Systolische fases met laminaire en turbulente bloedstroom in perifere slagaderen van patienten met een congenitale aortaklep stenose.

De bloedstroom bij patienten met een congenitaal vernauwde aortaklep vertoont
matige tot forse turbulentie wanneer gemeten juist distaal van de vernauwing.
Deze turbulentie zet zich voort over het arteriele vaatstelsel en is meer
distaal te horen dan wel te meten met behulp van duplex ultrasonografie.
In het verleden is er een observatie gedaan bij een enkele patient met een
aorta klep vernauwing die heeft laten zien dat de turbulentie zich niet, zoals
verwacht, uitstrekt over de gehele systole maar dat deze wordt voorafgegaan
door een korte periode met niet-turbulente of laminaire flow.
Deze observatie, wanneer bevestigd in een grotere groep patienten, kan gevolgen
hebben voor het inzicht in het functioneren van het hart-vaatstelsel. Er is
namelijk een recente theorie, de theorie van arteriele acceleratie, die stelt
dat de slagaders zelf aan het begin van iedere hartslag middels een kortdurende
contractie de uitdrijvingsfase van het hart ondersteunen, zodat de druk golf
vanuit het hart zich kan uitbreiden over de arteriele vaatboom tot in de
kleinste haarvaten van het lichaam.

Doordat de turbulentie als het ware de uitdrijvingsfase van het hart 'labelt'
kan een additioneel effect vanuit de veronderstelde contractie van de arterieen
onderscheiden worden van de bloedstroom op basis van hart contractie.
Systematisch onderzoek hiernaar zou de theorie van arteriele acceleratie kunnen
ondersteunen dan wel ontkrachten.

Het meten van bloedstroomsignalen op verschillende plaatsten in het lichaam bij
patienten met een congenitaal vernauwde aorta klep vernauwing die hiervoor een
operatie ondergaan. Patienten met een ernstige stenose worden geopereerd en
zowel voor als na de operatie gemeten. Patienten met een matige stenose worden
niet geopereerd maar wel tweemaal onderzocht met 3 maanden tussenpoos. Er is
nog een controle groep van patienten die geen aorta stenose hebben. Deze worden
ook tweemaal onderzocht met 3 maanden tussenpoos.
Aan de hand van een kwalitatieve beschrijving van de bloedstroom worden de
metingen beoordeeld op de aanwezigheid en/of mate van turbulentie in proximale
en distale arterieen. Door preoperatieve met postoperatieve metingen te
vergelijken wordt onderzocht of de mate van turbulentie, zoals verwacht,
afneemt na een succesvolle aortaklep vervanging dan wel aortaklep plastiek.

Het onderzoek vraagt van de proefpersonen om twee maal naar het Martini
Ziekenhuis te komen en daar een ultrageluidsonderzoek van ca. 90 min te
ondergaan.