DoelstellingenPrimaire werkzaamheid:Het aantonen van de werkzaamheid van RSVpreF bij het voorkomen van LRTI-RSV in het eerste RSV-seizoen na vaccinatie.Primaire veiligheid:Het beschrijven van het veiligheidsprofiel van RSVpreF zoals gemeten aan de…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Virale infectieziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primaire werkzaamheid:
Bij deelnemers in overeenstemming met de belangrijkste protocolcriteria
(evalueerbare werkzaamheidspopulatie):
1. VE [ventilatierendement], gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van
gevallen van eerste episode LRTI-RSV met >=2 LRTI tekenen/symptomen in de
RSVpreF-groep vergeleken met de placebogroep in het eerste RSV-seizoen
(beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie) en in overeenstemming met de
belangrijkste protocolcriteria (evalueerbare werkzaamheidspopulatie).
2. VE, gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van gevallen van de eerste
episode LRTI-RSV met >= 3 LRTI-tekenen/symptomen in de RSVpreF-groep vergeleken
met de placebogroep in het eerste RSV-seizoen (beginnend op dag 15 na
onderzoeksvaccinatie).
Primaire veiligheid:
Bij deelnemers die onderzoeksinterventie krijgen:
1. Het aandeel deelnemers dat melding maakt van veroorzaakte plaatselijke
reacties binnen 7 dagen na toediening van de onderzoeksinterventie in een
subgroep van deelnemers.
2. Het aandeel deelnemers dat melding maakt van veroorzaakte systemische
voorvallen binnen 7 dagen na toediening van de onderzoeksinterventie in een
subgroep van deelnemers.
3. Het aandeel deelnemers dat bijwerkingen meldt tot en met 1 maand na
toediening van de onderzoeksinterventie.
4. Het aandeel deelnemers dat NDCMC*s meldt gedurende het onderzoek.
5. Het aandeel deelnemers dat ernstige bijwerkingen meldt gedurende het
onderzoek.
Secundaire uitkomstmaten
Belangrijkste secundaire werkzaamheid:
Bij deelnemers in overeenstemming met de belangrijkste protocolcriteria
(evalueerbare werkzaamheidspopulatie):
VE, gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van gevallen in de eerste
episode sLRTI-RSV in de RSVpreF-groep in vergelijking met de placebogroep in
het eerste RSV-seizoen (beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie).
Secundaire werkzaamheid:
Bij deelnemers in overeenstemming met de belangrijkste protocolcriteria
(evalueerbare werkzaamheidspopulatie):
- VE [ventilatierendement], gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van
gevallen van eerste episode LRTI RSV met >=2 LRTI tekenen/symptomen in de
RSVpreF-groep vergeleken met de placebogroep:
• beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie tot en met 2 RSV seizoenen.
• beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie tot en met 3 RSV-seizoenen.
VE, gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van eerste-episode
LRTI-RSV-gevallen met >= 3 LRTI-tekens/symptomen in de RSVpreF-groep vergeleken
met de placebogroep
• beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie tot en met 2 RSV-seizoenen.
• beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie tot en met 3 RSV-seizoenen.
Bij deelnemers in overeenstemming met de belangrijkste protocolcriteria
(evalueerbare werkzaamheidspopulatie):
• VE, gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van gevallen in de eerste
episode LRTI-RSV met >= 2 LRTI-tekenen/symptomen in de RSVpreF-groep vergeleken
met de placebogroep,in het tweede RSV-seizoen en in het derde RSV-seizoen.
• VE, gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van gevallen in de eerste
episode LRTI-RSV met >= 3 LRTI-tekenen/symptomen in de RSVpreF-groep in
vergelijking met de placebogroep, in het tweede RSV-seizoen en in het derde
RSV-seizoen.
Bij deelnemers in overeenstemming met de belangrijkste protocolcriteria
(evalueerbare werkzaamheidspopulatie):
- VE [ventilatierendement], gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van
gevallen van eerste episode ARI-RSV in de RSVpreF-groep vergeleken met de
placebogroep
• in het eerste RSV-seizoen (vanaf dag 15) en in het tweede RSV-seizoen en in
het derde RSV-seizoen.
• beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie tot en met de eerste 2
RSV-seizoenen en tot en met alle 3 RSV-seizoenen.
Bij deelnemers in overeenstemming met de belangrijkste protocolcriteria
(evalueerbare werkzaamheidspopulatie):
- VE [ventilatierendement], gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van
gevallen van eerste episode sLRTI RSV in de RSVpreF groep vergeleken met de
placebogroep
• vanaf dag 15 tot en met de 2 RSV seizoenen.
• beginnend op dag 15 na onderzoeksvaccinatie tot en met 3 RSV seizoenen.
Bij deelnemers in overeenstemming met de belangrijkste protocolcriteria
(evalueerbare werkzaamheidspopulatie):
- VE, gedefinieerd als de relatieve risicoreductie van gevallen in de eerste
episode sLRTI-RSV in de RSVpreF-groep in vergelijking met de placebogroep, in
het tweede RSV-seizoen en in het derde RSV-seizoen.
Secundaire immunogeniciteit:
In de deelnemerssubgroep immunogeniciteit in overeenstemming met de
belangrijkste protocolcriteria (evalueerbare immunogeniciteitspopulatie):
1. GMT van NT voor RSV A en RSV B op elk tijdstip na vaccinatie.
2. GMT van NT voor RSV A en RSV B voorafgaand aan vaccinatie.
3. GMFR van NT voor RSV A en RSV B vanaf vóór vaccinatie tot elk tijdstip na
vaccinatie.
4. GMC van RSVpreF-bindend IgG op elk tijdstip na vaccinatie.
5. GMC van RSVpreF-bindend IgG vóór vaccinatie.
6. GMFR van RSVpreF bindend IgG van vóór vaccinatie tot elk tijdstip na
vaccinatie.
Achtergrond van het onderzoek
RSV is een belangrijke oorzaak van ernstige ademhalingsziekte bij oudere
volwassenen en wordt geassocieerd met een hoge morbiditeit en mortaliteit. Na
natuurlijke infectie met RSV wordt immuniteit beschouwd als van korte duur.1
Momenteel is er geen goedgekeurd vaccin om RSV-ziekte te voorkomen. Behandeling
bestaat hoofdzakelijk uit ondersteunende zorg. De enige beschikbare
profylactische maatregel is een RSV-fusieglyco-eiwit (F)-specifiek monoklonaal,
dat beperkt is tot gebruik bij zuigelingen met hoog risico en waarvoor dure,
maandelijkse injecties nodig zijn. Daarom is er een belangrijke onvervulde
medische behoefte om een effectief vaccin te ontwikkelen om de immuunrespons
voldoende te stimuleren om oudere volwassenen te beschermen tegen RSV-ziekte.
Het vaccin dat in dit onderzoek wordt onderzocht is een bivalent RSV prefusie F
subeenheid vaccin (RSVpreF) ontwikkeld door Pfizer. Het RSV F glyco-eiwit
vergemakkelijkt fusie van het virion en het gastheercelmembraan door een
dramatische overgang van een instabiele maar zeer immunogene
prefusie-conformatie naar de meer stabiele postfusiestatus. Preklinische
onderzoeken tonen aan dat prefusie F veel hogere neutraliserende
antilichaamtiters veroorzaakt dan postfusie F en dat de krachtigste
neutraliserende antilichamen van menselijke serums na infectie zich richten op
de prefusievorm. RSVpreF is samengesteld uit ontwikkelde, gestabiliseerde,
trimerische, prefusie F glyco-eiwitten die overeenkomen met de 2 subgroepen (A
en B) om de meest brede dekking tegen RSV-ziekte te helpen garanderen.
Doel van het onderzoek
Doelstellingen
Primaire werkzaamheid:
Het aantonen van de werkzaamheid van RSVpreF bij het voorkomen van LRTI-RSV in
het eerste RSV-seizoen na vaccinatie.
Primaire veiligheid:
Het beschrijven van het veiligheidsprofiel van RSVpreF zoals gemeten aan de
hand van het percentage deelnemers dat plaatselijke reacties, systemische
voorvallen, bijwerkingen en ernstige bijwerkingen meldt.
Belangrijkste secundaire werkzaamheid:
Om de werkzaamheid van RSVpreF aan te tonen bij het voorkomen van
RSV-geassocieerde ernstige ziekte van de onderste luchtwegen (sLRTI-RSV) in het
eerste RSV-seizoen na vaccinatie.
Secundaire werkzaamheid:
Het beschrijven van de werkzaamheid van RSVpreF bij het voorkomen van
- LRTI-RSV in meerdere RSV-seizoenen na vaccinatie
- LRTI-RSV in het tweede en derde RSV-seizoen
- ARI-RSV bij elk RSV-seizoen en in meerdere RSV-seizoenen na vaccinatie
- sLRTI-RSV in meerdere RSV-seizoenen na vaccinatie.
- sLRTI-RSV in het tweede en derde RSV seizoen
Secundaire immunogeniciteit:
Het beschrijven van de immuunresponsen opgewekt door RSVpreF na vaccinatie.
Onderzoeksopzet
Dit is een fase 3, multicenter, gerandomiseerd, dubbelblind,
placebo-gecontroleerd onderzoek om de veiligheid, immunogeniciteit en
werkzaamheid van bivalent RSVpreF in volwassenen van 60 jaar en ouder te
bepalen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Groep 1. De mensen in deze groep ontvangen het RSVpreF vaccin. Groep 2. De mensen in deze groep ontvangen een placebo.
Inschatting van belasting en risico
Sinds juni 2021 is RSVpreF onderzocht in 3 voltooide en 3 lopende klinische
onderzoeken bij gezonde volwassenen en zwangere vrouwen en bleek het goed te
worden verdragen, met een aanvaardbaar veiligheidsprofiel en zeer effectief in
het menselijk provocatiemodel.
Publiek
East 42nd Street 235
New York NY10017
US
Wetenschappelijk
East 42nd Street 235
New York NY10017
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Deelnemers die bereid en in staat zijn om zich te houden aan alle geplande
bezoeken, vaccinatieplan, laboratoriumtesten, levensstijloverwegingen,
frequente symptoombeoordeling door middel van een mobiel apparaat en andere
onderzoeksprocedures, waaronder afname van neusuitstrijkjes door de deelnemers
zelf en door het onderzoekspersoneel wanneer aangegeven.
2. Gezonde deelnemers die worden bepaald door medische voorgeschiedenis,
lichamelijk onderzoek (indien nodig) en klinisch oordeel van de onderzoeker om
in aanmerking te komen voor opname in het onderzoek.
Opmerking: Gezonde deelnemers met een reeds bestaande stabiele ziekte,
gedefinieerd als ziekte die geen aanzienlijke verandering in de behandeling of
ziekenhuisopname vereist voor verergering van de ziekte tijdens de 6 weken
voorafgaand aan inschrijving, kunnen worden opgenomen. Specifieke criteria voor
deelnemers met bekende stabiele infectie met hiv, HCV of HBV zijn te vinden in
rubriek 10.8.
3. Volwassenen die ambulant zijn en in de gemeenschap wonen, of in faciliteiten
voor geassisteerde of langdurige zorg die minimale hulp bieden, in de zin dat
de deelnemer primair verantwoordelijk is voor zelfzorg en activiteiten in het
dagelijks leven.
4. In staat om geïnformeerde toestemming te geven en ondertekenen, zoals
beschreven in rubriek 10.1, waarbij ook wordt voldaan aan de vereisten en
beperkingen die in het ICD [document geïnformeerde toestemming] en dit protocol
worden vermeld.
5. Mannelijke of vrouwelijke deelnemers van >=60 jaar
* Mannelijke deelnemers die kinderen kunnen verwekken, moeten akkoord gaan met
het gebruik van een zeer effectieve anticonceptiemethode vanaf het moment van
geïnformeerde toestemming tot ten minste 28 dagen na toediening van de
onderzoeksinterventie (zie rubriek 10.3.1).
* Vrouwelijke deelnemers mogen niet vruchtbaar zijn (zie rubriek 10.3.3).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Bloedingsdiathese of aandoening die verband houdt met langdurig bloeden dat
naar het oordeel van de onderzoeker een contra-indicatie zou zijn voor
intramusculaire injectie.
2. Voorgeschiedenis van ernstige bijwerking in verband met een vaccin en/of
ernstige allergische reactie (bijv. anafylaxie) op enig bestanddeel van het
onderzoeksproduct of enig gerelateerd vaccin.
3. Ernstige chronische aandoening waaronder gemetastaseerde maligniteit,
nierziekte in het eindstadium met of zonder dialyse, klinisch instabiele
hartziekte of een andere aandoening die, naar het oordeel van de onderzoeker,
de proefpersoon uitsluit van deelname aan het onderzoek
4. Immunogecompromitteerde personen met bekende of vermoede immunodeficiëntie,
zoals bepaald door voorgeschiedenis en/of laboratorium-/lichamelijk onderzoek.
5. Andere medische of psychiatrische aandoening, inclusief recente (in het
afgelopen jaar) actieve suïcide-ideatie/suïcidegedrag of een afwijkende
laboratoriumwaarde die het risico van deelname aan het onderzoek kan verhogen
of waardoor de deelnemer naar het oordeel van de onderzoeker ongeschikt is voor
deelname aan dit onderzoek.
6. Deelname aan andere onderzoeken met onderzoeksgeneesmiddel(en) in de 28
dagen voorafgaand aan toestemming en/of tot en met het 6 maanden vervolgbezoek
(Bezoek 3). Opmerking: dit criterium is niet van toepassing op deelnemers die
deelnemen aan een follow-upperiode voor een ander onderzoek met een
onderzoeksinterventie die een onderzoeksgeneesmiddel of -vaccin is, als de
ontvangst van de laatste dosis ten minste 12 maanden voorafgaand aan de
toestemming voor dit onderzoek was en er wordt geen verdere dosering verwacht
van de vorige studie tijdens de deelname van de deelnemer aan deze studie.
7. Personen die chronische systemische behandeling krijgen met
immunosuppressieve therapie, waaronder cytotoxische middelen, monoklonale
antilichamen, systemische corticosteroïden of radiotherapie, bijv. voor kanker
of een auto-immuunziekte, vanaf 60 dagen vóór toediening van de
onderzoeksinterventie of geplande ontvangst gedurende het onderzoek. Als er
kortdurend (<14 dagen) systemische corticosteroïden zijn toegediend ter
behandeling van een acute ziekte, mogen deelnemers niet worden ingeschreven
voor het onderzoek tot de behandeling met corticosteroïden minstens 28 dagen is
gestopt vóór toediening van het onderzoeksproduct. Geïnhaleerde/vernevelde,
intra-articulaire, intrabursale of topische (huid of ogen) corticosteroïden
zijn toegestaan.
Opmerking: Deelnemers met COPD of astma kunnen worden ingeschreven als
chronische corticosteroïden een dosis gelijk aan 10 mg/dag prednison niet
overschrijden.
8. Ontvangst van bloed-/plasmaproducten of immunoglobuline binnen 60 dagen vóór
toediening van de onderzoeksinterventie.
9. Eerdere vaccinatie met een goedgekeurd of experimenteel RSV-vaccin of
geplande ontvangst tijdens deelname aan het onderzoek.
10. Medewerkers van de onderzoekslocatie of medewerkers van Pfizer die
rechtstreeks zijn betrokken bij de uitvoering van het onderzoek, medewerkers
van de onderzoekslocatie die anderszins onder leiding staan van de onderzoeker,
en hun respectievelijke familieleden.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2021-003693-31-NL |
CCMO | NL78577.000.21 |
Ander register | US IND number 17931; NCT05035212 |