Het doel van dit onderzoek is te evalueren welk effect het heeft wanneer daratumumab aan pomalidomide en dexamethason wordt toegevoegd bij proefpersonen met gerecidiveerde of refractaire MM.1. Primaire doelstellingDe primaire doelstelling van dit…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Plasmacelneoplasmata
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair eindpunt
- Progression-Free Survival (progressievrije overleving)
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten
• totaal responspercentage
• zeer goede gedeeltelijke respons (VGPR) of beter
• volledige respons (Complete Response, CR) of beter
• MRD-negativiteitspercentage (minimale restziekte)
• tijd tot respons
• duur van respons (DoR)
• tijd tot volgende behandeling
• totale overleving
• veiligheid (ongewenste voorvallen)
• schaal en domeinscores van de Core vragenlijst met 30 punten van de Europese
organisatie voor onderzoek en kankerbehandeling over de kwaliteit van leven
(EORTC QLQ-C30) (algemene gezondheidstoestand, fysiek functioneren, emotioneel
functioneren, vermoeidheid, pijn) en de Module Multipel Myeloom van de
vragenlijst van de Europese organisatie voor onderzoek en kankerbehandeling
over de kwaliteit van leven (EORTC QLQ-MY20) (ziektesymptomen, bijwerkingen van
behandeling)
• vragenlijst European Quality of Life Five Dimensions (EQ-5D-5L) waarden voor
gezondheidstoestand
• immunomodulatoire effecten van daratumumab op T-cellen
• farmacokinetische concentraties van daratumumab (Dara IV en Dara SC)
• immunogeniciteit van daratumumab en rHuPH20 bij proefpersonen die Dara SC
krijgen
Achtergrond van het onderzoek
Multipel myeloom (MM) is een kwaadaardige plasmacelstoornis die bij de meeste
patiënten wordt gekenmerkt door de productie van monoklonaal immunoglobuline en
die in het naastgelegen botweefsel binnendringt. Gebruikelijke manifestaties
zijn botpijn, nierinsufficiëntie, hypercalciëmie, anemie en terugkerende
infecties.
De op dit moment goedgekeurde behandelingen bij patiënten met
gerecidiveerde/refractaire MM bestaan uit proteasoomremmers (PI) (zoals
bortezomib, carfilzomib), immunomodulatoire geneesmiddelen (thalidomide,
lenalidomide of pomalidomide), histonedeacetylaseremmers en monoklonale
antilichamen (elotuzumab, daratumumab). Er is echter geen genezing en de
huidige behandelingen zorgen alleen voor vertraging van de progressie van de
ziekte, verlenging van de overleving en vermindering van de symptomen. Hoewel
recente vorderingen in de ontwikkeling van gerichte therapie en
stamceltransplantatie de totale en eventloze overleving hebben verbeterd, zal
de grote meerderheid van de patiënten met myeloom terugvallen en progressie van
de ziekte ervaren.
Daratumumab is een humaan IgG* monoklonaal antilichaam dat zich richt op CD38,
een belangrijk immunotherapiedoel wegens zijn sterke expressie op kwaadaardige
plasmacellen en lage expressie op andere normale lymfoïde en myeloïde cellen,
en is een belangrijke modulator van intracellulaire signalering. In november
2015 is DARZALEX® (daratumumab) goedgekeurd door de Amerikaanse FDA voor de
behandeling van patiënten met MM die minstens 3 eerdere behandelingslijnen
hebben ontvangen, inclusief een PI en een immunomodulatoir geneesmiddel (IMiD),
of die dubbel-refractair zijn voor een PI en een IMiD-middel. In mei 2016 heeft
de Europese Commissie toestemming gegeven voor daratumumab als monotherapie bij
volwassen patiënten met gerecidiveerd en refractair multipel myeloom, wiens
eerdere behandeling een PI en een IMiD omvatte, en bij wie de ziekte zich na de
laatste behandeling heeft uitgebreid. In juli 2016 heeft de FDA de term
doorbraaktherapie toegewezen aan daratumumab in combinatie met lenalidomide
(een IMiD-middel) en dexamethason, of bortezomib (een PI) en dexamethason, voor
de behandeling van patiënten met MM die minstens 1 eerdere behandeling hebben
ontvangen.
Het doel van deze studie (APOLLO) is een verder onderzoek van de effectiviteit
en veiligheid van een DaraPomDex-combinatie om artsen een nieuwe therapeutische
strategie te kunnen verschaffen voor de behandeling van patiënten met
gerecidiveerde /refractaire MM. Op 16 juni 2017 is DARZALEX® in combinatie met
pomalidomide en dexamethason door de FDA goedgekeurd voor de behandeling van
patiënten met multipel myeloom die minstens 2 eerdere behandelingen hebben
ontvangen inclusief lenalidomide en een PI. DaraPomDex als programma is echter
nergens in de Europese Unie (EU) goedgekeurd.
De goedgekeurde toedieningsweg voor daratumumab is een intraveneus infuus (IV).
Om de infusieduur aanzienlijk te verkorten en het risico van reacties op het
infuus te verlagen, is een nieuwe samenstelling ontwikkeld die daratumumab
combineert met een recombinant humaan hyaluronidase-enzym (rHuPH20), om het
mogelijk te maken dat daratumumab via een subcutane injectie als vloeistof
wordt toegediend. Deze nieuwe manier om daratumumab te geven, is niet
goedgekeurd en wordt beoordeeld in onderzoeken om te bepalen hoe goed het
werkt, vergeleken met het type dat op dit moment is goedgekeurd en dat
intraveneus wordt gegeven (IV). In dit onderzoek wordt daratumumab subcutaan
toegediend.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is te evalueren welk effect het heeft wanneer
daratumumab aan pomalidomide en dexamethason wordt toegevoegd bij proefpersonen
met gerecidiveerde of refractaire MM.
1. Primaire doelstelling
De primaire doelstelling van dit onderzoek is het vergelijken van PFS tussen de
verschillende behandelingsgroepen.
2. Secundaire doelstellingen
De secundaire doelstellingen van het onderzoek zijn:
• vergelijking van het totale responspercentage (Overall Response Rate, ORR)
tussen behandelingsgroepen
• vergelijking van de reactieduur (Duration of Response, DoR) tussen
behandelingsgroepen
• vergelijking van de tijd tot de volgende behandeling tussen
behandelingsgroepen
• vergelijking van de totale overleving tussen behandelingsgroepen
• bepaling van de veiligheid en verdraagbaarheid van de experimentele
combinatiebehandeling
• bepaling van de diepte van de respons door het analyseren van het
negativiteitspercentage van de minimale restziekte (Minimum Residual Disease,
MRD) voor volledige respons (Complete Response, CR) of beter en voor
vermoedelijke CR/sCR.
• vergelijking van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
(health-related Quality of Life, HRQoL) en gezondheidstoestand tussen
behandelingsgroepen
• evaluatie van de immunomodulatoire effecten van daratumumab op T-cellen
• evaluatie van de farmacokinetica en immunogeniciteit van daratumumab en de
immunogeniciteit van rHuPH20
Onderzoeksopzet
Dit is een in meerdere locaties uitgevoerd, fase 3, gerandomiseerd, open-label
onderzoek ter vergelijking van daratumumab, pomalidomide en een lage dosis
dexamethason (DaraPomDex) met pomalidomide en een lage dosis dexamethason
(PomDex) bij proefpersonen met gerecidiveerde of refractaire MM die minstens 1
eerder behandelingsprogramma hebben ontvangen met zowel lenalidomide als een PI
en progressie van de ziekte hebben vertoond.
Ongeveer 302 proefpersonen, gevestigd in ongeveer 12 landen, worden
gerandomiseerd in een verhouding van 1:1 voor het krijgen van DaraPomDex of
PomDex. Behandelcycli duren 28 dagen:
Pomalidomide wordt in de volledige dosis van 4 mg oraal toegediend (PO) op dag
1 t/m 21 van elke cyclus van 28 dagen.
Daratumumab wordt in een dosis van 1800 mg subcutaan toegediend met wekelijkse
intervallen (QW) gedurende 8 weken, dan elke 2 weken (Q2W) gedurende nog eens
16 weken, en daarna elke 4 weken (Q4W). Proefpersonen ontvangen medicatie ter
voorbereiding vóór infusie om potentiële infusiegerelateerde reacties
(Infusion-Related Reactions, IRR) te beperken.
Dexamethason wordt toegediend overeenkomstig de standaard klinische methode en
in een aanbevolen totale dosis van 40 mg per week voor beide
behandelingsgroepen (20 mg per week voor proefpersonen >=75 jaar).
Proefpersonen blijven de medicatie ontvangen tot ziekteprogressie of
onaanvaardbare toxiciteit.
Tijdens de eerste cycli wordt de medicatie vaker toegediend en komt u vaker
voor een vervolgbezoek (bijvoorbeeld wekelijks of om de 2 weken) (zie tabel
7.2). Na elke cyclus wordt uw ziekte beoordeeld, voornamelijk via de meting van
myeloomeiwitten. Overige parameters kunnen bestaan uit beenmergonderzoeken,
skeletonderzoeken, bepaling van extramedullaire plasmacytomen en meting van
voor albumine gecorrigeerd serumcalcium. PROM*s (patiënt gerapporteerde
metingen) worden uitgevoerd op dag 1 van elke behandelcyclus, vóór het
ontvangen van de medicatie of een andere evaluatie.
De bepaling van de myeloomrespons en progressie van de ziekte worden uitgevoerd
conform de gemodificeerde responscriteria van de International Myeloma Working
Group (IMWG).
De primaire analyse van progressievrije overleving (Progression Free Survival,
PFS) vindt plaats nadat 188 PFS-events zijn waargenomen.
De follow-up van langdurige overleving en data collectie wordt voortgezet tot
166 overlijdensgevallen zijn waargenomen, of tot 5 jaar nadat de laatste
proefpersoon is gerandomiseerd.
Proefpersonen die baat hebben bij de onderzoeksbehandeling kunnen de
onderzoeksmedicatie blijven ontvangen na afloop van het verzamelen van gegevens
voor onderzoeksdoeleinden tot op het moment dat de onderzoeksmedicatie in de
handel verkrijgbaar is via een andere bron (bijv. via een specifiek langlopend
vervolgonderzoek of een toegangsprogramma voor patiënten), hetgeen betekent dat
op dat moment uw deelname aan de studie wordt beëindigd, anders wordt uw
deelname beëindigd bij de voltooiing van de studie (naar verwachting op 31
maart 2024), afhankelijk wat het eerste komt
Zie het protocol, tabel 7.3 op pagina 72
Onderzoeksproduct en/of interventie
Raadpleeg 7.2 van het protocol (TABEL 7.3: SCHEMA VAN GEBEURTENISSEN en TABEL 7.3.1)
Inschatting van belasting en risico
Uittreksel van protocol:
2.3.1 Bekende mogelijke risico*s
Daratumumab
Per 30 juni 2016 zijn er 3147 proefpersonen ingeschreven voor onderzoeken met
gebruik van daratumumab via intraveneuze infusie (IV); 762 proefpersonen kregen
alleen daratumumab en 2385 proefpersonen kregen daratumumab in combinatie met
andere geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van MM.
Aangezien daratumumab in Europa niet is goedgekeurd voor de indicatie die wordt
onderzocht, zijn niet alle mogelijke bijwerkingen en risico*s in verband met
daratumumab bekend, en kunnen nieuwe bijwerkingen optreden. Een omschrijving
van de waargenomen voorvallen wanneer daratumumab via een intraveneus infuus
werd gegeven in combinatie met andere geneesmiddelen vindt u hieronder (zie ook
Daratumumab IB).
Onderzoeken van IV daratumumab in combinatie
Het veiligheidsprofiel van daratumumab in combinatie met standaard
achtergrondprogramma's (bortezomib, lenalidomide, pomalidomide, dexamethason,
melfalan, prednison, thalidomide, carfilzomib) komt overeen met die van de
achtergrondprogramma*s en daratumumab als enig middel.
Onder de 318 proefpersonen behandeld met 16 mg/kg daratumumab in combinatie met
lenalidomide en dexamethason in onderzoek MMY3003 en Fase 2 van het
GEN503-onderzoek:
• Tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen (Treatment emergent
adverse events, TEAE) die leidden tot het stoppen met de onderzoeksmedicatie
werden gemeld bij 27 proefpersonen (9%).
• Zeventiende proefpersonen (5%) overleden wegens een ongewenst voorval binnen
30 dagen na de laatste dosis.
• De vaakst gemelde tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen
(gemeld bij >=25% van de proefpersonen) waren neutropenie (63%), diarree (48%),
vermoeidheid (36%), anemie (33%), hoesten (32%), infectie bovenste
ademhalingswegen (32%), spierkrampen, (30%), constipatie (29%), trombocytopenie
(28%), rinofaryngitis (27%), en misselijkheid (26%). Er werden geen tijdens de
behandeling optredende ongewenste voorvallen gemeld van tumorlysissyndroom,
hemolyse of reactie op bloedtransfusies.
• Ernstige ongewenste voorvallen (Serious Adverse Events, SAE's) werden gemeld
bij 174 proefpersonen (55%); de vaakst gemelde SAE's waren longontsteking (9%),
griep (4%), met koorts gepaard gaande neutropenie (4%), koorts (3%), bronchitis
(3%), pulmonaire embolie (3%), infectie van de onderste luchtwegen (2%) en
diarree (2%).
• Tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen van graad 3 of 4
werden gemeld bij 267 proefpersonen (84%); de vaakst gemelde tijdens de
behandeling optredende ongewenste voorvallen van graad 3 of 4 waren neutropenie
(56%), anemie (14%) en trombocytopenie (14%).
• Infecties of besmettingen werden gemeld bij 87% van de proefpersonen. Het
vaakst gemeld werden infecties van de bovenste ademhalingswegen (32%),
rinofaryngitis (27%), bronchitis (17%), longontsteking (15%) en
luchtweginfectie (11%).
Onder de 243 proefpersonen die in onderzoek MMY3004 werden behandeld met
daratumumab in combinatie met bortezomib en dexamethason:
• Tijdens de behandeling optredende bijwerkingen die leidden tot het stoppen
met de onderzoeksmedicatie werden gemeld bij 22 proefpersonen (9%).
• Veertien overlijdensgevallen (6%) werden gemeld binnen 30 dagen na de laatste
dosis. Twaalf proefpersonen overleden wegens tijdens de behandeling optredende
ongewenste voorvallen en 2 proefpersonen overleden wegens progressie van de
ziekte.
• De vaakst gemelde tijdens de behandeling optredende bijwerkingen (gemeld bij
>=25% van de proefpersonen) waren trombocytopenie (60%), perifere sensorische
neuropathie (49%), diarree (34%), infectie bovenste ademhalingswegen (30%),
anemie (28%) en hoesten (27%).
• Ernstige bijwerkingen werden gemeld bij 118 proefpersonen (49%); het vaakst
gemeld werden longontsteking (21 proefpersonen; 9%), anemie, bronchitis,
trombocytopenie, boezemfibrilleren, infectie bovenste ademhalingswegen (elk 3%)
en koorts (2%).
• Tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen van graad 3 of 4
werden gemeld bij 193 proefpersonen (79%); de vaakst gemelde tijdens de
behandeling optredende ongewenste voorvallen van graad 3 of 4 waren
trombocytopenie (45%), anemie (15%) en neutropenie (13%).
• Infecties of besmettingen werden gemeld bij 73% van de proefpersonen. Het
vaakst gemeld werden infecties van de bovenste ademhalingswegen (30%),
longontsteking (14%) en bronchitis (13%).
Infusiegerelateerde reacties (IRR)
Infusiegerelateerde reacties werden gemeld bij ongeveer de helft van alle
proefpersonen die met daratumumab werden behandeld en deze traden meestal op
bij de eerste infusie en gedurende of binnen de eerste paar uur na de start van
de infusie. Klachten en symptomen van infusiegerelateerde reacties kunnen
luchtwegklachten zijn, zoals een verstopte neus, hoest en een geïrriteerde
keel, maar ook koude rillingen, braken en misselijkheid. Minder vaak
voorkomende symptomen zijn ademhalingsproblemen (piepende ademhaling), een
loopneus, koorts, een onaangenaam gevoel op de borst, jeuk en verlaagde of
verhoogde bloeddruk. De meeste van de tot nu toe waargenomen
infusiegerelateerde reacties waren licht of matig-ernstig van aard, en
verdwenen weer wanneer de infusie tijdelijk werd stopgezet en geneesmiddelen
werden gegeven. Ernstige reacties zijn opgetreden zoals bronchospasme, hypoxie,
dyspneu, hypertensie en laryngo- en longoedeem. Zie 6.1.5 voor informatie over
de behandeling van infusiegerelateerde reacties en 7.3.1 en 7.3.2 voor
aanbevelingen betreffende het gebruik van medicatie respectievelijk vóór en na
het infuus.
Daratumumab voor subcutane injectie (Dara MD en Dara SC)
Het onderzoek MMY1004 is een Fase 1b onderzoek voor de bepaling van de
veiligheid en farmacokinetica van SC toediening van daratumumab. In deel 1 van
dit onderzoek werd een subcutane mengen-en-toedienen vorm (Dara MD) van de
thans goedgekeurde daratumumab IV samenstelling gebruikt: rHuPH20 en
daratumumab werden vlak vóór de toediening gemengd. Maximaal 90 ml Dara MD werd
gedurende 8 weken elke week subcutaan toegediend, dan elke 2 weken gedurende 16
weken, en daarna elke 4 weken. Proefpersonen in deel 2 van dit onderzoek
krijgen de definitieve samenstelling van daratumumab voor SC toediening waarin
daratumumab is samengesteld uit recombinant humaan hyaluronidase (rHuPH20 [in
dit protocol Dara CF of Dara SC genoemd]). Dara CF wordt enkelvoudig en
voorgemengd geleverd in een flacon (120 mg/ml daratumumab met 30.000 U rHuPH20,
15 ml injectievolume voor een dosisniveau van 1800 mg). Het wordt als 1800 mg
toegediend volgens hetzelfde rooster als Dara MD en kan in 3 tot 5 minuten
worden toegediend door handmatige SC injectie in het periumbilicale gebied van
de buikwand.
Preliminaire gegevens uit dit onderzoek tonen dat SC toediening haalbaar is en
een aanzienlijk kortere toedieningstijd eist, vergeleken met de standaard
intraveneuze toediening. Drieënvijftig (53) proefpersonen die tussen november
2015 en augustus 2016 Dara MD ontvingen (1200 mg [n=8]; 1800 mg [n=45]), werden
beoordeeld op veiligheid en effectiviteit. Tijdens de behandeling optredende
ongewenste voorvallen voor Dara MD in dit onderzoek leken overeen te komen met
wat gemeld was voor de onderzoeken van Dara IV als enig middel (Lokhorst 2015,
Lonial 2016. Na een mediane behandelingsduur van 2,6 maanden (bereik 0,7-12)
voor de cohort van 1200 mg en 3,4 maanden (bereik 0,7-8,6) voor de cohort van
1800 mg, zijn de belangrijkste bevindingen qua veiligheid als volgt:
Voor proefpersonen die Dara MD krijgen, was de incidentie van alle gradaties
van infusiegerelateerde reacties respectievelijk 13% en 24% in de 1200 mg en
1800 mg cohorts).
• IRR's waren meestal graad 1 of 2 en bestonden uit koude rillingen, koorts,
niet-cardiale pijn op de borst, oedeem van de tong, misselijkheid, braken,
dyspneu, piepende a
Publiek
Erasmas University Hospital, s-Gravendijkwal 230
Rotterdam 3015CE
NL
Wetenschappelijk
Erasmas University Hospital, s-Gravendijkwal 230
Rotterdam 3015CE
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Mannelijke en vrouwelijke patiënten, van minstens 18 jaar.
2. Vrijwillige schriftelijke geïnformeerde toestemming vóór uitvoering van een
onderzoeksgerelateerde procedure.
3. Proefpersoon moet meetbaar de ziekte MM hebben zoals gedefinieerd door de
criteria hieronder:
• IgG multipel myeloom: M-eiwitgehalte in serum >=1,0 g/dl of M-eiwitgehalte in
urine >=200 mg/24 uur, of
• IgA, IgD, IgE, IgM multipel myeloom: M-eiwitgehalte in serum >=0,5 g/dl of
M-eiwitgehalte in urine >=200 mg/24 uur; of
• lichte keten multipel myeloom, voor proefpersonen zonder in serum of urine
meetbare ziekte: immunoglobuline FLC (Free Light Chain) in serum >=10 mg/dl en
abnormale ratio immunoglobuline kappa lambda
FLC in serum.
4. Proefpersonen moeten eerdere antimyeloombehandeling hebben ontvangen. De
eerdere behandeling moet zowel een PI- (proteasoomremmer) als een
lenalidomidebevattend programma hebben omvat. De
proefpersoon moet een respons op de eerdere behandeling hebben gehad
(d.w.z., PR of beter op basis van de bepaling van de onderzoeker van de respons
zoals gedefinieerd door de gemodificeerde
IMWG-criteria).
5. Proefpersonen moeten gedocumenteerd bewijs van PD (progressieve ziekte)
hebben op basis van de bepaling door de onderzoeker van de respons op of na het
laatste programma zoals gedefinieerd door
de gemodificeerde IMWG-criteria.
6. Proefpersonen die slechts 1 eerdere behandelingslijn hebben ontvangen,
moeten een aantoonbare PD hebben bij of binnen 60 dagen van afronding van het
lenalidomidebevattende programma (d.w.z.
lenalidomiderefractair).
7. ECOG-prestatiestatus (Eastern Cooperative Oncology Group) van <=2.
8. Bereidheid en mogelijkheid om aan onderzoeksprocedures deel te nemen.
9. Voor proefpersonen die toxiciteiten ervaren als gevolg van de eerdere
behandeling, moeten de toxiciteiten worden opgelost of gestabiliseerd tot <=
graad 1.
10. Alle volgende laboratoriumuitslagen tijdens de screening:
a) absolute neutrofielentelling >= 1,0 × 109/l;
b) hemoglobinegehalte >=7,5 g/dl (>=4,65 mmol/l) (transfusies zijn niet
toegestaan om dit gehalte te bereiken);
c) trombocytentelling >=75 × 109/l bij proefpersonen bij wie <50% van de
beenmergcellen met kern plasmacellen zijn en de trombocytentelling >=50 x 109/l
bij proefpersonen bij wie >=50% van de beenmergcellen
met kern plasmacellen zijn (transfusies zijn niet toegestaan om dit gehalte
te bereiken);
d) alanineaminotransferasegehalte (ALT) <=2,5 keer de bovenlimiet van de
normaalwaarde (Upper Limit of Normal, ULN);
e) aspartaataminotransferasegehalte (AST) <=2,5 x ULN;
f) totaal bilirubinegehalte <=1,5 x ULN, (behalve voor syndroom van Gilbert:
directe bilirubine <=1,5 × ULN);
g) creatinineklaring >=30 ml/min (bijlage 6);
h) serumcalcium gecorrigeerd voor albumine <=14,0 mg/dl (<=3,5 mmol/l), of vrij
geïoniseerd calcium <=6,5 mg/dl (<=1,6 mmol/l).
11. Criterium (letter *g*) gemodificeerde krachtens wijziging 2:
11.1 Voortplantingsstatus
a) Vrouwen die kinderen kunnen krijgen (Women of childbearing potential, WOCBP)
moeten 2 negatieve uitslagen hebben bij zwangerschapstests in serum of urine,
één 10-14 dagen voorafgaand aan het begin
van de onderzoeksmedicatie en één minder dan 24 uur vóór het begin van de
onderzoeksmedicatie. Vrouwen worden niet als WOCBP beschouwd als zij minstens
24 opeenvolgende maanden natuurlijk
menopauzaal zijn, of een hysterectomie en/of bilaterale ovariotomie hebben
ondergaan.
b) Vrouwen mogen geen borstvoeding geven.
c) WOCBP moeten bevestigen dat zij de instructies voor anticonceptiemethoden
zullen volgen gedurende 4 weken voor het begin van de onderzoeksmedicatie,
gedurende de looptijd van de
onderzoeksmedicatie en 3 maanden na het stoppen met daratumumab of 4 weken
na het stoppen met pomalidomide, wat het langste is.
d) Mannen die seksueel actief zijn, moeten altijd een latex of synthetisch
condoom gebruiken bij elk seksueel contact met vrouwen die kinderen kunnen
krijgen, ook als zij een vasectomie hebben ondergaan. Zij
moeten ook bevestigen dat zij de instructies voor het gebruik van
anticonceptiemethoden zullen opvolgen vanaf 4 weken voor het begin van de
onderzoeksmedicatie, gedurende de looptijd van de
onderzoeksmedicatie, en gedurende in totaal 3 maanden na afronding van de
behandeling.
e) Mannelijke proefpersonen mogen tot 90 dagen na afronding van de behandeling
geen sperma doneren.
f) Vrouwelijke proefpersonen mogen tot 90 dagen na afronding van de behandeling
geen eitjes doneren.
g) Azoöspermische mannen en WOCBP die niet heteroseksueel actief zijn, zijn
vrijgesteld van de anticonceptievereisten. WOCBP ondergaan echter nog wel de
zwangerschapstesten zoals in dit gedeelte
beschreven.
Zeer effectieve anticonceptiemethoden hebben een mislukkingspercentage van
<1% wanneer zij consistent en correct worden toegepast. Proefpersonen moeten
bevestigen dat zij 2
anticonceptiemethoden zullen gebruiken, waarvan 1 methode zeer effectief
moet zijn en de andere methode aanvullend effectief. Wegens het risico van
pomalidomide voor embryo's/foetussen moeten alle
proefpersonen zich houden aan het wangerschapspreventieprogramma voor
pomalidomide dat geldt voor hun regio. Onderzoekers moeten de plaatselijke
etiketteringsregels voor pomalidomide als richtlijn
bij de voorlichting van proefpersonen en moeten ervoor zorgen dat alle
proefpersonen zich aan het landelijke REMS-programma voor pomalidomide houden
(Risk Evaluation and Mitigation Strategy, risico-evaluatie
en mitigatiestrategie). Wanneer er geen landelijk REMS-programma voor
pomalidomide bestaat, moeten de proefpersonen zich houden aan het mondiale
zwangerschapspreventieplan voor pomalidomide.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Eerdere behandeling met een anti-CD38 monoklonaal antilichaam.
2. Eerdere blootstelling aan pomalidomide.
3. Proefpersoon heeft anti-myeloombehandeling ontvangen, minder dan 2 weken of
5 maal de farmacokinetische halfwaardetijd van de
medicatie, wat het langste is, vóór de datum van randomisering. De enige
uitzondering is een korte noodkuur met corticosteroïden
(gelijkwaardig aan dexamethason 40 mg/dag gedurende maximaal 4 dagen) voor
pijnbestrijding vóór cyclus 1, dag 1 (C1D1).
4. Eerdere allogene stamceltransplantatie; of autologe stamceltransplantatie
(ASCT) minder dan 12 weken vóór C1D1.
5. Eerder doorgemaakte maligniteit (anders dan MM) minder dan 3 jaar voor de
datum van randomisering (met uitzondering van plaveisel-
en basaalcelcarcinomen van de huid, carcinoom in situ van cervix of borst,
of een andere niet-invasieve laesie die naar de mening van
de onderzoeker in overleg met de medisch toezichthouder van de sponsor,
wordt beschouwd als genezen met een zeer gering risico
van recidivering binnen 3 jaar).
6. Klinische tekenen van de aanwezigheid van MM in het hersenvlies.
7. Chronische obstructieve longaandoeningen (COPD) met een geforceerd
expiratoir volume in 1 seconde (Forced Exploratory Volume,
FEV1) <50% van de voorspelde normaalwaarde. Merk op dat FEV1 testen
verplicht is voor proefpersonen die vermoedelijk COPD
hebben, en de proefpersonen moeten worden uitgesloten als FEV1 <50% van de
voorspelde normaalwaarde. (Bijlage 4).
8. Klinisch significante hartaandoening, inclusief:
a) myocardinfarct minder dan 6 maanden vóór C1D1, of instabiele of
niet-gecontroleerde aandoening (zoals instabiele angina, congestief
hartfalen, New York Heart Association graad III-IV);
b) aritmie (algemene terminologiecriteria voor ongewenste voorvallen [Common
Terminology Criteria for Adverse Events, CTCAE] graad 3
of hoger) of klinisch significante afwijkingen op het elektrocardiogram
(ecg);
c) elektrocardiogram met een baseline QT-interval zoals gecorrigeerd QTc >470
msec.
9. Criterium gemodificeerd krachtens wijziging 2:
9.1 Bekende:
a) Actieve hepatitis-A
b) Seropositiviteit voor hepatitis-B (gedefinieerd door een positieve test op
hepatitis-B oppervlakte-antigeen [HBsAg]). Proefpersonen met een
opgeloste infectie (d.w.z. proefpersonen die positief zijn voor
antilichamen tegen hepatitis-B kernantigeen [anti-HBc] en/of antilichamen tegen
hepatitis-B oppervlakte-antigeen [anti-HBs]) moeten worden gescreend
met behulp van real-time meting van de polymerasekettingreactie (PCR)
van het niveau van hepatitis-B-virus-dna (HBV-dna). Mensen die
PCR-positief zijn, worden uitgesloten. UITZONDERING: Proefpersonen met
serologische
bevindingen die HBV-vaccinatie suggereren (met anti-HBs-positiviteit
reactie als enige serologische marker) EN een bekende eerder ontvangen
HBV-vaccinatie,
hoeven niet met PCR op HBV-dna getest te worden.
c) Seropositiviteit voor hepatitis-C (behalve tegen een achtergrond van een
aanhoudende virologische respons, gedefinieerd als aviremie, minstens 12 weken
na
afronding van antivirusbehandeling).
10. Criterium herzien krachtens wijziging 2
10.1 Bekende seropositiviteit voor humaan immunodeficiëntie-virus.
11. Maag/darmaandoening die de absorptie van pomalidomide aanzienlijk kan
veranderen.
12. Proefpersoon heeft plasmacelleukemie (>2,0 × 109/l circulerende
plasmacellen volgens standaard differentieel) of macroglobulinemie
van Waldenström of POEMS-syndroom (polyneuropathie, organomegalie,
endocrinopathie, monoclonaal eiwit en huidveranderingen)
of amyloïdose.
13. Een gelijktijdig optredende medische of psychiatrische aandoening of ziekte
(zoals actieve systemische infectie, niet gecontroleerde
diabetes, acute diffuse infiltratieve longziekte) die waarschijnlijk de
onderzoeksprocedures of uitslagen zal verstoren of die, naar de
mening van de onderzoeker, een gevaar zou betekenen voor deelname aan dit
onderzoek.
14. Aanhoudende perifere neuropathie >= graad 2.
15. Proefpersoon had >= graad 3 uitslag tijdens eerdere behandeling.
16. Proefpersoon heeft een grote operatie ondergaan minder dan 2 weken vóór
randomisering, of is nog niet volledig genezen van een
eerdere operatie, of er is voor hem/haar een operatie gepland tijdens de
periode waarin de proefpersoon naar verwachting aan het
onderzoek meedoet, of binnen 2 weken na de laatste toegediende dosis van
het onderzoeksgeneesmiddel. N.B.: Proefpersonen met
geplande chirurgische ingrepen onder plaatselijke verdoving kunnen
deelnemen. Kyfoplastie of vertebroplastiek worden niet als grote
operaties beschouwd.
17. Zwangere of borstvoeding gevende vrouwen.
18. Proefpersoon heeft bekende allergieën, overgevoeligheid of intolerantie
voor een of meer van de onderzoeksmedicijnen, hyaluronidase, monoklonale
antilichamen,
humane eiwitten of hun excipiëns (zie daratumumab IB), of bekende
gevoeligheid voor van zoogdieren afgeleide producten.
19. Proefpersoon is minder dan 4 weken vóór de randomisering gevaccineerd met
levende vaccins.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2017-001618-27-NL |
CCMO | NL62783.029.17 |