- Het doel van VANTAGE is om de veiligheid en effectiviteit van de Navitor klep met het FlexNav-toedieningssysteem te evalueren bij patiënten met een gemiddeld en/of laag chirurgisch risico - In dit onderzoek worden ook de veiligheid en…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hartklepaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire veiligheidseindpunt is een samenstelling van mortaliteit ongeacht
de oorzaak of een invaliderende beroerte na 12 maanden..
Het primaire effectiviteitseindpunt is matige of grotere paravalvulaire lekkage
(PVL) 30 dagen na de implantatieprocedure van Navitor.
Secundaire uitkomstmaten
De frequentie van de volgende belangrijke resultaten wordt beoordeeld als
beschrijvende eindpunten voor het onderzoek:
1. Niet-hiërarchische samenstelling van mortaliteit ongeacht de oorzaak,fatale
beroerte/ invaliderende beroerte, type 3/ type 4 bloeding, stadium 3/ stadium 4
acuut nierfalen (stadium 3), ernstige vasculaire complicaties of ernstige
toegangs-gerelateerde non-vasculaire complicaties na 30 dagen
2. Niet-hiërarchische samenstelling van mortaliteit ongeacht de oorzaak of
beroerte na 12 maanden
3. Succesvolle procedure wordt omschreven als succesvolle vasculaire toegang,
plaatsing en ontplooiing van de Navitor-klep; terughalen van het
plaatsingssysteem en correcte positionering van één Navitor-klep op de juiste
anatomische locatie en de afwezigheid van procedurele mortaliteit
4. Mortaliteit (ongeacht de oorzaak, cardiovasculair gerelateerd en klep
gerelateerd) na 30 dagen en na 12 maanden
5. Beroerte (alle beroertes, fataal, invaliderend en niet-invaliderend) na 30
dagen en na 12 maanden
6. TIA na 30 dagen en na 12 maanden
7. Bloeding (type 4, type 3 en type 2) na 30 dagen
8. Ernstige vasculaire complicaties na 30 dagen
9. Ernstige toegangs-gerelateerde non-vasculaire complicaties na 30 dagen
10. Ernstige cardiale structurele complicaties na 30 dagen
11. Acuut nierfalen (stadium 4, stadium 3 en stadium 2) na 30 dagen
12. Permanente plaatsing van pacemaker na 30 dagen en na 12 maanden
13. Myocardinfarct na 30 dagen en na 12 maanden
14. Coronaire obstructie waarvoor interventie nodig is na 30 dagen en na 12
maanden
15. Veranderingen in de functionele status vanaf baseline tot follow-up
beoordelingen na 30 dagen en na 12 maanden (bijv. NYHA-classificatie,
wandeltest van zes minuten, meting van de kwaliteit van leven: Kansas
City Cardiomyopathy Questionnaire (KCCQ))
16. Heropname in het ziekenhuis (klepgerelateerd, procedure-gerelateerd of
overige cardiovasculaire opname) na 30 dagen en na 12 maanden
17. Paravalvulaire lekkage (geen/minimaal, mild, matig of ernstig) bij ontslag,
na 30 dagen, na 12 maanden en jaarlijks (indien verzameld)
gedurende 10 jaar
18. Veranderingen in echocardiografische parameters vanaf baseline tot
follow-up na 30 dagen, na 12 maanden en jaarlijks (indien verzameld)
gedurende 10 jaar (bijv. gemiddeld effectief openingsgebied, gemiddelde
transvalvulaire gradiënt)
19. Herinterventie van aortaklep na 30 dagen, na 12 maanden en jaarlijks
gedurende 10 jaar
20. Endocarditis van protheseklep na 12 maanden en jaarlijks gedurende 10 jaar
21. Structurele klepverslechtering na 12 maanden en jaarlijks gedurende 10 jaar
22. Niet structureel klep dysfunctioneren na 12 maanden en jaarlijks gedurende
10 jaar
23. Succesvolle coronaire toegang indien nodig na 12 maanden en jaarlijks
gedurende 10 jaar
24. Klinisch significante trombose van de prothetische klep na 12 maanden en
jaarlijks gedurende 10 jaar
Achtergrond van het onderzoek
Aortastenose is de meest voorkomende primaire klepziekte die chirurgisch of
door katheterinterventie verholpen kan worden. Zodra de stenose erger wordt,
krijgt een patiënt mogelijk last van pijn op de borst en kortademigheid. Vaak
wordt dit behandeld met een vervanging van de aortaklep. Sinds 2002 is de
vervanging van een aortaklep via een katheter mogelijk. Niet alle patiënten
komen in aanmerking voor een vervanging van de hartklep via een katheter.
De primaire doelen van aortaklepvervanging zijn het verminderen van het risico
op mortaliteit, dat kan oplopen tot 25% per jaar als het onbehandeld blijft, en
klinische symptomen verlichten, zoals angina pectoris en dyspnoe.
In 2012 werd de TAVI-techniek erkend in de ESC/EACTS-richtlijnen voor de
behandeling van valvulaire hartziekten met een klasse I-indicatie voor
patiënten die niet geschikt zijn voor chirurgie en een klasse IIA-indicatie
voor patiënten met een hoog chirurgisch risico. In 2014 werden vergelijkbare
klasse I-indicaties voor TAVI opgenomen in de ACC/AHA-richtlijnen voor
valvulaire hartziekten. In 2017 zijn de AHA/ASC ACC/AHA-richtlijnen voor
valvulaire hartziekten herzien om een klasse IIA-indicatie voor TAVI op te
nemen als een redelijk alternatief voor patiënten die als gemiddeld chirurgisch
risico worden beschouwd.
De hulpmiddelen die in dit klinisch onderzoek worden onderzocht zijn de
Navitor-transkatheter-aortaklep en het Navitor-laadsysteem. Beide zijn
goedgekeurd en op de markt toegelaten voor implantatie bij patiënten met een
hoog chirurgisch risico. Het FlexNav*-plaatsingssysteem wordt ook gebruikt bij
het onderzoek en deze is goedgekeurd en commercieel verkrijgbaar. De
Navitor-klep, het FlexNav-plaatsingssysteem en het Navitor-laadsysteem worden
gebruikt volgens de gebruiksaanwijzing.
Sinds protocol versie B kan ook gebruik gemaakt worden van de Navitor Titan
klep en het bijbehorende loadingssysteem, beide zijn alleen in deze studie te
gebruiken en niet commercieel verkrijgbaar.
Doel van het onderzoek
- Het doel van VANTAGE is om de veiligheid en effectiviteit van de Navitor klep
met het FlexNav-toedieningssysteem te evalueren bij patiënten met
een gemiddeld en/of laag chirurgisch risico
- In dit onderzoek worden ook de veiligheid en effectiviteit van de
Navitor-klep in een klep-in-klep-toepassing geëvalueerd.
- Doel is ook het verkrijgen van CE-markering voor de Navitor-klep en het
Navitor laadsysteem voor patiënten die als gemiddeld of laag chirurgisch
risico worden beschouwd.
Onderzoeksopzet
Het klinische VANTAGE-onderzoek is een prospectief, eenarmig, internationaal,
multicenter onderzoek voorafgaand aan het in de handel brengen dat is opgezet
in overeenstemming met ISO-norm 14155:2020.
Onderzoeksproduct en/of interventie
TAVI procedure waarbij een Navitor-klep wordt geïmplanteerd.
Inschatting van belasting en risico
In vergelijking met een standaard TAVI implantatie, brengen de additionele
studiehandelingen weinig risico's met zich mee. Ook de vervolgbezoeken volgen
de reguliere controles en komen daarvoor in de plaats. Een TAVI is minder
invasief in vergelijking met een chirurgische klepvervanging.
Publiek
Standaardruiter 13
VEENENDAAL 3905 PT
NL
Wetenschappelijk
Standaardruiter 13
VEENENDAAL 3905 PT
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Proefpersoon die door een hartteam, inclusief een hartchirurg, wordt
beoordeeld als geschikt voor transkatheter-hartklepinterventietherapie, en naar
het oordeel van het hartteam van het centrum wordt de proefpersoon geacht een
gemiddeld of laag risico te lopen op een open chirurgische aorta klepvervanging
(d.w.z. het hartteam schat het risico op chirurgische mortaliteit < 7% na 30
dagen, rekening houdend met de STS-risicoscore (Society of Thoracic Surgeons),
de algehele klinische status en andere klinische comorbiditeiten die niet
worden gemeten met de risicocalculator.) . #, F*
2. Functionele classificatie II, III of IV volgens de New York Heart
Association (NYHA) #
3. De proefpersoon heeft de wettelijke leeftijd voor het geven van toestemming
in het land waar het onderzoek wordt gedaan.
4. De proefpersoon is op de hoogte gebracht van de aard van het onderzoek, gaat
akkoord met de bepalingen ervan en heeft schriftelijke gei*nformeerde
toestemming gegeven, zoals goedgekeurd door de ethische commissie (EC) van het
betreffende klinische centrum.
5. De proefpersoon is in staat en bereid om terug te komen voor de vereiste
follow-up bezoeken en -beoordelingen.
6. Degeneratieve aortaklepstenose met echo-afgeleide criteria, gedefinieerd
als: aortaklep- oppervlak (AVA) van <= 1,0 cm2 (of gei*ndexeerd effectief
openingsgebied (EOA) <= 0,6 cm2/m2) EN ofwel gemiddelde gradie*nt >= 40 mmHg, of
pieksnelheid van de bloedstroom over de aorta >= 4,0 m/s, of doppler velocity
index (DVI) <= 0,25. Het echocardiogram dat de in aanmerking komende
AVA-baselinemeting ondersteunt, moet worden uitgevoerd binnen 90 dagen
voorafgaand aan de gei*nformeerde toestemming. #
7. Diameter aorta annulus van 19-30 mm en diameter aorta ascendens van 26-44 mm
voor de gespecificeerde klepgrootte vermeld in de gebruiksaanwijzing, zoals
gemeten met CT (systolische fase) uitgevoerd binnen 12 maanden voorafgaand aan
gei*nformeerde toestemming. * Criteria niet van toepassing voor klep-in-klep
cohort
# Geschiktheidscriteria met het label "#" zijn niet van toepassing op het
ViV-cohort. Sites in Zwitserland nemen niet deel aan de ViV-inschrijving.
F In Frankrijk en Zwitserland geldt dat als een proefpersoon als een laag
chirurgisch risico wordt beschouwd, de proefpersoon 75 jaar of ouder moet zijn
om in dit onderzoek te worden opgenomen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Proefpersonen die zwanger zijn of borstvoeding geven of proefpersonen die
een zwangerschap plannen tijdens de follow-upperiode van het klinisch
onderzoek. Een zwangerschapstest is verplicht voor alle vrouwen in de
vruchtbare leeftijd. 2. De noodzaak tot spoedoperatie om welke reden dan ook.
3. De levensverwachting is naar de mening van de onderzoeker minder dan 2 jaar.
4. De aanwezigheid van een andere anatomische of comorbide aandoening, of een
andere medische, sociale of psychische aandoening waardoor de proefpersoon naar
de mening van de onderzoeker minder goed in staat zou kunnen zijn om deel te
nemen aan het klinische onderzoek of om de follow-upvereisten na te leven, of
waardoor de wetenschappelijke deugdelijkheid van het klinische onderzoek in het
geding zou kunnen komen. 5. Onbekwame personen, gedefinieerd als personen die
geestelijk ziek zijn, geestelijk gehandicapt zijn, personen met ernstige
dementie of personen zonder wettelijke bevoegdheid. 6. Personen die niet kunnen
lezen of schrijven. 7. Huidige deelname aan een onderzoek met een experimenteel
geneesmiddel of experimenteel hulpmiddel dat het primaire eindpunt nog niet
heeft bereikt of dat mogelijk de resultaten van dit onderzoek kan bei*nvloeden.
8. Bewijs van een acuut myocardinfarct [gedefinieerd als: Myocardinfarct met
ST- segmentverhoging (STEMI) of myocardinfarct zonder ST-segmentverhoging
(NSTEMI) met acute ischemiesymptomen en verhoging van troponine 9. Onbehandelde
klinisch significante aandoening van de kransslagaders waarvoor
revascularisatie nodig is. 10. Elke percutane coronaire of perifere
interventionele procedure die binnen 30 dagen voorafgaand aan de indexprocedure
(met uitzondering van een pacemaker of implanteerbare
cardioverter-defibrillator (ICD-implantaat) is uitgevoerd of binnen 30 dagen na
de indexprocedure is gepland. 11. Bloeddyscrasie, gedefinieerd als: leukopenie
(WBC < 3000 mm3), acute anemie (Hb < 9 g/dl), trombocytopenie (aantal
bloedplaatjes < 50.000 cellen/mm³); voorgeschiedenis van bloedingsdiathese of
coagulopathie. 12. Weigering van bloedproducten. 13. Cardiogene shock die zich
manifesteert door laag hartminuutvolume, vasopressorafhankelijkheid of
mechanische hemodynamische ondersteuning. 14. Hemodynamische instabiliteit
waarvoor inotrope ondersteuning of mechanische hartondersteuning nodig is. 15.
Hypertrofische cardiomyopathie met obstructie. 16. Actieve peptische maag- of
darmzweer of bloeding van bovenste deel van het maagdarmstelsel binnen 3
maanden voorafgaand aan de indexprocedure die antistolling zou uitsluiten. 17.
Bekende overgevoeligheid, hypersensitiviteit of contra-indicatie, inclusief
personen die aan een van de volgende voorwaarden voldoen: a. Proefpersonen die
geen bloedplaatjesaggregatieremmers of anticoagulantia kunnen gebruiken, # b.
Personen die gevoelig zijn voor contrastmiddelen die niet adequaat kunnen
worden behandeld met pre-medicatie, c. Personen die een bekenede
overgevoeligheid hebben voor nitinol (nikkel of titanium), of d. Proefpersonen
met een klinische contra-indicatie die contrast-CT-beeldvorming uitsluit #
Opmerking: proefpersonen die na de procedure een antibloedplaatjes- of
antistollingstherapie kunnen krijgen, komen in aanmerking voor de studie. 18.
Recent (binnen 6 maanden vo*o*r de datum van de indexprocedure)
cerebrovasculair accident (CVA) of een transie*nte ischemische aanval (TIA) 19.
Nierinsufficie*ntie (creatinine > 3,0 mg/dl of eGFR < 30 ml/min/1,73 m2) en/of
nierziekte in het eindstadium die chronische dialyse vereist. 20. Actieve
bacterie*le endocarditis binnen 6 maanden voorafgaand aan de indexprocedure 21.
Een positieve COVID-19-test binnen 30 dagen voorafgaand aan de indexprocedure
22. Leverfalen (Child-Pugh-klasse B of C) 23. Patie*nten met atriumfibrilleren
die geen anticoagulantia gebruiken of bij wie geen linker hartoor afsluiter
gei*mplanteerd is. 24. Symptomatische ziekte van de halsslagader of vertebrale
slagader, significante ziekte van de halsslagader of vertebrale slagader die
interventie vereist, of een succesvolle behandeling van stenose van de
halsslagader of vertebrale slagader binnen 30 dagen voorafgaand aan de
indexprocedure. 25. Ernstige pulmonale hypertensie met een pulmonale
systolische druk van meer dan twee derde van de systemische druk 26. Ernstige
longziekte (FEV1 < 50% van voorspelde waarde) of gebruikt momenteel zuurstof
thuis 27. Ongunstige anatomie van de borstkas of aandoeningen of complicaties
van eerdere operaties waardoor het operatierisico van de proefpersoon wordt
ingeschat als hoog (mediastinitis, stralingsschade, abnormale borstwand,
porseleinen aorta, verkleving van aorta of mammaria interna (IMA) aan het
sternum, enz.).# 28. Significante kwetsbaarheid naar het oordeel van het
hartteam (na objectieve beoordeling van kwetsbaarheidsparameters) die duidt op
een hoog of extreem operatierisico.# 29. Gemengde aortaklepaandoening
(aortastenose en aortaregurgitatie met predominante aortaregurgitatie 3-4+) #
30. De aortaklep is een aangeboren unicuspide of bicuspide aortaklep, zoals
gecontroleerd met echocardiografie of CT.# 31. Niet-verkalkte aorta-klep. # 32.
Ernstige ventriculaire disfunctie met LVEF < 30%, gemeten met echocardiografie
in rust 33. Reeds bestaande prothetische hartklep of een ander implantaat
(zoals een prothetische ring of trans-katheter klep reparatie clip) in een
willekeurige klep positie. (Notitie: Proefpersonen met een bioprothetische
aortaklep kunnen worden opgenomen in het cohort met klep-in-
kleptoepassing.)34. Ernstige ringvormige verkalking van de annulus mitralis
(MAC) die doorloopt in het linkerventrikel-uitstroomkanaal (LVOT).# 35.
Uitgebreide verkalking van linkerventrikel-uitstroomkanaal. # 36. Ernstige
(groter of gelijk aan 3+) mitralisregurgitatie of ernstige mitralisstenose met
longbeschadiging. 37. Ernstige tricuspidalisregurgitatie of ernstige
rechterventrikeldysfunctie. 38. Bewijs van intracardiale massa, trombus of
vegetatie op echocardiografie of multi-slice computertomografie (MSCT). 39.
Significante aorta-aandoening, inclusief aneurysma van aorta abdominalis of
thoracalis, gedefinieerd als maximale luminale diameter van 5,5 cm of groter,
of aneurysma van aorta ascendens gedefinieerd als maximale luminale diameter
van 5 cm of groter. 40. Uitgesproken kronkeling van de aorta (scherpe bocht) of
ernstig 'ontvouwen' en kronkelen van de thoracale aorta (alleen van toepassing
bij transfemorale toegang). 41. Atheroom van de aortaboog ( dik [> 5 mm],
uitpuilend of zwerend). 42. Aanzienlijke vernauwing (verkalking en
onregelmatigheden in het oppervlak) van de abdominale of thoracale aorta. 43.
Hoek aortawortel > 70°. 44. Groot risico op coronaire obstructie (bijv. lage
coronaire ostia (< 10 mm), smalle sinus van Valsalva die adequate coronaire
perfusie zou verhinderen, of grote lekken van de aortaklep in de buurt van de
coronaire ostia). 45. Kenmerken van het toegangsvat die veilige inbrenging van
het FlexNav-plaatsingssysteem onmogelijk maken, zoals ernstige obstructieve
verkalking, uitstekende trombus of ernstige kronkeling. 46. Minimale diameter
van toegangsvat van < 5,0 mm voor FlexNav-plaatsingssysteem small en < 5,5 mm
voor FlexNav-plaatsingssysteem large. 47. Anatomie van de aorta ascendens die
een veilige plaatsing van de klep in de natieve aorta annulus verhindert. 48.
Excentriciteitsverhouding van de annulus < 0,73 * Criteria niet van toepassing
voor klep-in-klep cohort
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
ClinicalTrials.gov | NCT04788888 |
CCMO | NL76500.000.21 |