Primair:Het verschaffen van toegang tot abrocitinib voor adolescente en volwassen patiënten met of zonder topische achtergrondtherapie en onvoldoende behandelopties als gevolg van onvoldoende respons op of intolerantie voor beschikbare goedgekeurde…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Epidermale en dermale aandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Niet van toepassing.
Secundaire uitkomstmaten
• Incidentie van tijdens de behandeling optredende bijwerkingen (AE*s) en
ernstige bijwerkingen (SAE*s).
• Incidentie van ernstige bijwerkingen (SAE*s) en AE*s die tot stopzetting
leiden.
• Incidentie van ernstige infecties, gedefinieerd als enige infectie (viraal,
bacterieel en schimmel) waarvoor ziekenhuisopname of parenterale antimicrobiële
middelen nodig zijn.
Achtergrond van het onderzoek
1.1.1. Atopische dermatitis
Atopische dermatitis (AD), ook bekend als atopisch eczeem, is een vaak
voorkomende chronische, inflammatoire huidaandoening die gekenmerkt wordt door
schilferige huidlaesies, intense pruritus en een algehele achteruitgang van de
kwaliteit van leven. In de afgelopen 50 jaar is AD meer gangbaar geworden, met
name in geïndustrialiseerde landen met een gematigd klimaat, zoals de Verenigde
Staten (VS).1,2 AD is een van de vaakst voorkomende chronische, terugkerende
dermatosen in de kindertijd, die ongeveer 15-30% van alle kinderen in de VS
treft en waarbij velen de ziekte blijven houden tot in de volwassenheid, met
een levenslange prevalentie bij 34% van de kinderen die AD hadden.3 In eerdere
rapporten is aangegeven dat in tot 70% van de gevallen de ziekte sterk
verbetert of verdwijnt in de late kindertijd, hoewel recentere bevindingen
suggereren dat ziekteactiviteit manifest blijft gedurende een langere periode.
Op basis van in totaal 7.157 patiënten die deelnamen aan het onderzoek
Pediatric Eczema Elective Registry (PEER), met in totaal 22.550 persoonsjaren,
werd geconcludeerd dat symptomen die gepaard gaan met AD persisteren tot ver in
het tweede levensdecennium en waarschijnlijk langer.4 Op elke leeftijd had meer
dan 80% van de PEER-onderzoekspatiënten symptomen van AD en/of actief gebruik
van medicatie voor de behandeling van AD.
Van de momenteel beschikbare behandelingen biedt geen enkele genezing; daarom
zijn de belangrijkste doelen van de bestaande behandelingen de vermindering van
huidlaesies, vermindering van het optreden van acute opflakkeringen, verlenging
van de tijd tussen de recidieven en vermindering van pruritus en de daaruit
voortkomende slaapstoornissen.5,6
Niet-medicinale topische behandelingen zijn onder meer zalven. Medicinale
topische behandelingen voor matige tot ernstige AD omvatten topische
corticosteroïden (TCS) (bijv. bètamethason, clobetasol, fluocinonide), topische
calcineurineremmers (TCI) (bijv. pimecrolimus, tacrolimus) en
teerzalfpreparaten. TCS zijn beperkt wat betreft de behandelingsduur (bijv.
corticosteroïd-gebruik is beperkt tot 2 tot 4 weken) en de lichaamsregio van
behandeling, vanwege consistente huidtoxiciteiten en risico*s door hun brede
immunosuppressieve werking. TCI spelen een beperkte rol als
tweedelijnsbehandeling vanwege hun beperkingen in de duur en het lichaamsgebied
van de behandeling.
Er is een beperkt aantal goedgekeurde systemische behandelingen voor matige tot
ernstige AD en in de VS zijn corticosteroïden en dupilumab de enige
goedgekeurde systemische geneesmiddelen. Volgens de richtlijnen van de American
Academy of Dermatology (AAD) moet het gebruik van steroïden worden vermeden bij
de behandeling van AD en uitsluitend worden gereserveerd voor acute, ernstige
exacerbaties en als kortdurende overbruggingstherapie naar andere systemische
steroïdbesparende behandelingen.7
Dupilumab, een injecteerbaar humaan monoklonaal antilichaam dat zich richt op
IL*4 en IL 13, is in maart 2017 door de FDA goedgekeurd en in september 2017 in
Europa goedgekeurd voor de behandeling van matige tot ernstige AD. De
behandeling met systemische corticosteroïden heeft bekende en goed
gedocumenteerde bijwerkingen. Behandeling met dupilumab heeft het risico op
reacties op de injectieplaats, allergische reacties, oog- en ooglidontsteking
en koortsblaasjes. Een andere mogelijke beperking van dupilumab is de
mogelijkheid tot ontwikkeling van antigeneesmiddel-antilichamen, die in de loop
van de tijd kunnen leiden tot verlies van werkzaamheid en de ontwikkeling van
veiligheidsproblemen zoals serumziekte-achtige reacties. Bovendien wordt
dupilumab afgegeven via een subcutane injectie, een toedieningsmethode die
mogelijk niet door alle patiënten goed wordt verdragen. Gedurende een 1-jarig,
gerandomiseerd, dubbelblind onderzoek met dupilumab was in de groep met 300 mg
dupilumab om de 2 weken (onderhoudsdosis voor de markt) plus TCS het geschatte
verschil ten opzichte van placebo in het Investigator*s Global Assessment (IGA)
responspercentage en Eczema Area and Severity Index (EASI)-75 responspercentage
(>= 75% verbetering ten opzichte van baseline in EASI score) respectievelijk 26%
en 46%. Het responspercentage voor placebo was respectievelijk 12% en 23% voor
IGA en EASI-75.8 Er is behoefte aan behandelingen voor de patiënten die niet
reageren op dupilumab of die na respons geen verbetering tonen met dupilumab.
De ontwikkeling van mogelijke behandelingen met verdere verbeteringen qua
werkzaamheid blijft gewenst.
In Europa is cyclosporine goedgekeurd voor gebruik bij patiënten met ernstige
AD bij wie systemische behandeling noodzakelijk is. Het gebruik van
cyclosporine wordt in verband gebracht met verscheidene ongewenste bijwerkingen
en vanwege de smalle therapeutische index wordt sporadische therapeutische
geneesmiddelcontrole aanbevolen. Bekende bijwerkingen omvatten infecties,
niertoxiciteit, levertoxiciteit, huidmaligniteiten, lymfoom en andere
maligniteiten.
Er is voornamelijk een onvervulde medische behoefte aan een gemakkelijk
toedienbare behandeling met een aanvaardbaar veiligheidsprofiel, voor
doorlopend en intermitterend gebruik, die werkzaam is voor matige tot ernstige
AD en werkzaam is voor patiënten bij wie andere goedgekeurde medicinale
topische of systemische behandelingen hebben gefaald. Patiënten met matige tot
ernstige AD hebben andere opties voor systemische behandeling nodig, naast de
momenteel goedgekeurde opties.
1.1.2. Klinisch overzicht
Abrocitinib wordt ontwikkeld als een orale behandeling voor patiënten met
matige tot ernstige AD op basis van de bestaande onvervulde behoefte bij AD,
het nieuwe werkingsmechanisme en de in fase 1-, fase 2- en fase 3-onderzoeken
verkregen klinische resultaten. Het klinisch ontwikkelingsprogramma voor
abrocitinib omvat zowel gezonde deelnemers als deelnemers met psoriasis en AD.
Abrocitinib is een oraal tablet en heeft een gemakkelijkere toedieningsweg in
vergelijking met de subcutane injectie die bij dupilumab nodig is; als zodanig
kent het geen mogelijk risico op reacties op de plaats van injectie. In
tegenstelling tot dupilumab is abrocitinib een klein molecuul en is er geen
verwachte immunogeniciteit voor abrocitinib, zodat het onwaarschijnlijk is dat
er zich neutraliserende antigeneesmiddel-antilichamen ontwikkelen. Het middel
kan intermitterend worden gebruikt.
Rationale
Abrocitinib is een januskinase 1 (JAK1)-remmer die sinds december 2017 in fase
3-ontwikkeling is, waarbij patiënten met matige tot ernstige atopische
dermatitis (AD) behandeld worden met of zonder topische behandeling. In onlangs
afgeronde fase 3-onderzoeken, B7451012 en B7451013, waarin 100 mg eenmaal daags
(q.d.) en 200 mg q.d. abrocitinib werden beoordeeld bij patiënten van 12 jaar
en ouder met matige tot ernstige AD, is statistisch significante verbetering
gemeld in de werkzaamheidseindpunten voor beide behandelingsgroepen vergeleken
met de placebogroep, met een acceptabel veiligheidsprofiel. Op basis van deze
gegevens vraagt Pfizer Inc. een vergunning voor het in de handel brengen van
abrocitinib voor de behandeling van matige tot ernstige AD bij adolescente en
volwassen patiënten.
Dit protocol voor uitgebreide toegang verschaft toegang tot abrocitinib tot het
in de handel komt voor patiënten met onvoldoende behandelopties als gevolg van
onvoldoende respons op of intolerantie voor beschikbare goedgekeurde medicinale
topische en systemische behandelingen, onderliggende aandoeningen die het
gebruik van beschikbare goedgekeurde medicinale topische en systemische
behandelingen onmogelijk maken of gebrek aan beschikbaarheid van of toegang tot
goedgekeurde medicinale topische en systemische behandelingen, en die
abrocitinib nodig hebben als een mogelijke behandeling voor matige tot ernstige
AD.
Doel van het onderzoek
Primair:
Het verschaffen van toegang tot abrocitinib voor adolescente en volwassen
patiënten met of zonder topische achtergrondtherapie en onvoldoende
behandelopties als gevolg van onvoldoende respons op of intolerantie voor
beschikbare goedgekeurde medicinale topische en systemische behandelingen,
onderliggende aandoeningen die het gebruik van beschikbare goedgekeurde
medicinale topische en systemische behandelingen onmogelijk maken of gebrek aan
beschikbaarheid van of toegang tot goedgekeurde medicinale topische en
systemische behandelingen, en die abrocitinib nodig hebben als een mogelijke
behandeling voor matige tot ernstige AD.
Secundair:
Het verkrijgen van aanvullende gegevens over veiligheid en verdraagbaarheid van
100 mg en 200 mg eenmaal daags (q.d.) abrocitinib met of zonder topische
achtergrondtherapie bij adolescente en volwassen deelnemers met matige tot
ernstige AD in een klinische praktijksetting.
Onderzoeksopzet
• Dit is een open-label, niet-vergelijkend onderzoek in meerdere centra met
uitgebreide toegang tot abrocitinib voor adolescenten en volwassenen met matige
tot ernstige AD die ontoereikende therapeutische opties hebben. Het onderzoek
wordt uitgevoerd in landen waar voorgenomen wordt abrocitinib te registreren
voor een handelsvergunning.
• Deelnemers die voldoen aan de geschiktheidscriteria bij de baseline ondergaan
de beoordelingen van dag 1 en worden toegewezen aan 100 mg q.d. of 200 mg q.d.
abrocitinib, naar het oordeel van de onderzoeker. De onderzoeker kan de dosis
van de deelnemers in de loop van het onderzoek omhoog of omlaag titreren
(minimaal 100 mg q.d., maximaal 200 mg q.d.) om redenen van werkzaamheid en
veiligheid. Bij deelnemers kan de dosering om veiligheidsredenen tijdelijk
worden onderbroken gedurende maximaal 30 opeenvolgende dagen.
• Medicinale en niet-medicinale topische behandelingen voor AD zijn toegestaan
gedurende het gehele onderzoek en moeten worden toegediend volgens plaatselijke
praktijken en regelgeving. Gelijktijdige systemische behandelingen voor AD zijn
niet toegestaan behalve als onderdeel van noodbehandeling (raadpleeg de sectie
Noodbehandeling voor atopische dermatitis). Gelijktijdige medicatie voor AE*s
of andere gelijktijdige medische aandoeningen anders dan AD zijn tijdens het
onderzoek toegestaan, tenzij vermeld als een verboden medicatie.
• Gedurende dit gehele onderzoek worden laboratoriumtests uitgevoerd, zoals
beschreven in het SoA. Onderzoekers zullen de instructies volgen voor
frequentere controle, beschreven in de bijlage Criteria voor controle en
stopzetting, als de gespecificeerde laboratoriumwaarden de vermelde drempels
bereiken.
Onderzoeksproduct en/of interventie
• 100 mg (1 x 100 mg tablet) of 200 mg (2 x 100 mg tablet) abrocitinib wordt naar het oordeel van de onderzoeker q.d. oraal toegediend volgens de instructies in het protocol. Raadpleeg sectie 6 Onderzoeksinterventie van het hoofdprotocol voor volledige informatie over instructies en richtlijnen voor toediening van abrocitinib. • De maximale totale behandelduur voor individuele deelnemers kan verschillen, aangezien een deelnemer abrocitinib kan blijven ontvangen totdat er een commercieel product in zijn/haar land beschikbaar is of totdat de sponsor het onderzoek in dat land beëindigt. • Het onderzoek bestaat uit 1) een screeningsperiode van maximaal 28 dagen, 2) een onderzoeksinterventieperiode waarin deelnemers geplande bezoeken aan het centrum zullen afleggen bij baseline, in week 4, week 12, en daarna om de 12 weken tot het bezoek bij einde van behandeling, en een 4 weken durende follow-upperiode.
Inschatting van belasting en risico
Risico-batenbeoordeling
Er is een klinisch significant voordeel aangetoond met abrocitinib in het fase
2b POC-onderzoek met volwassen patiënten met matige tot ernstige AD en in de
afgeronde fase 3-onderzoeken B7451012 en B7451013. De mogelijke risico*s van
behandeling zijn de risico*s die gezien werden in fase 2b- en fase
3-onderzoeken en de risico*s op basis van de farmacologie van JAK-remmers; deze
omvatten virale heractivatie, ernstige en opportunistische infecties,
hematopoëtische effecten (waaronder verlaagd aantal bloedplaatjes) en
maligniteit en immunoproliferatieve afwijkingen. De vaakst voorkomende
voorvallen waren maagdarmstelselaandoeningen, zenuwstelselaandoeningen en huid-
en onderhuidaandoeningen. In dit protocol zijn een passende risicobeoordeling
en beperkingstrategieën opgenomen.
In het algemeen is er een gunstig risico-batenprofiel ter ondersteuning van de
doorlopende ontwikkeling van abrocitinib voor de behandeling van adolescente en
volwassen deelnemers met AD, voor zowel de 100 mg als de 200 mg dosis.
Meer gedetailleerde informatie over de bekende en verwachte voordelen en
risico*s en redelijkerwijs te verwachten bijwerkingen (AE*s) van abrocitinib is
te vinden in de Investigator*s Brochure van abrocitinib (PF-04965842).
Batenbeoordeling
Deelname aan onderzoek B7451064 zal adolescente en volwassen patiënten met
matige tot ernstige AD en onvoldoende behandelingsopties voor hun matige tot
ernstige AD het mogelijke voordeel bieden van vroegtijdige toegang tot
behandeling met abrocitinib (100 mg en 200 mg), die werkzaamheid en een
aanvaardbaar veiligheidsprofiel heeft aangetoond in fase 3-onderzoeken. Hoewel
het mogelijk is dat de AD-symptomen van een onderzoeksdeelnemer kunnen
verbeteren tijdens de behandeling met abrocitinib, is er geen garantie van
voordeel. Deelnemers kunnen ook baat hebben bij deelname aan het protocol door
kennis op te doen over hun gezondheidstoestand door middel van onderzoekstesten
(bijv. lichamelijke onderzoeken, laboratoriumbeoordelingen, metingen van vitale
functies), die tijdens het onderzoek met regelmatige tussenpozen worden
uitgevoerd.
Conclusie algemeen voordeel/risico
Rekening houdend met de genomen maatregelen om het risico voor deelnemers aan
dit onderzoek te minimaliseren, worden de in verband met abrocitinib
geïdentificeerde mogelijke risico*s gerechtvaardigd door de verwachte voordelen
die kunnen worden geboden aan deelnemers met matige tot ernstige AD die
onvoldoende behandelingsopties hebben. In het onderzoek zullen ook
veiligheidsgegevens en verkennende werkzaamheidsgegevens worden verzameld in
een populatie die representatief is voor de populatie die het geneesmiddel zal
ontvangen, indien goedgekeurd door regelgevende instanties.
Publiek
East 42nd street 235
New York 10017
US
Wetenschappelijk
East 42nd street 235
New York 10017
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Deelnemers komen alleen in aanmerking voor opname in het onderzoek als alle
volgende criteria van toepassing zijn:
Leeftijd:
1. Deelnemers van 12 jaar of ouder ten tijde van het ondertekenen van de
geïnformeerde toestemming. Adolescente deelnemers jonger dan 18 jaar (of
landspecifieke leeftijd van meerderjarigheid) worden alleen ingeschreven indien
goedkeuring is verkregen van de regelgevende/gezondheidsinstantie van het land.
Als deze goedkeuringen niet zijn verleend, kunnen alleen deelnemers van 18 jaar
(of landspecifieke leeftijd van meerderjarigheid) en ouder op het moment van
ondertekening van de geïnformeerde toestemming worden ingeschreven.
Type deelnemer en ziektekenmerken:
2. Deelnemers die voldoen aan elk van de volgende criteria voor atopische
dermatitis:
• Klinische diagnose van chronische atopische dermatitis (ook bekend als
atopisch eczeem) gedurende ten minste 6 maanden voorafgaand aan dag 1 en
bevestigde atopische dermatitis bij de screening en het baselinebezoek volgens
de Hanifin- en Rajka-criteria voor AD.10 Raadpleeg de bijlage Diagnostische
criteria voor atopische dermatitis.
• Onvoldoende behandelingsopties voor matige tot ernstige AD vanwege
voorgeschiedenis van onvoldoende respons op of intolerantie voor behandeling
met beschikbare goedgekeurde medicinale topische en systemische behandelingen
voor de behandeling van AD, onderliggende aandoeningen die het gebruik van
beschikbare goedgekeurde medicinale topische en systemische behandelingen voor
de behandeling van AD onmogelijk maken of gebrek aan beschikbaarheid van of
toegang tot goedgekeurde medicinale topische en systemische behandelingen voor
de behandeling van AD.
OPMERKING: Medicinale topische behandeling wordt gedefinieerd als een topisch
product dat een actief farmaceutisch ingrediënt bevat dat geïndiceerd is voor
de behandeling van AD (ongeacht of het een zonder recept verkrijgbaar product
of product op recept betreft).
• Matige tot ernstige AD, aangegeven aan de hand van het voldoen aan ten minste
1 van de volgende op de dag van het baselinebezoek:
• IGA >= 3;
• EASI >= 16.
3. Deelnemers die niet in aanmerking komen voor deelname aan een lopend
klinisch onderzoek naar abrocitinib, inclusief gebrek aan toegang vanwege
geografische beperkingen.
4. Deelnemers en, indien van toepassing, ouders/wettelijke vertegenwoordigers
van minderjarige deelnemers die bereid en in staat zijn alle geplande bezoeken,
het behandelplan, laboratoriumtests, leefstijladviezen en andere
onderzoekprocedures na te leven.
Geslacht:
5. Man of vrouw
Anticonceptiemethoden voor mannen en vrouwen dienen overeen te komen met
plaatselijke voorschriften met betrekking tot anticonceptiemethoden voor
deelnemers aan klinische onderzoeken.
• Raadpleeg bijlage 4 voor voortplantingscriteria voor mannelijke (sectie
10.4.1) en vrouwelijke (sectie 10.4.2) deelnemers.
a. Mannelijke deelnemers:
Er zijn geen anticonceptiemaatregelen vereist.
b. Vrouwelijke deelnemers:
Een vrouwelijke deelnemer is geschikt voor deelname als zij niet zwanger is of
borstvoeding geeft en als ten minste een van de volgende situaties van
toepassing is:
• Ze is geen vrouw in de vruchtbare leeftijd (WOCBP) (raadpleeg de definitie in
de bijlage Richtlijnen voor anticonceptie).
OF
• Ze is een WOCBP. Een WOCBP die seksueel actief is, dient tijdens de
interventieperiode en gedurende ten minste 28 dagen na de laatste dosis
abrocitinib een zeer effectieve anticonceptiemethode te gebruiken, met een
faalpercentage < 1%, zoals beschreven in de bijlage Richtlijnen voor
anticonceptie. De onderzoeker dient de werkzaamheid van de anticonceptiemethode
te beoordelen in relatie tot de eerste dosis abrocitinib.
• Een WOCBP moet bij het screeningsbezoek een negatieve, zeer gevoelige
zwangerschapstest op serum hebben (raadpleeg de bijlage Klinische
laboratoriumtests). Er wordt een zwangerschapstest op urine met een
gevoeligheid van ten minste 25 mIU/ml verricht voorafgaand aan de eerste dosis
abrocitinib en bij elk centrumbezoek inclusief het bezoek voor einde van
behandeling en follow-up/einde van onderzoek, ter bevestiging dat de deelnemer
niet zwanger is geraakt. Indien een urinetest niet kan worden bevestigd als
negatief (bijv. een ambigu resultaat) is een zwangerschapstest op serum
vereist. In dergelijke gevallen dient de deelnemer te worden uitgesloten van
deelname als het resultaat van de zwangerschapstest op serum positief is.
• De onderzoeker is verantwoordelijk voor het doornemen van de medische
voorgeschiedenis, menstruatievoorgeschiedenis en recente seksuele activiteit om
het risico van inclusie van een vrouw met een niet eerder ontdekte zwangerschap
te verminderen.
Gewicht:
6. Lichaamsgewicht >= 25 kg bij de baseline.
Geïnformeerde toestemming:
7. Deelnemer moet in staat zijn om ondertekende geïnformeerde toestemming te
geven of, bij minderjarige deelnemers, de wettelijke vertegenwoordiger
(ouder(s)/wettelijke voogden) van de deelnemer moet in staat zijn om
ondertekende geïnformeerde toestemming te geven en deelnemer moet in staat zijn
om in te stemmen, zoals beschreven in bijlage 1, waaronder naleving van de
vereisten en beperkingen vermeld in de ICD en dit protocol.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Deelnemers worden uitgesloten van het onderzoek indien één of meer van de
volgende criteria van toepassing zijn:
Medische aandoeningen:
1. Andere medische of psychiatrische aandoening, inclusief recent(e) (in het
afgelopen jaar) actieve zelfmoordneiging/actief zelfmoordgedrag of afwijkende
laboratoriumwaarde die het risico van deelname aan het onderzoek kan verhogen
of de deelnemer naar het oordeel van de onderzoeker ongeschikt zou maken voor
deelname aan dit onderzoek.
2. De deelnemer moet een risicobeoordeling laten verrichten door een
gekwalificeerde geestelijke gezondheidszorgverlener (MHP) om te beoordelen of
het veilig is om deel te nemen aan het onderzoek, als de responsen van de
deelnemer op een van de screeningsinstrumenten of andere informatie uit de
screeningsperiode aangeven dat er sprake is van:
• Suïcidale ideatie met daadwerkelijke intentie en een methode of plan in het
afgelopen jaar voor volwassenen of op enig moment in het leven van adolescenten
>= 12 en < 18 jaar: Met *Ja* werd geantwoord op onderdeel 4 of 5 van de Columbia
Suicide Severity Rating Scale (C-SSRS);
• Voorgeschiedenis van suïcidaal gedrag in de afgelopen 5 jaar voor volwassenen
of op enig moment in het leven van adolescenten >= 12 en < 18 jaar: Met *Ja*
werd geantwoord op enig onderdeel over suïcidaal gedrag van de C-SSRS (in de
afgelopen 5 jaar voor volwassenen of op enig moment in het leven van
adolescenten);
• Enige voorgeschiedenis in het leven van ernstig of herhaald suïcidaal gedrag
(niet-suïcidale zelfmutilatie is geen trigger voor een risicobepaling, tenzij
dit naar het oordeel van de onderzoeker aangegeven is);
• Klinisch significante depressie: Patient Health Questionnaire 8 items (PHQ-8)
met totale score >= 15 bij volwassenen of >= 10 bij adolescenten >= 12 en < 18
jaar;
• Aanwezigheid van enige actieve ernstige psychische stoornis die niet
expliciet is toegestaan in de inclusie-/exclusiecriteria;
• Vereiste risicobeoordeling of exclusie naar het oordeel van de onderzoeker.
3. Een verhoogd risico op het ontwikkelen van veneuze trombo-embolie, bijv.
diepe veneuze trombose of longembolie:
• Voorgeschiedenis van veneuze trombo-embolie, of
• Eerstegraads familielid met niet-uitgelokte veneuze trombo-embolie (d.w.z.
zonder bekende onderliggende oorzaak zoals trauma, operatie, immobilisatie,
langdurig reizen, zwangerschap, hormoongebruik of gips), die zou wijzen op
verhoogd risico voor de deelnemer op erfelijke stollingsstoornis (bijv. factor
V Leiden).
4. Een medische voorgeschiedenis van actieve of eerdere aandoeningen
geassocieerd met trombocytopenie, coagulopathie of bloedplaatjesstoornis.
5. Ontvangst van anti-coagulantia of medicatie waarvan bekend is dat ze
trombocytopenie veroorzaken (tenzij het veilig wordt geacht te stoppen en uit
te wassen voor de duur van het onderzoek).
6. Een voorgeschiedenis van lymfoproliferatieve stoornis, zoals het
Epstein-Barrvirus (EBV), gerelateerde lymfoproliferatieve stoornis,
voorgeschiedenis van lymfoom, leukemie of tekenen of symptomen die wijzen op
huidige lymfatische of lymfoïde aandoeningen.
7. Infectievoorgeschiedenis:
• Voorgeschiedenis van systemische infectie waarvoor ziekenhuisopname,
parenterale antimicrobiële behandeling vereist was, of op andere wijze klinisch
significant geacht naar het oordeel van de onderzoeker, binnen 6 maanden
voorafgaand aan dag 1.
• Actieve chronische of acute huidinfectie waarvoor behandeling met systemische
antimicrobiële middelen noodzakelijk is binnen 2 weken voorafgaand aan dag 1,
of oppervlakkige huidinfecties binnen 1 week voorafgaand aan dag 1.
• Een deelnemer met bekende humaan immunodeficiëntievirus- (hiv), hepatitis B-
of hepatitis C-infectie.
• Screening op hepatitis B omvat testen op hepatitis B-oppervlakteantigeen
(HBsAg) en hepatitis B-kernantilichaam (HBcAb). Deelnemers die HBsAg-negatief
en HBcAb-positief zijn, zullen worden getest op HBsAb. Deelnemers die
HBsAg-negatief, HBcAb-positief en HBsAb-positief zijn bij de screening, zullen
worden getest op hepatitis B-virus (HBV) desoxyribonucleïnezuur (DNA).
Deelnemers met HBV DNA boven de onderste limiet voor kwantificatie (LLQ) worden
uitgesloten. Deelnemers die HBV DNA-negatief of onder de LLQ zijn, kunnen op
onderzoeksdag 1 worden toegewezen aan abrocitinib, maar zullen herhaald worden
getest op HBV DNA bij bezoeken om de 12 weken, bij het bezoek voor einde van
behandeling (EOT) en bij follow-up-/einde van onderzoek.
8. Voorgeschiedenis (eenmalige episode) van gedissemineerde herpes zoster of
gedissemineerde herpes simplex, of herhaalde (meer dan één episode)
gelokaliseerde dermatomale herpes zoster.
9. Een bekende immunodeficiëntiestoornis.
10. Voorgeschiedenis van alcohol- of drugsmisbruik binnen 6 maanden voorafgaand
aan dag 1, die naar de mening van de onderzoeker deelname aan het onderzoek
uitsluit.
Zie sectie 5.2 van het protocol voor een volledige lijst met exclusie criteria.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2020-003610-12-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT04564755 |
CCMO | NL76952.100.21 |