het doel van deze studie is het onderzoeken van het effect van imaginaire rescripting op negatief zelfbeeld in persoonlijkheidsstoornissen en geloofwaardigheid van kerncognities. En daarnaast het effect op diverse symptomen (angst, depressie),…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Persoonlijkheids- en gedragsstoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaat: zelf gerapporteerde zelfbeeldscores op de Rosenberg Self
Esteem Questionnaire (RSE) en VAS schalen met betrekking tot kerncognities
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire uitkomstmaten: psychiatrische symptomen (o.a. depressie, angst) op
de Brief Symptom Inventory (BSI) en de Becks Depression Inventory (BDI) en
welbevinden op de OQ45. Aspecten van de herinnering(sbeelden) zoals valentie,
levendigheid e.a. op VAS schalen.
Achtergrond van het onderzoek
Negatief zelfbeeld is een transdiagnostische factor in diverse psychiatrische
stoornissen, bijvoorbeeld angst- (Sowislo & Orth, 2013), depressie (Brown et
al., 1990) en persoonlijkheidsstoornissen (Lynum et al, 2008). In een
meta-analyse van Morina et al. (2017) bleek Imaginaire Rescripting (IR) een
effectieve techniek in het behandelen van diverse symptoomstoornissen. IR als
'stand-alone' behandeling werd effectief bevonden voor PTSS (Boterhoven de
Haan et al, 2021, Raabe et al., 2015), depressie (Brewin et al., 2009, Wheatley
et al. 2007), obsessief- compulsieve stoornis (Maloney et al., 2014) en sociale
angststoornis (Frets et al. 2014, Wild et al. 2007, 2008). In enkele studies
(Wild et al. 2007, 2008, Frets et al. 2014) waren gevreesde negatieve
evaluaties evenals vastzittende overtuigingen uitkomstmaten, echter formele
zelfbeeldvragenlijsten werden niet gebruikt. Er is aangetoond dat bij sociale
fobie de behandeling van herinneringen aan nare gebeurtenissen - die hebben
geleid tot het ontwikkelen van een negatief zelfbeeld - leidt tot verbetering
van het zelfbeeld en een afname van vermijdingsgedrag (Frets et al. 2014).
IR als onderdeel binnen een schematherapie is onderzocht voor
persoonlijkheidsstoornissen (Arntz & van Genderen 2009, Lobbestael et al. 2010)
en chronische depressie (Renner et al., 2016, 2018).
Omdat IR meestal onderdeel is van een bredere behandeling bij
persoonlijkheidsstoornissen, is er geen onderzoek gedaan naar het specifieke
effect van IR op persoonlijkheidsproblematiek, laat staan gericht op
zelfbeeldproblematiek bij persoonlijkheidsstoornissen. Dus het precieze effect
van en bijdrage van IR aan de behandeling is nog onbekend.
Niet alle patiënten hebben makkelijk toegang tot effectieve behandelingen voor
negatief zelfbeeld omdat er lange wachtlijsten zijn in de specialistische
geestelijke gezondheidszorg (SGGZ) en er een tekort is aan getrainde
therapeuten. Ook is triage niet gericht op negatief zelfbeeld maar vooral op
DSM-5 psychiatrische stoornissen. IR als een korte, 'stand alone' of 'add on'
module kan van waarde zijn in het behandelen van negatief zelfbeeldproblematiek
als transdiagnostische factor bij diverse psychiatrische problematiek,
waaronder ook persoonlijkheidsstoornissen. Maar meer onderzoek is nodig
aangezien IR nog niet specifiek onderzocht is als interventie voor negatief
zelfbeeld. Deze studie is gericht op het onderzoeken van het effect van
imaginaire rescripting op zelfgerapporteerde negatief zelfbeeld bij
persoonlijkheidsstoornissen en het effect op diverse symptomen (angst,
depressie), welbevinden en kerncognities. Dit kan een eerste stap zijn in het
ontwikkelen van een effectieve, begrensde zelfbeeldmodule voor
persoonlijkheidsstoornissen.
Doel van het onderzoek
het doel van deze studie is het onderzoeken van het effect van imaginaire
rescripting op negatief zelfbeeld in persoonlijkheidsstoornissen en
geloofwaardigheid van kerncognities. En daarnaast het effect op diverse
symptomen (angst, depressie), welbevinden. Dit kan een eerste stap zijn in het
ontwikkelen naar een effectieve, begrensde behandelmodule voor negatief
zelfbeeld in persoonlijkheidsproblematiek.
Gebaseerd op de bovengenoemde voorbeelden is deze studie opgezet als een
'single case experimental design (SCED)' met als doel om de volgende
onderzoeksvragen te beantwoorden:
Onderzoeksvragen:
1. Wat is het effect van imaginaire rescripting op negatief zelfbeeld in
persoonlijkheidsstoornissen (primaire uitkomstmaat) en kerncognities?
2. Wat is het effect van imaginaire rescripting op symptomen als angst,
depressie e.a en welbevinden(secundaire uitkomstmaten)?
3. Is imaginaire rescripting (B) effectiever dan een positieve herinnering
ophalen middels imaginatie (C)?
4. Wordt het effect van imaginaire rescripting gemedieerd door afname van
symptomen, verandering in geloofwaardigheid van kerncognities of vermindering
van de levendigheid e.a. van de herinnering?
Hypotheses:
1. Imaginaire rescripting (afgezet tegen een passieve en actieve controle
conditie) leidt tot verbetering van het zelfbeeld zoals te zien is in
toegenomen scores op de zelfbeeld zelfrapportage vragenlijst en verandering
geloofwaardigheid van kerncognities.
2. Imaginaire rescripting (afgezet tegen een passieve en actieve controle
conditie) leidt tot een afname van symptomen als angst en depressie en
toegenomen welbevinden.
3. Het 'rescripting' element is cruciaal: imaginaire rescripting heeft een
sterker effect op het verbeteren van het zelfbeeld en het verminderen van
symptomen dan het activeren van een positieve herinnering.
4. Een verandering in geloofwaardigheid van kerncognities gaat vooraf aan een
afname van symptomen.
Onderzoeksopzet
Studies die veelbelovende resultaten laten zien bereikten significante effecten
met kleine omvang (sample sizes). Bijvoorbeeld de studie van Brewin et al
2009, met N=10 depressieve patiënten en gemiddeld 8 sessies na drie weken van
'baseline control', waarin 'hierarchical linear modelling' grote
behandeleffecten liet zien. Arntz et al (2013) verrichten een gelijktijdig
'multiple baseline case series' onderzoek waarin vluchtelingen (N=6) at random
werden toegewezen aan een baseline duur van 6 tot 10 weken, gevolgd door een 5
weken durende exploratiefase (om te controleren voor het effect van aandacht)
en 10 wekelijkse behandelsessies met IR, dat grote verbeteringen liet zien op
zowel PTSS symptomen (9 patiënten bereikten remissie van de PTSS), als
depressie scores.
De studie van Frets et al. (2014) met N=6 patiënten met sociale fobie, met een
A-B design met drie weken 'baseline controle', toonde verbetering aan van zowel
angst voor sociale interactie als faalangst, na 5-17 wekelijkse IR sessies
(gemiddeld 11.2) Bewijs voor het toepassen van IR in de behandeling van
obsessief-compulsieve stoornis (OCD) werd gevonden door Maloney et al. (2019).
In een A-B-C-D 'single case experimental design' met follow-up, met dertien
deelnemers en - na assessment (A) - en een gerandomiseerde 'baseline' (B) -,
waren in de behandelfase (C) 1-6 wekelijkse IR sessies nodig om een klinisch
relevante verbetering van 35% op de Y-BOCS te bereiken in twaalf van de dertien
patiënten.
Gebaseerd op de bovengenoemde voorbeelden is deze studie opgezet als een
'single case experimental design (SCED)' met als doel om de bovengenoemde
onderzoeksvragen te beantwoorden.
Onderzoeksopzet:
Single case series design met variabele gerandomiseerde 'baseline', bestaande
uit een behandelconditie (B) en een passieve (A) en actieve controle conditie
(C). Resulterend in 6 condities waaraan at random toegewezen wordt: ABACA,
AABACA, AAABACA, ACABA, AACABA, AAACABA
A= 2 weken, AA= 4 weken, AAA= 6 weken gerandomiseerde 'baseline'
wachtlijstconditie, geen interventie (passieve controle conditie
B= imaginaire rescripting: activeren en 'herschrijven' van een emotionele
herinnering (2 sessies)
C= activeren van een positieve herinnering (2 sessies)
Randomisatie zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke persoon, door middel
van 'strootjes trekken' uit 12 opties (2 per conditie) (zoals Arntz et al.,
2013)
Onderzoeksproduct en/of interventie
Behandelprotocol voor imaginaire rescripting (IR) gebaseerd op Arntz & Weertman (1999), Schmucker et al. (1995), Wild et al. (2007, 2008), Wheatley et al. (2007).
Inschatting van belasting en risico
Er is geen sprake van risico voor proefpersonen. Er is sprake van lichte
cognitieve en soms emotionele belasting vanwege de interventie die naast
treatment as usual gevolgd wordt. Dit kost ook wat extra tijd. Omdat de
behandelsessies plaatsvinden naast het reguliere 'treatment as usual' klinische
programma, is er geen belasting van extra reistijd. Ook is er sprake van enige
belasting door het invullen van de vragenlijsten voor dit onderzoek (maximaal 1
uur per week). Gezien dit onderzoek een WMO-plichtig onderzoek is, is er
vrijstelling aangevraagd voor een proefpersoonverzekering.
Publiek
Veldwijk 75
Utrecht 3853 LC
NL
Wetenschappelijk
Veldwijk 75
Utrecht 3853 LC
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Volwassenen tussen 18-60 jaar, gediagnosticeerd met persoonlijkheidstoornis(en)
volgens DSM-5, met zelfgerapporteerd negatief zelfbeeldproblematiek (en score
onder de het afkappunt van 15 op de RSE (Rosenberg Self Esteem Questionnaire),
medicatie vrij of stabiel
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Gebrek aan beheersing van de Nederlandse taal, acute suïcidale ideaties of een
acute psychotische stoornis, actuele stoornis in middelengebruik
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL82676.075.22 |