Het algemene doel van deze studie is om de pathofysiologie van postpartum stemmingsstoornissen te onderzoeken en de voorspellers van de longitudinale uitkomst te bepalen.Primaire onderzoeksvariabelen/uitkomstmatenDe primaire doelstelling is om de…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Psychiatrische stoornissen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire doelstelling is om de onderliggende neurobiologie van primaire
postpartum stemmingsstoornissen te onderzoeken **met behulp van longitudinale
neuroimaging. Beeldvorming van de hersenen zal plaatsvinden tijdens de acute
episode (mediaan 4 weken na de bevalling) en na volledige remissie (12 maanden
na het ontstaan van de episode). Alle MRI-scans zullen worden gemaakt door een
getrainde onderzoeker en getrainde onderzoeksassistent. Het scanprotocol bevat
een structureel MRI-onderzoek van het gehele brein in combinatie met Diffusion
Tensor Imaging (DTI), functionele MRI (fMRI) scans en Magnetische Resonantie
Spectroscopie (MRS).
Omdat ons vorige onderzoek mogelijk een auto-immuun gerelateerde oorzaak toonde
van postpartum stemmingsstoornissen, verwachten we veranderingen in de witte
stof. Daarom zal onze primaire uitkomstmaat witte stof integriteit zijn,
gemeten aan de hand van de fractionele anisotropie (FA). Fractionele
anisotropie is de meest algemeen gebruikte DTI-gebaseerde index in
hersenonderzoek. Fractionele anisotropie verschaft een grijsschaal, 2D, waarbij
er verschillen optreden in diffusie anisotropie met intensiteitsgrenzen tussen
nul en één. In de witte stof, is de anisotropie hoog, als gevolg van een snelle
diffusie langs de vezels en langzame diffusie perpendiculair van de vezels. In
grijze stof en de liquor cerebrospinalis, nadert de anisotropie nul omdat de
diffusiviteit gelijk is in alle richtingen. Witte stof afwijkingen leiden tot
een daling van de fractionele anisotropie.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten omvatten het longitudinale beloop van vrouwen met een
primaire postpartum stemmingsstoornis en voorspellende factoren voor het
longitudinale beloop (en dus voor de noodzaak van langdurige farmacologische
onderhoudstherapie). Onze belangrijkste variabele is een recidief van de
stemmingsstoornis. Een recidief wordt gedefinieerd als het optreden van
affectieve of psychotische symptomen die voldoen aan de DSM-IV-R criteria en
ernstig genoeg zijn om behandeling te starten. We zullen een duidelijk
onderscheid maken tussen terugval na een volgende zwangerschap versus een
terugval buiten de postpartum periode, waardoor het onderscheid kan worden
gemaakt tussen vrouwen met episodes van affectieve psychose geheel beperkt tot
de postpartum periode versus degenen met een levenslange stemmingsstoornis.
Onze eerdere onderzoek wees uit dat het risico op een recidief bij vrouwen met
uitsluitend psychoses tijdens de postpartum periode 31% (95% CI = 22, 42) is
zoals afgeleid werd uit 13 studies, 595 bevallingen en 528 patiënten. Het
risico van postpartum episode (affectieve psychose, manie, gemengde episode of
terugval tot ziekenhuisopname) was significant hoger bij patiënten met een
voorgeschiedenis van postpartum psychose (29%, 95% Cl = 20, 41) in vergelijking
met vrouwen met meer chronische vormen van een bipolaire stoornis. Verder, in
schril contrast met de hoge terugval bij vrouwen met een bipolaire stoornis
tijdens de zwangerschap, lopen vrouwen met een geschiedenis van psychose
beperkt tot de postpartum periode geen verhoogd risico op psychiatrische
episodes tijdens de zwangerschap.
Onze hypothese is dat voorspellende factoren voor het longitudinale beloop
kunnen zijn:
a. tijdstip van ontstaan
b. genetische kwetsbaarheid
c. immuungerelateerde kwetsbaarheid
a. Tijdstip van ontstaan
Het begin en de ernst van postpartum stemmingsstoornissen **in de vroege
postnatale periode zijn niet alleen van diagnostische belang, maar kan mogelijk
ook de conversie naar een levenslange stemmingsstoornis voorspellen.
Verschillende klinische deskundigen hebben het perspectief dat een heel vroeg
onstaan van postpartum stemmingsstoornissen meer kans heeft op een bipolaire
diathese, vooral als prominent manische symptomen aanwezig zijn. Daarentegen
vanuit een neurobiologische perspectief, kan een zeer vroeg begin suggestief
zijn voor een gunstig ziekteverloop (postpartum stemmingsstoornis alleen
beperkt tot de postpartum periode), omdat in de eerste week postpartum de
voornaamste fysiologische veranderingen (endocriene, immunologische) optreden.
Onze Deense collega's rapporteerden dat primiparae na de geboorte van hun kind
een verhoogd risico hebben op een ziekenhuisopname met een psychiatrische
stoornis, met het hoogste risico 10 tot 19 dagen postpartum (relatief risico
[RR], 7,31; 95% betrouwbaarheidsinterval [ BI], 5,44-9,81) Dit is in
overeenstemming met ons eerdere onderzoek; we vonden een mediaan begin van
postpartum psychose 8 dagen na de bevalling, (interquartile range 5-14) in ons
klinische cohort. Wij zullen de gegevens van het eerste contact met de
geestelijke gezondheidszorg als datum van het ontstaan van de stemmingsstoornis
gebruiken. Onze hypothese is dat een eerder begin zal overeenkomen met een
gunstiger beloop van de ziekte.
b. Genetische kwetsbaarheid
Informatie over de familiegeschiedenis van zowel bipolaire als postpartum
episodes geven een unieke blik op de mate waarin de genetische kwetsbaarheid
voor postpartum stemmingsstoornissen **en bipolaire stoornis kan worden
onderscheiden of wordt gedeeld. Het is bekend dat de erfelijkheid van bipolaire
stoornis wordt geschat tot aan 80%. Bovendien is er steeds meer bewijs van een
grote erfelijkheid voor postpartum episodes van affectieve psychose. Onze
Deense collega's vonden dat een bipolaire familie psychopathologie een
belangrijke risicofactor is voor het eerste optreden van psychiatrische
episodes in de postpartum periode. Het is interessant om te onderzoeken wat het
risico van een verder bipolaire beloop zal zijn na een primaire episode, als
ook als een familielid lijdt aan een bipolaire affectieve stoornis. Bovendien
zullen we binnen een groter consortium, genetische loci onderzoeken, die zijn
geassocieerd met gevoeligheid voor ernstige postpartum aandoeningen. Onze
hypothese is dat een bipolaire familiegeschiedenis een belangrijke risicofactor
is voor een bipolair ziekteverloop.
c. Immuungerelateerde kwetsbaarheid
Interessant is dat de pathofysiologie van iedere niet-psychiatrische aandoening
met een postpartum opvlammend patron, veroorzaakt wordt door immuun dysfunctie,
waaronder reumatoïde artritis, multiple sclerose, auto-immuun gerelateerde
schildklier disfunctie, auto-immuun hepatitis, en myasthenia gravis.
Gemeenschappelijke kenmerken van deze zwangerschapsgerelateerde
auto-immuunziekten omvatten familiair voorkomen, de progressie van subklinische
tot klinische ziekte, een cyclisch exacerbatie-remissie patroon, en een hoog
recidief risico bij volgende zwangerschappen. Postpartum stemmingsstoornissen
bezitten ook deze klinische kenmerken en we stellen daarom dat postpartum
activering van het immuunsysteem centraal ligt in de pathogenese van deze
postpartum stemmingsstoornissen. Ons eerdere werk toonde aan dat patiënten met
postpartum psychose significant vaker de ziekte van Hashimoto en pre-eclampsie
hebben, waarvan bij beide een auto-immuun etiologie is vastgesteld. Onlangs
hebben we aangetoond dat een kleine subgroep van patiënten last had van niet
gediagnosticeerde autoimmuun encefalitis. Tenslotte zagen we afwijkingen in
monocyt-activatie van T-celfunctie en tryptofaan afbraak bij patiënten met
postpartum psychose tijdens de acute fase van de ziekte in vergelijking met
postpartum controles, allen suggestief voor immuunsysteem dysfunctie. We willen
daarom onderzoeken of immuunsysteem afwijkingen voorspellend zijn voor het
ziekteverloop.
Een andere secundaire uitkomstmaat zal de vroegkinderlijke ontwikkeling zijn
van de kinderen wiens moeder aan de OPPER studie meedoet.
Achtergrond van het onderzoek
De postpartum periode gaat gepaard met een sterk verhoogd risico op het
ontstaan van ernstige psychiatrische ziektes. De drie belangrijkste
aandoeningen die geassocieerd zijn met de bevalling zijn de kraamtranen, een
postnatale depressie en een postpartum psychose. Kraamtranen zijn milde
stemmingswisselingen die veel voorkomen tijdens de vroege postpartum periode.
In tegenstelling tot de kraamtranen, zijn een postpartum depressie en een
postpartum psychose, ernstige klinische aandoeningen, die hier postpartum
stemmingsstoornissen genoemd worden.
Postpartum depressie is een klinisch syndroom met matige tot ernstige
depressieve symptomen, dat langer duurt dan de kraamtranen en een grote impact
heeft op het gezin. De prevalentie van postpartum depressie is ongeveer 10% en
het treedt, volgens de definitie in de DSM-IV, binnen 4 weken na de geboorte
op. De meeste onderzoekers suggereren echter dat een postnatale depressie kan
ontstaan binnen het eerste jaar postpartum. De symptomen van een postpartum
depressie zijn over het algemeen niet te onderscheiden van ernstige depressie
die op een ander moment in het leven optreedt, en omvatten onder andere een
depressieve stemming, anhedonie, laag energiepeil en schuldgevoelens. Er zijn
echter subtiele verschillen, zoals: (a) moeite met slapen als de baby slaapt,
(b) het gebrek aan plezier in de moederlijke rol, (c) schuldgevoelens met
betrekking tot het ouderschap.
Postpartum psychose is de meest ernstige vorm van een postpartum psychiatrische
ziekte, met een prevalentie in de algemene populatie van 0,1%. Postpartum
psychose komt het meest voor bij primiparae zonder psychiatrische
voorgeschiedenis en over het algemeen manifesteert het ziektebeeld zich acuut
binnen 4 weken na de bevalling. Het relatieve risico op het begin van een
affectieve psychose zoals manie of psychotische depressie is 23 keer hoger
binnen 4 weken na de bevalling, in vergelijking met andere periodes in het
leven van een vrouw. De symptomatologie is affectief en ernstig, met inbegrip
van acute manie, depressie of een gemengde toestand. Psychotische symptomen
komen vrijwel uitsluitend voor tijdens affectieve instabiliteit. De eerste
klinische evaluatie van postpartum psychose vereist een grondig lichamelijk en
neurologisch onderzoek.
Vanuit onderzoeksoptiek, zijn postpartum stemmingsstoornissen één van de
weinige psychiatrische aandoeningen waarvan de etiologie onbekend is. Een
bevalling is de verantwoordelijke trigger voor postpartum stemmingsstoornissen,
maar er zijn veel belangrijke vragen met betrekking tot pathofysiologie en
prognose die onbeantwoord blijven.
Rationale primaire uitkomstmaat
Dit zal de eerste neuroimaging studie zijn die wordt uitgevoerd bij vrouwen met
een ernstige postpartum psychiatrische aandoening. Het primaire doel is om de
onderliggende neurale mechanismen van postpartum stemmingsstoornissen te
onderzoeken, met een bijzondere aandacht voor de witte stof integriteit. Ons
vorige onderzoek leverde nieuw bewijs voor een centrale rol van het
immuunsysteem in de pathogenese van postpartum aandoeningen De kraamtijd staat
bekend als een risicovolle periode voor demyeliniserende auto-immuunziekten van
het centrale zenuwstelsel, zoals multiple sclerose, neuromyelitis optica en het
radiologisch geïsoleerd syndroom- de voorloper van multiple sclerose. Tijdens
de postpartum periode is er een sterk verhoogd risico op zowel het ontstaan als
terugval van deze demyeliniserende ziekten, net zoals bij postpartum
stemmingsstoornissen. Interessant is dat psychotische symptomen niet zelden
worden waargenomen bij patiënten met multiple sclerose. Daarnaast, zijn
klinische kenmerken van demyelinisatie waargenomen bij een aanzienlijk aantal
patiënten met anti-NMDA receptor encefalitis, waarbij psychose vaak is
waargenomen, waaronder postpartum psychose. Het is aangetoond dat witte stof
afwijkingen de centrale pathofysiologische oorzaak van multiple sclerose zijn,
zelfs in gebieden die normaal lijken te zijn op standaard Magnetic Resonance
Imaging (MRI). Een meer subtiele vorm van witte stof pathologie is aangetoond
bij bipolaire patiënten door middel van beeldvorming en postmortale
immunohistochemie. Het is ook aangetoond bij patiënten met een unipolaire
depressie. Zowel grijze als witte stof afwijkingen zijn tijdens de vroege
stadia van bipolaire stoornis aanwezig. Deze afwijkingen zijn bij een bipolaire
stoornis van potentiële pathofysiologische betekenis gezien het feit dat ze
geassocieerd zijn met een slechte klinische en functionele uitkomst met
cognitieve achteruitgang, suicide pogingen en behandelingsresistentie.
De ontwikkeling van moderne neuroimaging technieken, zoals diffusion tensor
imaging, heeft ervoor gezorgd dat witte stof afwijkingen en de daaruit
voortvloeiende abnormale functionele connectiviteit getailleerder onderzocht
kunnen worden. Om de onderliggende neurobiologie van het onstaan van postpartum
stemmingsstoornissen te onderzoeken, maken we gebruik van een longitudinaal
prospectief design, met gebruik van neuroimaging in de acute fase en na
volledige remissie. We zullen specifiek kijken naar het witte stof volume
(structurele imaging), naar de microstructuur van de witte stof in het gehele
brein en specifieke regio's (dti MRI) en functionele connectiviteit (fMRI)
onderzoeken. Daarnaast zullen we de lithiumconcentratie in de hersenen
onderzoeken met magnetische resonantie spectroscopie (MRS).Onze algemene
hypothese is dat de witte stof integriteit is aangetast bij vrouwen met
postpartum stemmingsstoornis, en we mogelijk onderscheid kunnen maken tussen
vrouwen met een levenslange stemmingsstoornis ten opzichte van mensen met een
kwetsbaarheid beperkt tot de postpartum periode.
Rationale secundaire uitkomstmaten
In de huidige klinische praktijk krijgen de meeste vrouwen met een ernstige
primaire episode postpartum een diagnose van een levenslange stemmingsstoornis,
meestal een bipolaire stoornis. Met een adequate behandeling bereiken bijna
alle vrouwen met een postpartum stemmingsstoornis een volledige remissie. Ma
deze volledige remissie, krijgen veel vrouwen de aanbeveling om langdurig
farmacologische onderhoudstherapie te gebruiken. De achterliggende gedachte
voor deze aanbeveling is het voorkomen van latere psychotische en affectieve
episoden. Echter, hebben retrospectieve studies aangetoond dat een aanzienlijk
deel van de vrouwen met een postpartum stemmingsstoornis geen verhoogd risico
heeft op een nieuwe episode buiten de postpartum periode. Deze vrouwen
ontwikkelen geen permanente bipolaire stoornis, waarbij het gevolg is dat deze
vrouwen onnodig zouden worden blootgesteld aan de potentieel ernstige
bijwerkingen van geneesmiddelen. Ze hebben kwetsbaarheid voor een
stemmingsstoornis die beperkt is tot de postpartum periode.
Hieruit volgt dat vrouwen met een postpartum stemmingsstoornis een verschillend
ziektebeloop kunnen hebben:
- Levenslange stemmingsstoornis met episodes buiten de postpartum periode
- Stemmingsstoornis die alleen maar optreedt in de postpartum periode
Het onderscheid is klinisch zeer relevant gezien het feit dat de huidige
praktijk waarin alle vrouwen met een postpartum stemmingsstoornis
gediagnosticeerd worden met een klassieke bipolaire stoornis, er waarschijnlijk
toe heeft geleid dat een aanzienlijk deel van de vrouwen langdurige
farmacotherapie krijgt zonder enig potentieel voordeel.
Daarom is een tweede doel van ons onderzoek om het longitudinale verloop van
vrouwen te beschrijven met een primaire postpartum stemmingsstoornis. Op basis
van eerder onderzoek, veronderstellen we dat 60% van de vrouwen een klassieke
bipolaire stoornis heeft, terwijl 40% van de vrouwen een kwetsbaarheid zal
vertonen voor psychose of depressie die is beperkt tot de postpartum periode.
Onze belangrijkste variabele is een recidief van de stemmingsstoornis. Een
recidief wordt gedefinieerd als het optreden van a
Doel van het onderzoek
Het algemene doel van deze studie is om de pathofysiologie van postpartum
stemmingsstoornissen te onderzoeken en de voorspellers van de longitudinale
uitkomst te bepalen.
Primaire onderzoeksvariabelen/uitkomstmaten
De primaire doelstelling is om de onderliggende neurobiologie van primaire
postpartum stemmingsstoornissen te onderzoeken met behulp van longitudinale
neuroimaging.
Onze algemene hypothese is dat de witte stof integriteit bij vrouwen met een
postpartum stemmingsstoornis wordt aangetast, waarbij er mogelijk onderscheid
gemaakt kan worden tussen vrouwen met een klassieke bipolaire stoornis versus
mensen met een kwetsbaarheid voor een stemmingsstoornis die beperkt blijft tot
de postpartum periode.
Secundaire onderzoeksvariabelen/uitkomstmaten:
Secundaire doelstellingen zijn het beschrijven van het longitudinale verloop
van vrouwen met een primaire postpartum stemmingsstoornis en het bepalen van
voorspellende factoren voor het longitudinale beloop (en dus voor de noodzaak
van langdurige farmacologische onderhoudstherapie).
We veronderstellen, op basis van eerdere studies, dat vrouwen met een
postpartum stemmingsstoornis ingedeeld kunnen worden in twee primaire
subgroepen; vrouwen bij wie postpartum psychose of depressie het ontstaan
vertegenwoordigt van een levenslange bipolaire stoornis (60%) en vrouwen waarin
episodes van affectieve psychose of depressie beperkt blijven tot de postpartum
periode (40%).Onze belangrijkste secundaire variabele is een recidief die zal
worden gedefinieerd als het optreden van affectieve of psychotische symptomen
die voldoen aan de DSM-IV-R-criteria en ernstig genoeg zijn voor de start van
behandeling. We zullen een duidelijk onderscheid maken tussen terugval na een
volgende zwangerschap versus een terugval buiten de postpartum periode,
waardoor het onderscheid gemaakt kan worden tussen vrouwen met episodes van
affectieve psychoses geheel beperkt tot de postpartum periode versus degenen
met een levenslange stemmingsstoornis.
Daarbij veronderstellen we dat de voorspellende factoren voor het longitudinale
beloop mogelijk kunnen zijn:
(a) tijdstip van onstaan
(b) genetische kwetsbaarheid
(c) immuungerelateerde kwetsbaarheid
Een andere secundaire doelstelling zal het in kaart brengen van de
vroegkinderlijke ontwikkeling zijn van de kinderen wiens moeder aan de OPPER
studie meedoet.
Onderzoeksopzet
Ontwerp: Longitudinale naturalistische prospectieve cohort studie
Duur: Dit is een doorlopende prospectieve cohort studie
Follow-up: 4 jaar
Instelling: Dit is een multicenter prospectieve cohort studie in Nederland
waarin drie instellingen voor geestelijke gezondheidszorg zullen samenwerken:
Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, St. Antonius Ziekenhuis, Utrecht en Leids
Universitair Medisch Centrum.
Deze studie is een longitudinale klinische cohort studie waarbij door middel
van MRI de witte stof integriteit onderzocht wordt om de onderliggende
neurobiologie van postpartum stemmingsstoornissen te kunnen bepalen (primaire
uitkomstmaat).
Patienten zullen worden geworven via het Onderzoeksprogramma Postpartum
Psychiatrie Erasmus MC Rotterdam (OPPER). Daarnaast wordt een gezonde
controlegroep van vrouwen uit de normale populatie gematched aan de patienten
op demografische gegevens en postpartum interval bij de neuroimaging. De
longitudinale opzet van deze studie met matchende postpartum controles is de
ideale aanpak voor zowel within-subject en between-groups vergelijkingen.
Inschatting van belasting en risico
Het ontwerp van de studie is niet-therapeutisch. De risico's van deelname zijn
minimaal. Er zijn geen bijwerkingen van MRI bekend. Bovendien zijn er geen
contrastmiddelen, sedatie of röntgenstraling nodig. De belasting voor de
patiënten zal de tijdsduur van het scannen zijn. De belasting voor de gezonde
controlegroep zal vooral de bezoeken aan het Erasmus MC en de tijdsduur van de
onderzoeksmomenten betreffen. De informatiebrief voor de deelnemers bespreekt
de mogelijke voor- en nadelen van de studie. Belangrijk voordeel van de OPPER
studie is dat dit onderzoek ons zowel meer inzicht geeft in de etiologie van
postpartum stemmingsstoornissen, als inzicht in risico- en beschermende
factoren, waardoor we onze klinische besluitvorming kunnen optimaliseren.
Publiek
's Gravendijkwal 230
Rotterdam 3015CE
NL
Wetenschappelijk
's Gravendijkwal 230
Rotterdam 3015CE
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Om in aanmerking te komen voor deelname aan de OPPER studie, moet een deelnemer
aan de volgende criteria voldoen (inclusie criteria OPPER studie):, Inclusie
criteria patienten:
• Leeftijd: 18-45
• Postpartum onstane psychose, manie of ernstige depressie
• Getekend informed consent, Ook zal aan de ouders informed consent worden
gevraagd voor deelname van hun kind (2-5 jaar)aan de studie.
Inclusie criteria gezonde proefpersonen:
• Leeftijd: 18-45
• Niet bekend met een DSM-V diagnose
• Schriftelijk informed consent
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Een potentiële deelnemer die aan één van de volgende criteria voldoet, wordt
uitgesloten van deelname aan de OPPER studie (exclusie criteria OPPER studie):
• Patiënten die niet in staat zijn om de informatie te begrijpen en informed
consent te geven. En patiënten die niet in staat zijn om te lezen of schrijven.
• Drugs / alcoholafhankelijkheid in de afgelopen 3 maanden
• Mentale retardatie (IQ <80)
• Ernstige medische aandoening, Aanvullende exclusiecriteria voor MRI scan:
Vrouwen worden uitgesloten van de scan fase van de studie indien ze
contra-indicaties hebben voor een MRI scan, zoals metaalbevattende implantaten.
Voordat de MRI-scan plaats vindt moeten alle deelnemers een vragenlijst
invullen om te screenen op contra-indicaties (zie Onderzoeksprotocol bijlage
F1a).
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL58913.078.16 |