geaccepteerd als
behandelingsdoel bij CU, is dit behandelingsdoel niet "curatief" en terugval
wordt nog steeds waargenomen bij proefpersonen die dit doel bereiken, ondanks
voortzetting van de therapie. In dit kader, is het belangrijk om te weten dat
histologische ziekteactiviteit, gezien wordt bij ongeveer een kwart van de
proefpersonen met een goede uitslag van de endoscopie. Verschillende studies
geven sterke verbanden tussen het bereiken van remissie op histologisch niveau
en een lager risico op gebruik van corticosteroïden, ziekenhuisopname en
ontwikkeling van darmkanker, vergeleken met alleen endoscopische remissie, wat
suggereert dat het concept van histologische remissie, een onderscheid kan zijn
in de behandelingsdoelen voor CU. Deze observaties hebben ertoe geleid dat
clinici bestaande concepten van diepe remissie betwisten en willen onderzoeken
of genezing op histologische niveau een extra prognostisch voordeel kan
opleveren.
Het bereiken van histologische verbetering en / of remissie bij CU is bij
verschillende therapeutische klassen van geneesmiddelen gemeld, waaronder
aminosalicylaten, corticosteroïden, biologische geneesmiddelen en small
moleculs. In een kleine, open-label studie van proefpersonen met matig tot
ernstig actieve CU, bereikten 35% van de proefpersonenhistologische remissie
(gedefinieerd als een Geboes-score van <= 3,0) na 52 weken behandeling met
infliximab. Gezien het werkingsmechanisme op specifieke darm delen, de
werkzaamheid en het goede veiligheidsprofiel van vedolizumab, is het belangrijk
om te onderzoeken of vedolizumab deze resultaten kan verbeteren. In een post
hoc analyse van 41 proefpersonen uit de GEMINI 1 en GEMINI lange termijn
veiligheid studie met Vedolizumab, bereikten 55% van de roefpersonen naast
endoscopische mucosale genezing , ook histologisch remissie in week 52, ondanks
dat remissie strenger werd gedefinieerd als een Geboes score van <= 1.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-514183-21-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
De primaire doelstelling van deze studie is om te bepalen of bij proefpersonen
met matig tot ernstig actieve CU, een behandeling om het doel van
corticosteroïdvrije symptomatische + endoscopische + histologische remissie te
bereiken, superieur is aan een behandelingsdoel van corticosteroïdvrije
symptomatische remissie, met betrekking tot een primair eindpunt van tijd tot
CUgerelateerde complicatie binnen 80 weken na follow-up na het bereiken van het
doel.
Onderzoeksopzet
In dit gecontroleerde onderzoek in meerdere centra worden proefpersonen met
actieve CU gerandomiseerd in 1 van de 3 groepen, elk met een ander
behandelingsdoel. Groep 1 wordt behandeld met als doel een corticosteroïdvrije
symptomatische remissie; groep 2 wordt behandeld met als doel een
corticosteroïdvrije endoscopische + symptomatische remissie; en groep 3 zal
worden behandeld met als doel een corticosteroïdvrije histologische +
endoscopische + symptomatische remissie. De randomisatie wordt gestratificeerd
volgens de volgende factoren: huidig gebruik van corticosteroïden (ja; nee),
huidig gebruik van immunosuppressiva (ja; nee) en gebruik van
tumornecrosefactor antagonisten (TNF) (huidig; verleden; nooit). De
proefpersonen zullen om de 16 weken behandeling worden gevolgd om te bepalen of
hun toegewezen doel voor remissie is bereikt. In week 16, week 32 en week 48
zal een beoordeling plaatsvinden van symptomen, endoscopische ziekte,
histologische ziekte, gebruik van corticosteroïden en verzameling van urine,
ontlasting, slijmvliezen en bloedmonsters voor biomarkers en
geneesmiddelconcentraties.
Behandelingsalgoritme
Behandelingsalgoritmen zullen gebruik maken van vedolizumab. Een belangrijk
uitgangspunt is dat vedolizumab een gunstig veiligheidsprofiel heeft en veilig
en effectief kan worden gebruikt voor de behandeling van proefpersonen die in
symptomatische remissie zijn, maar die geen endoscopische of histopathologische
remissie hebben bereikt. Onderzoekers worden getraind in de algoritmen en de 3
doelgroepen. De proefpersonen worden geblindeerd voor toewijzing aan de
doelgroep, terwijl onderzoekers niet geblindeerd zijn. Onderzoekers en
centrumpersoneel mogen geen toewijzingen van doelgroepen van de proefpersoon
delen of de door de proefpersoon gerapporteerde symptoomscores beïnvloeden.
Endoscopische en histopathologische beoordelingen zullen worden uitgevoerd door
centrale lezers die geblindeerd zijn voor de toewijzing van doelgroepen. Alle
endoscopische en histopathologische beelden zullen worden verstrekt aan een
niet-geblindeerde externe beoordelaar, samen met details over het gebruik van
corticosteroïden en bezoeken; deze worden gebruikt om de onderzoeker van het
centrum te informeren over de noodzaak om het algoritme te escaleren. Voor de
behandeling van de symptoomgroep zullen de beslissingen gebaseerd zijn op de
zelfgerapporteerde symptomen van bloeding van de proefpersoon, evenals op het
gebruik van corticosteroïden. Als de proefpersoon het doel voor remissie
zonder corticosteroïden heeft bereikt, is verdere escalatie van de behandeling
niet
nodig. Als het doel voor remissie wordt bereikt, maar de proefpersoon
corticosteroïden gebruikt, moet de proefpersoon deze steroïden afbouwen en de
behandeling voortzetten (indien week 16). Als het doel voor remissie niet wordt
bereikt, escaleert de proefpersoon de behandeling (indien week 32). Als het
doel voor remissie niet is bereikt, wordt de behandeling volgens het algoritme
geëscaleerd en vindt er 16 weken later nog een beoordeling plaats. Er zijn 3
mogelijkheden, met een tussenpoos van ongeveer 16 weken, om de behandeling
volgens de
onderzoeksalgoritmen te escaleren. Zodra het doel van remissie voor een
proefpersoon tijdens een gepland bezoek (zonder corticosteroïden) is bereikt,
zal hij/zij de behandeling voortzetten voor de rest van de follow-upbezoeken.
Als de proefpersoon na week 48 zijn doel voor remissie niet heeft bereikt,
worden er naar het oordeel van de onderzoeker, volgende behandelingen
voorgeschreven. Anders wordt van de proefpersonen verwacht dat ze dezelfde
behandeling voortzetten vanaf het moment dat ze het doel voor remissie bereiken
zonder
corticosteroïden.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Groep 1 wordt behandeld met als doel een corticosteroïdvrije symptomatische remissie groep 2 wordt behandeld met als doel een corticosteroïdvrije endoscopische + symptomatische remissie groep 3 zal worden behandeld met als doel een corticosteroïdvrije histologische + endoscopische + symptomatische remissie.
Inschatting van belasting en risico
Deelnemen aan een studie houdt enig risico in. Tijdens de studie kan de
patient, afhankelijk van welke (indien van toepassing) CU behandelingen hij
momenteel krijgt en hoe hij reageert op behandeling, vedolizumab krijgen.
Tijdens de studie mogen er geen andere geneesmiddelen ingenomen worden zonder
overleg met de onderzoeker of het studiepersoneel. Dit omvat vrij verkrijgbare
geneesmiddelen, kruidenmiddelen (tabletten, capsules, enz.) of vitamines. Op
datum van 19 mei 2019 hebben ongeveer 6376 proefpersonen ten minste 1 dosis
vedolizumab gekregen in klinische studies en ongeveer 2553 proefpersonen hebben
vedolizumab gekregen gedurende 12 maanden. Tot op heden werd vedolizumab goed
verdragen in i.v.-studies. Meer dan 20% van de proefpersonen die meer dan 1
dosis vedolizumab gekregen hebben, hadden totaal geen bijwerkingen.
Zelfs al hebben eerdere studies aangetoond dat vedolizumab goed werd verdragen,
toch kan de patient last krijgen van de volgende bijwerkingen:
Zeer vaak (10-20% van de patiënten)
• verslechtering van colitis ulcerosa bij patiënten met CU • gewone verkoudheid
• hoofdpijn • gewrichtspijn Vaak (2-9% van de patiënten)
• misselijkheid • koorts • buikpijn • infectie van de bovenste luchtwegen •
vermoeidheid • braken • laag aantal rode bloedcellen (anemie)
• hoesten • rugpijn • bronchitis • griep • urineweginfectie • duizeligheid •
diarree • sinusinfectie
• griepachtig gevoel • huiduitslag • keelpijn • jeuk • gezwollen enkels • pijn
in armen of benen • buikgriep
• een ontstoken holte gevuld met pus in de buurt van de anus of het rectum
(anaal abces)
• een kleine tunnel die een geïnfecteerde klier in de anus verbindt met een
opening in de huid rondom de anus (anale fistel)
Omdat veel van deze symptomen vaak gemeld worden bij patiënten met CU, is het
niet duidelijk welke samenhangen met vedolizumab, welke samenhangen met de
onderliggende ziekte en welke toevallig zijn opgetreden.
Naast de hierboven genoemde risico*s kunnen vedolizumab en de
onderzoeksprocedures ongekende risico's inhouden. De mogelijkheid bestaat dat
de patient een momenteel ongekende of een onverwachte bijwerking ervaart. Het
is belangrijk dat de patient alle, maar dan ook alle
symptomen/gezondheidsproblemen meldt aan de onderzoeksarts of het
onderzoekspersoneel, ongeacht of hij denkt dat deze problemen verband houden
met het onderzoeksgeneesmiddel. Men zal de patient van nabij volgen voor
bijwerkingen en de onderzoeksarts kan beslissen dat hij het onderzoek voor zijn
eigen veiligheid moet verlaten. Als in de loop van het onderzoek nieuwe
informatie beschikbaar komt, die de bereidheid om aan het onderzoek deel te
nemen kan beïnvloeden, wordt de patient hiervan op de hoogte gebracht.
Zoals met elk geneesmiddel kunnen er allergische reacties optreden. Indien de
patient een heel ernstige allergische reactie krijgt, kan hij sterven. Sommige
dingen die gebeuren tijdens een allergische reactie zijn:
• uitslag (rood worden van de huid of blaarvorming op de huid) • moeite met
ademhalen • piepende ademhaling bij het ademhalen
• plotselinge daling van de bloeddruk • zwelling rond de mond, keel of ogen •
snelle hartslag • zweten
Er is mogelijk een toegenomen kans op het krijgen van een infectie, moeite met
het afweren van een infectie, of het terugkomen van een oude infectie. Er zijn
ernstige infecties voorgekomen. De patient wordt gevolgd voor infecties en
behandeld indien nodig. De patient moet het de onderzoeksarts melden als hij
momenteel eventuele infecties of symptomen van een infectie heeft of onlangs
hebt gehad.
Er is een mogelijkheid dat behandeling met vedolizumab een oude infectie zoals
tuberculose (TB) kan heractiveren. Patienten worden getest om te zien of zij
ooit aan TB bent blootgesteld geweest.
Patiënten met inflammatoire darmziekte hebben een verhoogd risico op darmkanker
en sommige van de geneesmiddelen die momenteel gebruikt worden voor de
behandeling van CU kunnen het risico op bepaalde vormen van kanker verhogen.
Minder dan 1% van de patiënten die vedolizumab kregen als onderdeel van de
CU-studies, werd gediagnosticeerd met kanker, waaronder darmkanker. Het is ook
niet bekend of de gebeurtenissen van kanker door toeval zijn opgetreden of dat
vedolizumab een bijdragende factor was.
Progressieve multifocale leukencefalopathie (PML) is een ernstige en soms
dodelijke hersenontsteking. Er is op dit moment niet voldoende informatie om te
weten of vedolizumab het risico op PML kan verhogen; een risico op PML kan niet
uitgesloten worden. PML wordt veroorzaakt door een virus, genaamd JCV (John
Cunningham virus), dat de hersenen infecteert. Veel mensen zijn drager van het
virus, maar worden niet ziek van PML. Wanneer PML optreedt, is het meestal bij
mensen met een verzwakt immuunsysteem en een verminderd vermogen om infecties
te bestrijden. PML veroorzaakt doorgaans de dood of ernstige handicap. Er
bestaat geen bewezen behandeling, preventie of genezing voor PML. Tijdens dit
onderzoek wordt de patient gevolgd om te zien of hij symptomen van PML hebt.
Men zal de patient de symptomen van PML aanleren. Als de patient een van deze
symptomen hebt, moet hij dit onmiddellijk aan de onderzoeksarts melden. De
onderzoeksarts zal voorbereid zijn om hem te testen en de patient naar een
specialist door te verwijzen voor verder onderzoek indien nodig. Er zijn
mensen gestorven die deelnamen aan klinisch onderzoek naar vedolizumab. De
details van deze gevallen werden beoordeeld door een onafhankelijke
veiligheidsmonitoring commissie die toezicht hield op de veiligheid van deze
onderzoeken bij patiënten. De commissie heeft geen wijzigingen aanbevolen voor
het toezicht van de onderzoeken.
Mogelijke risico*s of ongemakken van de onderzoeken tijdens de studie.
Hieronder worden de studietests/-procedures en de mogelijke risico's en/of
ongemakken ervan beschreven:
Bloedstalen: Pijn, bloeduitstortingen en/of bloedingen op de plek waar de naald
wordt ingebracht. Sommige mensen voelen zich
duizelig of vallen flauw. In zeldzame gevallen leidt bloedafname tot zwelling
en/of ontsteking van de ader.
Flexibele sigmoïdoscopie: Krampen, pijn, een opgeblazen gevoel in de buik
(vaak).Peritonitis (ontsteking van de binnenwand van
de buikholte) (zeldzaam). Perforatie (een gaatje) in de darmwand (zeldzaam). Er
kan een operatie nodig zijn als er perforatie
optreedt (zeldzaam).
Darmbiopsie: Aanhoudend bloeden na het afnemen een biopt of het verwijderen van
een poliep (indien verwijderd) kan voorkomen.
Biopsieresultaten kunnen een darmkanker onthullen, waarvan je nog niet op de
hoogte was.
Stoelgangstaal: Geen ongemak/risico verwacht. Sommige mensen vinden het
verzamelen van stoelgangstalen onaangenaam.
Video-sigmoïdoscopie: Er worden geen ongemakken/risico's verwacht van de
video-opname. Video-opnames worden met een identificatienummer geïdentificeerd.
Er bestaat een kans dat je per ongeluk geïdentificeerd wordt op de
video-opnames maar dat is niet gepland of wordt niet verwacht.
Risico's in verband met reacties op de infusieplaats (i.v.-toediening):
Een reactie op de plaats van de infusie is een plaatselijke reactie die kan
optreden langs de ader waar de medicatie werd geïnjecteerd of in de omgeving
ervan. Symptomen die gepaard gaan met een reactie op de plaats van de infusie,
kunnen roodheid, gevoeligheid, warmte, jeuk of ongemak zijn. Een bijkomend
risico zou kunnen optreden als gevolg van de medicatie die uit het bloedvat
lekt waarin het werd geïnfuseerd, hetgeen pijn, blaarvorming en ernstige
huidletsels kan veroorzaken.
Risico's in verband met reacties op de injectieplaats (onderhuidse toediening):
Een injectieplaatsreactie is een lokale reactie die kan optreden op de plaats
wa
Publiek
Hullenbergweg 278 - 308
Amsterdam 1101BV
NL
Wetenschappelijk
Hullenbergweg 278 - 308
Amsterdam 1101BV
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Proefpersonen moeten voor inschrijving in het onderzoek voldoen aan elk van de
volgende criteria:
1.Leeftijd >= 18 jaar
2.Diagnose van CU voorafgaand aan de screening volgens standaardcriteria
bevestigd door klinisch, endoscopisch en histopathologisch bewijs
3.Matig tot ernstig actieve CU met een Mayo-subscore voor rectale bloeding van
>= 1 en een MES >= 2, met een minimale ziektegrootte van 15 cm en objectief
bewijs van ontsteking dat zichtbaar kan worden gemaakt met een centraal
endoscopisch beeldvormingssysteem
4.Mogelijkheid van de proefpersoon om volledig deel te nemen aan alle aspecten
van dit klinisch onderzoek
5.Er moet schriftelijke geïnformeerde toestemming worden verkregen en
gedocumenteerd
6.Akkoord gaan om niet deel te nemen aan een ander interventioneel onderzoek
voor de duur van dit onderzoek (observationele of andere, niet-interventionele
onderzoeken zijn mogelijk toegestaan, naar goeddunken van de onderzoeker).
7.Voor randomizatie, een negatieve standard of care tuberculose-test (tbc) en
hepatitis B- en C-test, tenzij er negatieve resultaten beschikbaar zijn binnen
de afgelopen 12 maanden
8.Een mannelijke proefpersoon die niet gesteriliseerd* en seksueel actief is
met een vruchtbare* vrouwelijke partner, stemt ermee in om passende
anticonceptie* te gebruiken vanaf ondertekening van de geïnformeerde
toestemming gedurende het hele onderzoek en gedurende 18 weken na de laatste
dosis
9.Een vruchtbare* vrouwelijke proefpersoon die seksueel actief is met een
mannelijke partner die niet is gesteriliseerd*, stemt ermee in om routinematig
passende anticonceptie* te gebruiken vanaf ondertekening van de geïnformeerde
toestemming gedurende het hele onderzoek en gedurende 18 weken na de laatste
dosis*Definities en aanvaardbare anticonceptiemethoden staan beschreven in het
protocol, rubriek 8.6 en de rapportageverantwoordelijkheden zijn gedefinieerd
in het protocol, rubriek 8.6.4 en rubriek 9.3.
10.Bijgewerkt met colorectale carcinoombewaking, volgens de plaatselijke normen
en richtlijnen. Als een proefpersoon niet is bijgewerkt bij de screening, kan
er tijdens de screeningsperiode een
zorgstandaardbeoordeling voor toezicht worden uitgevoerd.
11. Proefpersonen die niet reageren op hun huidige behandeling voor CU
(specifiek criterium voor Nederland).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Proefpersonen die een van de volgende aandoeningen presenteren moeten worden
uitgesloten van het onderzoek:
1.Proefpersonen die in het verleden hebben gefaald (d.w.z. een ontoereikende
respons hadden, verlies van respons, of intolerant waren voor) 2 of meer
verbindingen of klassen van geavanceerde therapeutische opties (biologicals of
kleine moleculen; bijv. anti-TNF*s, ustekinumab of tofacitinib) voor de
behandeling van hun CU
2.Huidige of eerdere behandeling met vedolizumab, etrolizumab of natalizumab
3.Gebruik van topische behandeling (corticosteroïd of 5-aminosalicylaat) binnen
2 weken voorafgaand aan de endoscopie bij screening
4.Verandering naar orale corticosteroïdbehandeling binnen 2 weken voorafgaand
aan randomisatie of een corticosteroïddosis van > 30 mg prednison of equivalent
bij randomisatie
5.Bekende diagnose van de ziekte van Crohn, niet-classificeerbare colitis,
ischemische colitis, stralingscolitis, divertikelziekte die gepaard gaat met
colitis of microscopische colitis
6.Kortedarmsyndroom
7.Positieve ontlastingskweek of een actieve Clostridioides difficile-infectie
(zoals aangetoond door positief toxine en/of antigeen).
8.Zwangere vrouwen
9. Bekende hepatitis B- of C-infectie; als een negatief testresultaat
beschikbaar is in de 12 maanden voorafgaand aan randomisatie, is een nieuwe
test niet vereist
10.Bekende actieve of latente tbc; als een negatief testresultaat beschikbaar
is in de 12 maanden voorafgaand aan randomisatie, is een nieuwe test (per
standard of care) niet vereist
11.Kreeg een onderzoeksgeneesmiddel binnen 30 dagen voorafgaand aan
randomisatie/doeltoekenning
12.Ernstige onderliggende ziekte anders dan CU die naar het oordeel van de
onderzoeker het vermogen van de proefpersoon om volledig aan het onderzoek deel
te nemen zou kunnen verstoren of de veiligheid van de proefpersoon in gevaar
zou brengen (zoals voorgeschiedenis van maligniteiten, ernstige neurologische
aandoeningen, elke onstabiele of ongecontroleerde medische aandoening).
13.Voorgeschiedenis van alcohol- of drugsmisbruik die naar de mening van de
onderzoeker het vermogen van de proefpersoon om de onderzoeksprocedures na te
leven kan verstoren
14.De proefpersoon heeft voorafgaand aan randomisatie een actieve
cerebrale/meningeale ziekte,
tekenen/symptomen of een voorgeschiedenis van progressieve multifocale
leuko-encefalopathie (PML)
15. Overgevoeligheid voor een bestanddeel van vedolizumab
16. Voorgeschiedenis met hiv of een positieve hiv-test bij de screening
(specifiek criterium voor Italië).
17. Andere contra-indicatie(s) voor vedolizumab (specifiek criterium voor
Italië).
18. Voor vrouwen: de proefpersoon is zwanger of geeft borstvoeding, of is van
plan om tijdens de studie of binnen 18 weken na de laatste dosis zwanger te
worden of eicellen te doneren.
19. Voor mannen: de proefpersoon is van plan om tijdens de studie of binnen 18
weken na de laatste dosis sperma te doneren.
20. Vaccinatie met een levend of levend verzwakt vaccin binnen 4 weken
voorafgaand aan de randomisatie of geplande vaccinatie tijdens de uitvoering
van het onderzoek, uitgezonderd vaccinatie voor coronavirusziekte van 2019
(COVID-19).
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2024-514183-21-00 |
EudraCT | EUCTR2019-002485-12-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT04259138 |
CCMO | NL76268.056.20 |