In dit onderzoek worden de werkzaamheid, veiligheid en farmacokinetiek van PRM-151 geëvalueerd in vergelijking met die van placebo bij patiënten met idiopathische longfibrose (IPF).
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Longvaataandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire werkzaamheidsdoelstelling is het aantonen van de superioriteit van
10 mg/kg PRM-151 plus de standaardbehandeling indien nodig (met uitzondering
van longtransplantatie), elke 4 weken (Q4W) toegediend via een intraveneus (IV)
infuus, ten opzichte van overeenstemmend placebo plus de standaardbehandeling
indien nodig (met uitzondering van longtransplantatie) voor wat betreft de
longfunctie op basis van de absolute verandering van baseline tot week 52 in
geforceerde vitale capaciteit (FVC (ml)).
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire werkzaamheidsdoelstelling is het aantonen van de superioriteit
van 10 mg/kg PRM-151 plus de standaardbehandeling indien nodig (met
uitzondering van longtransplantatie), Q4W toegediend via een IV infuus, ten
opzichte van overeenstemmend placebo plus de standaardbehandeling indien nodig
(met uitzondering van longtransplantatie) op basis van de volgende eindpunten:
• Absolute verandering van baseline tot week 52 van de score op de 6
minuten-wandeltest (6MWD) (in meters)
• Absolute verandering van baseline tot week 52 van het FVC% van de voorspelde
waarde
• Tijd tot ziekteprogressie, gedefinieerd als de tijd tot het eerste optreden
van >= 10% absolute afname van het FVC% van de voorspelde waarde, >= 15%
relatieve afname van de score op de 6MWD of overlijden
• Tijd tot eerste ademhalingsgerelateerde ziekenhuisopnames (gedefinieerd als
niet-electieve ziekenhuisopnames wegens een ademhalingsvoorval, met inbegrip
van acute exacerbaties van IPF, of vermoede acute exacerbaties van IPF, zoals
vastgesteld door de klinische beoordelingscommissie)
• Verandering van baseline tot week 52 in University of California, San
Diego-Shortness of Breath Questionnaire (UCSD-SOBQ)
• Verandering van baseline tot week 52 van de totale score op St. George
Respiratory Questionnaire (SGRQ)
• Tijd tot eerste acute exacerbatie van IPF of vermoede acute exacerbatie van
IPF, zoals vastgesteld door de klinische beoordelingscommissie
• Verandering van baseline tot week 52 van de diffusiecapaciteit voor
koolstofmonoxide (DLCO)
• Overleving, gemeten op grond van mortaliteit door alle oorzaken
De verkennende werkzaamheidsdoelstelling voor dit onderzoek is het evalueren
van de werkzaamheid van PRM-151 plus de standaardbehandeling indien nodig (met
uitzondering van longtransplantatie) in vergelijking met overeenstemmend
placebo plus de standaardbehandeling indien nodig (met uitzondering van
longtransplantatie) op basis van de volgende eindpunten:
• Verandering van baseline tot week 52 in het FVC% van de voorspelde waarde,
FVC (ml) aan de hand van gelijktijdig behandelingsstratum (d.w.z. bij
behandeling met nintedanib vs. bij behandeling met pirfenidon vs. zonder
behandeling met pirfenidon of nintedanib)
• Verandering van baseline tot week 52 in het FVC% van de voorspelde waarde,
FVC (ml) aan de hand van MUC5B risico-allel positief of negatief status
• Verandering van baseline tot week 52 in 6MWD aan de hand van gelijktijdig
behandelingsstratum (d.w.z. bij behandeling met nintedanib vs. bij behandeling
met pirfenidon vs. zonder behandeling met pirfenidon of nintedanib)
• Verandering van baseline tot week 52 in score op afzonderlijke gebieden van
SGRQ (symptomen, activiteit en effecten)
• Verandering van baseline tot week 52 in de 6 minuten-wandeltest (6MWT)
pretest tot pretest metingen van Borg-dyspneuscore, vermoeidheidsscore en
zuurstofsaturatie
• Verandering van baseline tot week 52 in de 6MWT pretest tot posttest metingen
van Borg-dyspneuscore, vermoeidheidsscore en zuurstofsaturatie
• Verandering van baseline tot week 52 in de 6MWT posttest tot posttest
metingen van Borg-dyspneuscore, vermoeidheidsscore en zuurstofsaturatie
• Verandering van baseline tot week 52 in kwantitatieve
beeldvormingsanalyseparameters van HRCT-scan van de thorax
• Duur van ziekenhuisverblijf bij ademhalingsgerelateerde ziekenhuisopnames,
totale tijd op de intensive care wegens ademhalingsvoorvallen, overlijdens door
ademhalingsvoorvallen en ongepland gebruik van polikliniek/spoedeisende
zorg/spoedafdeling in verband met ademhalingsvoorvallen
• Een afname of toename in het FVC% van de voorspelde waarde van >= 5%, >= 10% en
>= 15% van baseline tot week 52
• Een afname of toename in FVC in ml >= 100 ml en >= 200 ml van baseline tot week
52
• Een afname of toename in 6MWD >= 5%, >= 10%, >= 15% en >= 20% van baseline tot
week 52
• Een afname of toename in 6MWD >= 25 m en 50 m van baseline tot week 52
• Aantal acute exacerbaties in de 52 weken
• Ten minste één acute exacerbatie in de 52 weken; zoals vastgesteld door de
klinische beoordelingscommissie
• Overleving, gemeten op grond van IPF-gerelateerde mortaliteit
• Overleving, gemeten op grond van ademhalingsgerelateerde mortaliteit
• Ziekteprogressie gedefinieerd als: >= 10% absolute afname in het FVC% van de
voorspelde waarde; ademhalingsgerelateerde ziekenhuisopname; of een afname van
50 m in 6MWD
• Ziekteprogressie en vervolgens aanvang gebruik pirfenidon of nintedanib of
overschakeling van nintedanib op pirfenidon (of vice versa)
• Tijd tot verergering op UCSD-SOBQ, zoals blijkt uit een verandering in score
van 10 punten of meer
• Tijd tot verergering in totale score op SGRQ, zoals blijkt uit een
verandering in score van 7 of meer
• Tijd tot verergering op het SGRQ-gebied activiteit, zoals blijkt uit een
verandering in score van 5 of meer
• Tijd tot verergering op het SGRQ-gebied symptomen, zoals blijkt uit een
verandering in score van 8 of meer
• Tijd tot verergering op het SGRQ-gebied effecten, zoals blijkt uit een
verandering in score van 7 of meer
• Verandering in longfunctietest (pulmonary function test, PFT) parameters
(FVC, 6MWT of DLCO) van baseline tot week 52 bij vergelijking van patiënten die
positief testen op SARS-CoV2-antistoffen met patiënten die negatief testen
• Verandering in PFT-parameters (FVC, 6MWT of DLCO) van baseline tot week 52
bij patiënten die SARS-CoV2-antistoffen ontwikkelen tijdens de behandeling
(niet aanwezig bij baseline)
De veiligheidsdoelstelling van dit onderzoek is het bevestigen van de
veiligheid en verdraagbaarheid van 10 mg/kg PRM-151, Q4W toegediend via een IV
infuus plus de standaardbehandeling indien nodig, ten opzichte van
overeenkomend placebo plus de standaardbehandeling indien nodig bij een
populatie van alle behandelde patiënten op basis van de volgende eindpunten:
• Incidentie en ernst van ongewenste voorvallen, waarbij ernst wordt bepaald
volgens de 5-puntsschaal voor ernst (National Cancer Institute Common
Terminology Criteria for Adverse Events, Version 5.0 (NCI CTCAE, v.5.0))
• Incidentie en ernst van IRR*s en andere ongewenste voorvallen van bijzonder
belang
• Percentage patiënten dat permanent met het onderzoeksmiddel stopt vanwege
ongewenste voorvallen
• Verandering vanaf baseline van te onderzoeken klinische laboratoriumuitslagen
Er kunnen ook veiligheidsanalyses worden uitgevoerd voor subgroepen van belang.
Details van dergelijke analyses worden verstrekt in het SAP.
De farmacokinetische (PK) doelstelling van dit onderzoek is het karakteriseren
van de farmacokinetiek van PRM-151 bij patiënten met IPF op basis van het
volgende:
• Serumconcentraties van PRM-151 op gespecificeerde tijdstippen
De verkennende PK-doelstellingen zijn het evalueren van de mogelijke relatie
tussen blootstelling aan geneesmiddel en de werkzaamheid en veiligheid van
PRM-151 op basis van het volgende:
• Relatie tussen PK voor PRM-151 en werkzaamheidseindpunten
• Relatie tussen PK voor PRM-151 en veiligheidseindpunten
De immunogeniciteitsdoelstelling van dit onderzoek is het bepalen van de
immuunrespons op PRM-151 op basis van het volgende:
• Prevalentie van ADA*s bij baseline en incidentie van ADA*s tijdens het
onderzoek
De verkennende immunogeniciteitsdoelstelling van dit onderzoek is het bepalen
van mogelijke effecten van ADA*s op basis van het volgende:
• Relatie tussen ADA-status en werkzaamheids-, veiligheids- of PK-eindpunten
De verkennende biomarkerdoelstelling van dit onderzoek is het vaststellen en/of
bepalen van biomarkers die de respons op PRM-151 voorspellen (d.w.z.
voorspellende biomarkers), vroege surrogaten voor werkzaamheid zijn, verband
houden met progressie naar een ernstigere ziektetoestand (d.w.z. prognostische
biomarkers), verband houden met verworven resistentie tegen PRM-151, verband
houden met vatbaarheid voor het optreden van ongewenste voorvallen of kunnen
leiden tot een betere monitoring van of een beter onderzoek naar ongewenste
voorvallen (d.w.z. veiligheidsbiomarkers), kunnen wijzen op de werking van
PRM-151 (d.w.z. farmacodynamische biomarkers) of de kennis van en het inzicht
in ziektebiologie en geneesmiddelveiligheid kunnen vergroten, op basis van het
volgende:
• Relatie tussen biomarkers in bloed als vermeld in paragraaf 4.5.12 en
werkzaamheids-, veiligheids-, PK-, immunogeniciteits- of andere
biomarkereindpunten
De verkennende doelstelling m.b.t. nut voor gezondheidstoestand van dit
onderzoek is het evalueren van scores m.b.t. nut voor gezondheidstoestand van
patiënten die zijn behandeld met PRM-151 plus de standaardbehandeling indien
nodig op basis van het volgende eindpunt:
• Verandering van baseline tot week 52 in de vragenlijst EuroQol 5-Dimension,
5-Level Questionnaire (EQ-5D-5L) indexgebaseerd, en de scores op de Visuele
Analoge Schaal (VAS)
Achtergrond van het onderzoek
PRM-151 is een recombinant humaan pentraxin-2 (rhPTX-2) proteïne, dit proteïne
heeft een belangrijke rol in de regulatie van het proces van litteken preventie
en genezing. PTX-2 is een agonist die de Fc gamma receptoren op monocyten bindt
en de differentiatie tot regulatoire macrofagen bevordert. Deze staan op hun
beurt in voor de bevordering van epitheel genezing en het oplossen van
inflammatie en littkenvorming. Patiënten met IPF hebben een verhoogd aantal
fibrocyten in de circulatie en verlaagde niveaus van circulerend PTX-2. Het
supplementeren van endogene PTX-2 levels door intraveneuze toediening van
PRM-151 zou theoretisch gezien de regulatoire capaciteit van PTX-2 in de
circulatie en op de plaats van ziekte moeten verhogen. Op die manier wordt
genezing bevorderd en fibrose gereduceerd (zie IB sectie 2.2).
Robuuste non-klinische en klinische data ondersteunen verder onderzoek van
PRM-151 in de behandeling van fibrotische ziekten. Werkzaamheid en veiligheid
van PRM-151 worden ook onderzocht in patiënten met myelofibrose in een Fase II
studie.
Doel van het onderzoek
In dit onderzoek worden de werkzaamheid, veiligheid en farmacokinetiek van
PRM-151 geëvalueerd in vergelijking met die van placebo bij patiënten met
idiopathische longfibrose (IPF).
Onderzoeksopzet
Dit is een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde, centrale fase
III-onderzoek en is opgezet om de werkzaamheid en veiligheid van PRM-151 te
bevestigen bij de behandeling van patiënten met IPF gedurende een periode van
52 weken.
Patiënten die aan de geschiktheidscriteria voor het onderzoek voldoen, krijgen
via randomisatie hetzij PRM-151 10 mg/kg Q4W, hetzij placebo toegewezen. De
werkzaamheid wordt geëvalueerd door het bepalen van de functionele capaciteit
zoals gemeten met behulp van FVC, 6MWD, andere longfunctietests (pulmonary
function tests, PFT*s) en beoordeling van patiënten met respiratoire voorvallen
die leiden tot ziekenhuisopname, ziekteprogressie, acute IPF-exacerbaties.
Door patiënten gemelde uitkomsten (patient reported outcomes, PRO*s) worden
beoordeeld met behulp van de SGRQ, UCSD-SOBQ en EQ-5D-5L.
Dyspneu, vermoeidheid en SpO2 worden bepaald op basis van metingen die worden
gedaan tijdens de 6MWT. Bij patiënten bij wie tijdens de screeningperiode een
HRCT-scan nodig is, wordt in week 52 een aanvullende thorax-HRCT-scan gemaakt.
Bij patiënten bij wie tijdens de screeningperiode geen HRCT-scan nodig is
(omdat er al een historische HRCT-scan van aanvaardbare kwaliteit is gemaakt in
de 12 maanden voorafgaand aan de screening) hoeft in week 52 geen scan te
worden gemaakt.
Behandelde patiënten worden gevolgd tot het einde van de onderzoeksperiode van
52 weken, tenzij de patiënt zijn/haar toestemming voor opvolging intrekt of
overlijdt.
Tijdens een screeningperiode van maximaal 4 weken worden de patiënten
beoordeeld op geschiktheid voor het onderzoek. Indien een patiënt de vereiste
screeningprocedures niet binnen de periode van 4 weken kan afmaken wegens
onvoorziene omstandigheden. De screening kan met maximaal 2 weken worden
verlengd. Patiënten van wie op basis van de screeningbeoordelingen wordt
vastgesteld dat ze voor het onderzoek in aanmerking komen, worden via
randomisatie in het onderzoek opgenomen en krijgen op willekeurige wijze een
behandeling met PRM-151 of placebo toegewezen.
Patiënten die een antifibrotische behandeling (pirfenidon of nintedanib)
krijgen wanneer ze met de screeningperiode beginnen, moeten deze al ten minste
3 maanden krijgen en moeten gedurende ten minste 4 weken vóór het
screeningbezoek een stabiele dosis hebben gebruikt. Van hen wordt verwacht dat
ze hun specifieke dosis en schema gedurende het gehele onderzoek houden, tenzij
vanwege veiligheids- of verdraagbaarheidsredenen dosisreductie of -stopzetting
aangewezen is.
Patiënten die bij aanvang van de screeningperiode GEEN antifibrotische
behandeling (pirfenidon of nintedanib) krijgen, hetzij omdat ze er nooit mee
zijn behandeld, hetzij omdat ze de behandeling eerder wel hebben gekregen, maar
ermee zijn gestopt, mogen deze behandeling gedurende ten minste 4 weken vóór
het screeningbezoek en tijdens de screening niet hebben gekregen. Indien de
patiënt op het moment van de toestemming overweegt om te beginnen met een
behandeling met nintedanib of pirfenidon, moet de patiënt worden geadviseerd om
de behandeling gedurende ten minste 3 maanden vóór de screening te gebruiken.
Voor alle patiënten die een antifibrotische behandeling krijgen, moet de
onderzoeker de dosis, frequentie en duur van het antifibrotische middel
documenteren. Voor patiënten die tijdens de screeningsperiode geen
antifibrotische behandeling krijgen, moet de onderzoeker de reden(en) hiervan
documenteren.
Tijdens het onderzoek mogen patiënten beginnen met pirfenidon of nintedanib als
noodmedicatie, indien door de onderzoeker wordt bepaald dat dit klinisch
aangewezen is. De onderzoeker moet gedurende het gehele onderzoek eventuele
voorgestelde wijzigingen in een gelijktijdige IPF-behandeling altijd met de
medische monitor bespreken voordat met een noodbehandeling wordt begonnen. De
onderzoeker moet de specifieke reden documenteren voor het instellen van de
antifibrotische behandeling bij patiënten die bij randomisatie in het onderzoek
nog geen antifibrotische behandeling kregen.
Circa 658 patiënten krijgen in een verhouding van 1:1 willekeurig een
behandeling met PRM-151 of placebo toegewezen, en wel op de volgende wijze:
• Groep met PRM-151: PRM-151 10 mg/kg IV infuus gedurende 50-70 minuten op dag
1, 3 en 5, vervolgens één infuus Q4W gedurende 48 weken
• Groep met placebo: Overeenkomend placebo IV infuus gedurende 50-70 minuten op
dag 1, 3 en 5, vervolgens één infuus Q4W gedurende 48 weken
De randomisatie wordt als volgt gestratificeerd:
• Gelijktijdige behandeling met nintedanib versus pirfenidon versus geen
gelijktijdige behandeling
Alle patiënten komen langs voor een laatste beoordeling in week 52 (4 weken na
het laatste infuus met onderzoeksmiddel). Op dat moment wordt elke patiënt
uitgenodigd om deel te nemen aan een vervolgonderzoek. Indien de patiënt aan
dat onderzoek gaat deelnemen, wordt het bezoek in week 52 beschouwd als het
afsluitende onderzoeksbezoek. Voor patiënten die niet aan het vervolgonderzoek
deelnemen, vindt het afsluitende onderzoeksbezoek plaats in week 56, naast het
bezoek van week 52. (zie Protocol Synopsis, beschrijving van het onderzoek)
Onderzoeksproduct en/of interventie
Patiënten die via randomisatie het onderzoeksmiddel toegewezen hebben gekregen, krijgen een IV infuus van 10 mg/kg PRM-151 gedurende circa 50 tot 70 minuten, waarbij de dosis wordt bepaald op basis van het gewicht van de patiënt. Patiënten die via randomisatie placebo toegewezen hebben gekregen, krijgen een IV infuus met placebo gedurende circa 50-70 minuten.
Inschatting van belasting en risico
PRM-151, een recombinante vorm van een endogeen humaan proteïne, werd over het
algemeen goed verdragen in non-klinische toxiciteitsstudies en in Fase I en II
klinische studies. Klinisch en statistisch significante positieve effecten met
PRM-151 zijn waargenomen in de Fase II IPF studie, zowel voor de verandering in
FVC als in de 6MWD gedurende 28 weken behandeling. Gebaseerd op de bemoedigende
Fase I en II data in patiënten met IPF, blijkt PRM-151 de mogelijkheid te
hebben om een goed te verdragen, ziekte-veranderende behandeling voor een breed
spectrum van fibrotische ziekten te zijn, o.a. voor IPF.
In de twee Fase I studies waarbij PRM-151 intraveneus toegediend werd aan
gezonde vrijwilligers en patiënten met IPF, werden geen ernstige bijwerkingen
gerapporteerd alsook geen andere veiligheidssignalen werden opgemerkt. De
enkelvoudig toenemende dosis studie (PRM151A-11EU) testte dosissen tot 20
mg/kg. De meervoudige toenemende dosis studie (PRM151F-12GL), toonde aan dat
PRM-151 toegediend gedurende 30 minuten via IV infuus op dag 1, 3, 5, 8 en 15
tot 10 mg/kg was veilig en goed verdragen in patiënten met IPF, en geen
ernstige bijwerkingen werden ondervonden in 57 dagen. In de Fase II studie werd
PRM-151 over het algemeen goed verdragen gedurende minstens 6 maanden
behandeling.
Risico's geassocieerd met PRM-151 zijn eigen aan het feit dat het een
recombinante vorm van een natuurlijk voorkomend humaan proteïne is en bestaan
uit de mogelijkheid tot de ontwikkeling van ADA en infusie reacties. PRM-151
heeft een endogene tegenhanger, waardoor ADAs kunnen ontwikkelen die de
werkzaamheid van PRM-151 behandeling mogelijks kunnen beïnvloeden. PRM-151
heeft ook de mogelijkheid om te cross-reageren met endogeen hPTX-2. PRM-151 is
een algemeen immunosuppresivum, en behandeling met PRM-151 zou geen toename van
de snelheid van infectie of negatief effect op wondgenezing mogen hebben.
Zoals met elk proteïne geneesmiddel, blijft de mogelijkheid op reacties bestaan
en zullen veiligheidsprocedures worden toegepast, waaronder het zorgvuldig
monitoren van patiënten gedurende de infusie. Geschikt personeel, medicatie en
andere benodigdheden voor de behandeling van potentiële infusiereacties zullen
vereist zijn door het protocol. PRM-151 is een onderzoeksgeneesmiddel en de
mogelijke voordelen van PRM-151 als een therapie voor IPF moeten nog verder
bewezen worden tijdens klinische werkzaamheidsstudies.
Publiek
Grenzacherstrasse 124
Basel 4070
CH
Wetenschappelijk
Grenzacherstrasse 124
Basel 4070
CH
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
• Ondertekend toestemmingsformulier
• Leeftijd 40 t/m 85 jaar op het moment van ondertekenen van het
toestemmingsformulier
• Naar het oordeel van de onderzoeker is de patiënt in staat om aan de eisen
van het onderzoeksprotocol te voldoen
• Gedocumenteerde diagnose van IPF volgens de ATS/ERS/JRS/ALAT Clinical
Practice Guideline van 2018
• HRCT-patroon in overeenstemming met de diagnose IPF, bevestigd door centrale
beoordeling van thorax-HRCT (beschikbare HRCT van aanvaardbare kwaliteit,
gemaakt in de 12 maanden voorafgaand aan de screening of verkregen tijdens de
screeningsperiode) en centrale beoordeling van een beschikbaar longbiopt (LB)
• 6MWD minimaal 150 meter met gebruikmaking van maximaal 6 l/min op zeeniveau
en maximaal 8 l/min op een hoogte (>= 1524 meter boven zeeniveau) extra zuurstof
en met behoud van een zuurstofsaturatie >= 83% tijdens de 6MWT tijdens screening
• FVC >= 45% van de voorspelde waarde tijdens screening zoals bepaald door de
overlezer
• Geforceerd expiratoir volume in 1 seconde (FEV1)/FVC-verhouding > 0,70
tijdens screening zoals bepaald door de overlezer
• DLCO >= 30% en <= 90% van de voorspelde waarde tijdens screening (Hgb
gecorrigeerd of ongecorrigeerd) zoals bepaald door de overlezer
• Indien de patiënt wegens IPF wordt behandeld met pirfenidon of nintedanib,
moet de patiënt gedurende ten minste 3 maanden voorafgaand aan de screening de
behandeling hebben gekregen en gedurende ten minste 4 weken voorafgaand aan de
screening en tijdens de screening een stabiele dosis hebben gebruikt (en zonder
contra-indicaties volgens lokale voorschrijfinformatie)
• Indien de patiënt nu niet wordt behandeld met nintedanib of pirfenidon
(hetzij nooit hiermee behandeld, hetzij eerder gebruikt maar ermee gestopt),
moet de patiënt met deze behandeling zijn gestopt >= 4 weken vóór de screening
en tijdens de screening
Indien de patiënt overweegt om te beginnen met een behandeling met nintedanib
of pirfenidon, moet de patiënt vóór de screening ten minste 3 maanden hiermee
zijn behandeld, onder voorwaarde dat er volgens de lokale voorschrijfinformatie
geen contra-indicaties zijn.
• Voor vrouwen die kinderen kunnen krijgen: (met uitzondering van Japanse
patiënten): instemming met onthouding (van heteroseksuele geslachtsgemeenschap)
of met gebruik van anticonceptie, zoals hieronder gedefinieerd:
Vrouwen moeten zich onthouden van geslachtsgemeenschap of gebruikmaken van een
anticonceptiemethode met een faalpercentage < 1% per jaar tijdens de
behandelingsperiode en gedurende 8 weken na de laatste dosis PRM-151.
Een vrouw wordt geacht kinderen te kunnen krijgen als zij postmenarcheaal is,
geen postmenopauzale status heeft bereikt (>= 12 aaneengesloten maanden
amenorroe zonder andere vastgestelde oorzaak dan menopauze), en niet permanent
onvruchtbaar is als gevolg van een operatie (d.w.z. verwijdering van
eierstokken, eileiders en/of baarmoeder) of een andere oorzaak zoals
vastgesteld door de onderzoeker (bijv. MRK-syndroom). De definitie van het
kunnen krijgen van kinderen kan worden aangepast aan lokale richtlijnen of
regelgeving.
Voorbeelden van anticonceptiemethodes met een faalpercentage van < 1% per jaar
zijn bilaterale tubaligatie, sterilisatie van de man, hormonale anticonceptiva
die ovulatie voorkomen, hormoonspiraaltjes en koperspiraaltjes.
Hormonale anticonceptiemethodes moeten worden aangevuld met een barrièremethode.
De betrouwbaarheid van seksuele onthouding dient te worden bepaald in relatie
tot de duur van het klinische onderzoek en de verkozen en gebruikelijke
levensstijl van de patiënt. Periodieke onthouding (bijv. kalender-, ovulatie-,
symptothermale of postovulatiemethode) en voortijdige terugtrekking zijn geen
adequate anticonceptiemethodes. Indien vereist op grond van lokale richtlijnen
of regelgeving zullen lokaal erkende adequate anticonceptiemethodes en
informatie over de betrouwbaarheid van onthouding worden beschreven in het
lokale informatie- en toestemmingsformulier.
• Voor mannen: instemming met onthouding (afzien van heteroseksuele
geslachtsgemeenschap) of met gebruik van een condoom, en instemming met afzien
van spermadonatie, zoals hieronder gedefinieerd:
Bij een vrouwelijke partner die kinderen kan krijgen of een zwangere
vrouwelijke partner moeten mannen zich onthouden van geslachtsgemeenschap of
een condoom gebruiken tijdens de behandelingsperiode en gedurende 8 weken na de
laatste dosis PRM-151 om blootstelling van het embryo aan het middel te
voorkomen. Mannen moeten afzien van spermadonatie tijdens deze zelfde periode.
De betrouwbaarheid van seksuele onthouding dient te worden bepaald in relatie
tot de duur van het klinische onderzoek en de verkozen en gebruikelijke
levensstijl van de patiënt. Periodieke onthouding (bijv. kalender-, ovulatie-,
symptothermale of postovulatiemethode) en voortijdige terugtrekking zijn geen
adequate methodes om blootstelling aan het geneesmiddel te voorkomen. Indien
vereist op grond van lokale richtlijnen of regelgeving wordt informatie over de
betrouwbaarheid van onthouding beschreven in het lokale informatie- en
toestemmingsformulier.
• Verwachte levensduur ten minste 12 maanden bij baseline, naar het oordeel van
de onderzoeker
• Patiënt en onderzoeker hebben alle medicinale behandelopties en/of eventueel
longtransplantatie overwogen alvorens deelname aan het onderzoek te overwegen.
Indien de patiënt op de wachtlijst voor een longtransplantatie staat, verwacht
de onderzoeker dat de patiënt het onderzoek vóór de transplantatie zal kunnen
afronden.
• Voor patiënten die tijdens de verlengde inclusiefase voor China zijn
geïncludeerd: huidige inwoner van Chinese vasteland, Hongkong of Taiwan en met
Chinese voorouders
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
• Aanwijzingen voor andere bekende oorzaken van interstitiële longziekte (bijv.
blootstelling in thuis- en werkomgeving, bindweefselziekte en
geneesmiddeltoxiciteit)
• FVC% van de voorspelde waarde vertoont verbetering in de periode van 6
maanden vóór de screening, met inbegrip van de screeningswaarde, zoals
vastgesteld door de onderzoeker
• Emfyseem aanwezig op >= 50% van de HRCT, of de omvang van emfyseem is groter
dan de omvang van fibrose, volgens centrale beoordeling van de HRCT
• Krijgt nintedanib in combinatie met pirfenidon
• Kreeg cytotoxicum, immunosuppressivum, cytokine-modulerend middel, of
receptorantagonist (met inbegrip van maar niet beperkt tot methotrexaat,
azathioprine, mycofenolaatmofetil, cyclofosfamide, cyclosporine of ander
steroïdsparend middel) binnen 4 weken vooraf of tijdens de screening
• Krijgt systemische corticosteroïden equivalent aan prednison > 10 mg/dag of
equivalent in de 2 weken vóóraf of tijdens de screening
• Krijgt een sterke remmer of inductor van CYP1A2 in geval van een patiënt die
pirfenidon gebruikt
• Krijgt een krachtige remmer of inductor van P-gp in geval van een patiënt die
nintedanib gebruikt
• Acute luchtweg- of systemische bacteriële, virus- of schimmelinfectie, hetzij
tijdens de screening, hetzij vóór de screening, die 4 weken vóór het
screeningsbezoek niet met succes is verholpen
• Positieve IGRA-test, interferon gamma release assay
- Test op tuberculose tijdens de screening: Patiënten die binnen 6 maanden voor
screening een behandeling voor tuberculose hebben afgerond en voor wie er geen
aanwijzingen zijn voor terugkeer van de ziekte, hoeven niet te worden getest
• Zuurstofsaturatie in rust van < 89% met gebruikmaking van maximaal 4 l/min
extra zuurstof op zeeniveau en maximaal 6 l/min op een hoogte (van >= 1524 meter
boven zeeniveau) tijdens de screening
• Co-existerende acute of chronische medische aandoening die naar de mening van
de onderzoeker het vermogen om aan de onderzoeksvereisten te voldoen,
aanzienlijk zou beperken of van invloed kan zijn op de veiligheids- of
werkzaamheidsbeoordelingen die in het onderzoek opgenomen zijn
• Chronisch hartfalen klasse IV volgens de New York Heart Association
• Historisch bewijs voor linkerventrikelejectiefractie < 35%
• Aanwezigheid van pulmonale hypertensie die naar de mening van de onderzoeker
het vermogen om aan de onderzoeksvereisten te voldoen, aanzienlijk zou beperken
of van invloed kan zijn op de veiligheids- of werkzaamheidsbeoordelingen die in
het onderzoek opgenomen zijn
• Cardiopulmonaal revalidatieprogramma op basis van een trainingsprogramma dat
is afgerond in de 8 weken voorafgaand aan de screening of waarvan het begin
gepland is ten tijde van de inclusie van de patiënt in dit onderzoek
• Voorgeschiedenis van roken (met inbegrip van sigaretten, cannabis, sigaren,
pijp en dampen) in de 3 maanden vóór of tijdens de screening
• Voorgeschiedenis van alcoholmisbruik of drugsgebruik in de 2 jaar vóór of
tijdens de screening, of bekend of vermoed actief alcoholmisbruik of
drugsgebruik
• Voorgeschiedenis van maligniteit in de 5 jaar voorafgaand aan de screening,
met uitzondering van basaalcel- of plaveiselcelneoplasma*s van de huid. Verder
moet een maligne aandoening of diagnose daarvan die zich meer dan 5 jaar voor
de screening heeft voorgedaan, en een basaalcel- of plaveiselcelneoplasma
worden beschouwd als genezen, inactief en niet onder behandeling.
• Niet kunnen zonder:
- Kortwerkende bronchodilatatoren (SABA) in de 4 uur vóór beoordeling van de
longfunctie, DLCO en 6MWT
- Eenmaal daags gebruikte, langwerkende bronchodilatatoren in de 24 uur vóór
beoordeling van de longfunctie, DLCO en 6MWT
- Tweemaal daags gebruikte, langwerkende bronchodilatatoren in de 12 uur vóór
beoordeling van de longfunctie, DLCO en 6MWT
• Bekende respons na gebruik van een bronchodilatator in FEV1 en/of FVC
respectievelijk >= 12% en >= 200 ml
• Gebruik van een experimenteel middel in de 4 weken (of 5 maal de
halfwaardetijd, waarbij de langste periode geldt) voorafgaand aan of tijdens de
screening
• Eerdere behandeling met PRM-151
• Voorgeschiedenis van een ernstige allergische reactie of anafylactische
reactie op een biologisch middel inclusief eventuele allergieën voor de
toevoegingen van het geneesmiddel.
• Klinisch significante afwijking op een ecg tijdens screening die naar de
mening van de onderzoeker extra risico kan opleveren bij de toediening van het
onderzoeksmiddel aan de patiënt
• Verlengd gecorrigeerd QT-interval > 450 ms (voor mannen) of > 470 ms (voor
vrouwen) op ECG tijdens screening, op basis van de Fridericia-correctieformule
• Klinisch significante afwijkingen in laboratoriumtests tijdens de screening
(hematologie, serumchemie en urineonderzoek) die, naar het oordeel van de
onderzoeker, een extra risico kunnen vormen bij het toedienen van het
onderzoeksgeneesmiddel aan de patiënt
• Een of meer van de volgende afwijkende laboratoriumwaarden tijdens screening:
- ALT en/of AST >= 2,5 × de bovengrens van normaal (upper limit of normal, ULN)
- Totaal bilirubine >= 2 × ULN
• Is zwanger of geeft borstvoeding, of tijdens het onderzoek of binnen 8 weken
na de laatste dosis PRM-151 zwanger te worden
Vrouwen die kinderen kunnen krijgen, moeten een negatieve zwangerschapstest met
serum hebben in de 30 dagen vóór aanvang van de behandeling met het
onderzoeksmiddel.
• Vrouwen die zwanger kunnen worden (alleen voor Japanse patiënten)
- Een vrouw wordt als vruchtbaar beschouwd als ze postmenarchaal is, geen
postmenopauzale toestand heeft bereikt (>= 12 aaneengesloten maanden amenorroe
zonder andere aanwijsbare oorzaak dan de menopauze), en niet permanent
onvruchtbaar is als gevolg van een operatie (d.w.z. verwijdering van
eierstokken, eileiders en/of baarmoeder) of een andere oorzaak zoals bepaald
door de onderzoeker (bijv. Mülleriaanse agenese).
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2020-000791-38-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT04552899 |
CCMO | NL75034.078.21 |