Primaire doelstelling:* Event-free survival (EFS) vergelijken tussen AG-120 + azacitidine en placebo + azacitidine.Belangrijkste secundaire doelstellingen:* Om de volledige remissie (CR) -snelheid tussen AG-120 + azacitidine en placebo + azacitidine…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Leukemieën
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire werkzaamheidseindpunt is eindvrije overleving (EFS)
Secundaire uitkomstmaten
* CR-snelheid (CR gedefinieerd als beenmergontploffingen <5% en geen
Auer-staven, afwezigheid van extramedullaire ziekte, ANC * 1,0 × 10 * 9 / L
[1000 / µL], aantal bloedplaatjes * 100 × 10 * 9 / L [100.000 / µL] en
onafhankelijkheid van RBC-transfusies). Gevoeligheidsanalyses zullen worden
uitgevoerd om de robuustheid van de primaire analyseresultaten te onderzoeken
en zullen een analyse omvatten op basis van de gestratificeerde log-ranktest
volgens het Intent-to-Treat-principe, waarbij het tijdstip van terugval of
overlijden wordt bepaald aan de hand van de feitelijke datum van terugval of
overlijden zonder censuur voor ontbrekende ziektebeoordelingen of start van
daaropvolgende antikankertherapie.
* OS, gedefinieerd als de tijd vanaf de datum van randomisatie tot de datum van
overlijden door welke oorzaak dan ook.
* CR + CRh-snelheid (CRh wordt gedefinieerd als een CR met gedeeltelijk herstel
van perifere bloedtellingen waarbij ANC> 0,5 × 10 * 9 / L [500 / *L] is en het
aantal bloedplaatjes> 50 × 10 * 9 / L [50.000 is / µL]; CRh wordt afgeleid door
de sponsor)
* ORR, gedefinieerd als de snelheid van CR, CRi (inclusief CRp), PR en MLFS
Achtergrond van het onderzoek
Acute myeloid leukemia is een agressieve hematologische maligniteit met een
slechte prognose. Patiënten die niet beschouwd worden als kandidaten voor
standaard intensieve chemotherapie (IC), omdat ze ouder zijn met comorbiditeit,
slechte functioneringsstatus, of ziekte-gerelateerde negatieve prognostische
risicofactoren, hebben vooral een slechte prognose met een overlevingsmediaan
van 2 tot 10 maanden; deze patiënten worden vaak behandeld met BSC of laag
intensieve therapiëen zoals LDAC of hypomethylerende agentia, inclusief
azacitidine. Azacitidine is een analoog van de pyrimidine nucleoside cytidine,
een DNA methyltransferase inhibitor waarvan aangetoond is dat het geassocieerd
is met een langdurende verlaging in promoter DNA methylatie en veranderde
genexpressie in kritieke regulerende pathways. Daarnaast is azacitidine
cytotoxisch. Behandeling met azacitidine heeft een aangetoonde klinische
activiteit in AML en een bemoedigende mediaan Overall Survival (OS) van 9 tot
10 maanden bij patiënten die niet geschikt zijn voor standaard IC.
Mutaties in het IDH1 enzym zijn geïdentificeerd in verschillende tumoren,
inclusief AML. Het resulterende mutant IDH eiwit zet alpha-ketoglutaraat (*-KG)
om naar de oncometaboliet 2-HG, waarvan aangetoond is dat het DNA
hypermethylatie veroorzaakt door het remmen van methylcytosinedioxygenase TET2
en histon hypermethylatie door middel van competitieve inhibitie van *-
KG-afhankelijke Jumonji-C histon demethylases, waardoor brede epigenetische
veranderingen veroorzaakt worden en myeloide differentiatie geblokkeerd wordt.
AG-120 is een specifieke inhibitor van het IDH1 mutant eiwit; non-klinische
studies hebben aangetoond dat AG-120 effectief de activiteit van het IDH mutant
eiwit remt, waardoor 2-HG verminderd wordt in tumoren en de IDH
mutatie-geïnduceerde histon- en DNA-hypermethylatie terug gedraaid worden.
Initiele klinische data van de lopende, open-label, fase I studie met alleen
AG-120 bij proefpersonen met R/R AML (AG120-C-001) heeft aangetoond dat AG-120
over het algemeen goed wordt verdragen en de differentiatie van leukemische
blastcellen in gang zet, wat uiteindelijk leidt tot een reductie in gemiddelde
plasma 2-HG concentraties en bewijs van substantiele klinische activiteit.
Deze data wijst er op dat een combinatie van een remmer van het IDH1 mutant
eiwit met een DNA methyltransferase remmer zoals azacitidine uiteindelijk
mogelijk voor een bijkomstig of een synergistisch antitumoreffect kan leiden.
Azacitidine vermindert DNA methylatie niveaus niet specifiek, omdat het DNA
methyltransferase activiteit remt, terwijl AG-120 indirect DNA methylatie
niveaus remt door 2-HG uit te putten en enzymfunctie van *-KG-afhankelijke
enzymen te herstellen. Een synergistische interactie tussen azacitidine en
AG-120 kan een gecombineerde impact hebben op DNA methylatie, door op dezelfde
DNA loci of mogelijk op verschillende loci. Daarnaast is aangetoond dat de
combinatie van AG-120 en azacitidine differentiatie en apoptose verbeteren in
een leukemische cellijn (TF-1) die een IDH mutatie (R132) bevat.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstelling:
* Event-free survival (EFS) vergelijken tussen AG-120 + azacitidine en placebo
+ azacitidine.
Belangrijkste secundaire doelstellingen:
* Om de volledige remissie (CR) -snelheid tussen AG-120 + azacitidine en
placebo + azacitidine te vergelijken. EFS wordt gedefinieerd als de tijd van
randomisatie tot het optreden van overlijden ongeacht de reden, recidief van de
ziekte na remissie of MLFS, progressieve ziekte, of niet bereiken van complete
remissie (CR) of CR met incompleet hematologisch (neutrofielen en/of
bloedplaatjes) herstel (CRi) (omvat CR met incompleet herstel van bloedplaatjes
(CRp)) na 24 weken, wat het eerste optreedt, uitgaande van de door de
onderzoeker beoordeelde responsen. Remissie wordt gedefinieerd als CR of CRi
(waaronder CRp) na 24 weken. Als een proefpersoon geen CR of CRi (waaronder
CRp) bereikt na 24 weken, wordt een proefpersoon op dat moment als EFS
beschouwd. EFS zal worden gecensureerd als een nieuwe antikankerbehandeling
wordt ingesteld mocht dit gebeuren vóór een EFS.
* De algehele overleving (OS) vergelijken tussen AG-120 + azacitidine en
placebo + azacitidine. CR wordt gedefinieerd als: blasten in het beenmerg < 5%
en geen Auer-staven; afwezigheid van extramedullaire ziekte; absoluut aantal
neutrofielen (ANC) > 1,0 × 109/l (1000/µl); aantal bloedplaatjes > 100 × 109/l
(100.000/µl); en geen afhankelijkheid van transfusies van rode bloedcellen.
* De complete remissie (op basis van de door de onderzoeker beoordeelde
IWG-responscriteria voor AML) met partieel hematologisch herstel (CRh)
vergelijken tussen AG-120 + azacitidine en placebo + azacitidine. CRh wordt
gedefinieerd als een CR met partieel herstel van perifeer bloedbeeld (< 5%
blasten in het beenmerg, bloedplaatjes > 50.000/µl, ANC > 500/µl) en zal door
de sponsor worden afgeleid.
* Het objectieve-responspercentage (ORR) vergelijken tussen AG-120 +
azacitidine en placebo + azacitidine, beoordeeld door de onderzoeker. ORR wordt
gedefinieerd als het percentage CR, complete remissie met incompleet
hematologisch (neutrofielen en/of bloedplaatjes) herstel (CRi [omvat CR met
incompleet herstel van bloedplaatjes (CRp)]), partiële remissie (PR) en
morfologisch leukemievrije toestand (MLFS). De beste respons wordt berekend aan
de hand van de volgende hiërarchie: 1) CR; 2) CRi (waaronder CRp); 3) PR; en 4)
MLFS.
Onderzoeksopzet
AG120-C-009 is een mondiaal, multicenter, dubbelblind, gerandomiseerd,
placebogecontroleerd fase III klinisch onderzoek om de veiligheid en
werkzaamheid te evalueren van AG-120 + azacitidine vs. placebo + azacitidine
bij volwassen proefpersonen met eerder onbehandelde IDH1m AML die worden
beschouwd als geschikte kandidaten voor niet-intensieve therapie.
Het primaire eindpunt (te weten OS) wordt gedefinieerd als de tijd vanaf de
randomisatie tot aan het overlijden, ongeacht de reden. De belangrijkste
secundaire werkzaamheidseindpunten zijn EFS, CR-percentage, CR- +
CRh-percentage (met CRh afgeleid door sponsor), en ORR.
Na verstrekking van ondertekende geïnformeerde toestemming zullen alle
proefpersonen screeningsprocedures ondergaan binnen 4 weken (28 dagen)
voorafgaand aan randomisatieom geschiktheid te bepalen. Voor alle proefpersonen
wordt genmutatieanalyse ter bevestiging van IDH1m op een monster van beenmerg
en/of perifeer bloed en kiembaanmutatieanalyse van een uitstrijkje van het
wangslijmvlies uitgevoerd, en dit kan plaatsvinden voorafgaand aan het
28-daagse tijdskader voor screening. Bevestiging door het centrale laboratorium
van IDH1m-status is vereist voor opname in het onderzoek. Bijkomende
screeningsprocedures zijn onder andere: medische voorgeschiedenis en
medicatiegeschiedenis; beenmergaspiratie/-biopsie voor morfologische analyses
en cytogenetica; volledig lichamelijk onderzoek; lichaamsfuncties;
elektrocardiogram (ecg) met 12 afleidingen; Eastern Cooperative Oncology Group
(ECOG) functionele status; echocardiografie (ECHO) of multi-gated acquisition
(MUGA; niet toegestaan voor proefpersonen in Duitsland) scan voor
linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF); klinisch laboratoriumonderzoek
(hematologie, chemie, coagulatie, en zwangerschapstest op serum); beoordelingen
inzake kwaliteit van leven (QoL); en verkennende biomarkertests.
Proefpersonen die in aanmerking komen voor onderzoeksbehandeling op grond van
de screeningstests, zullen worden gerandomiseerd in een verhouding van 1:1 voor
ontvangst van oraal AG-120 of bijpassend placebo, beide toegediend in
combinatie met subcutaan (SC) of intraveneus (IV) azacitidine. Stratificatie
van de randomisatie vindt plaats naar de novo status (de novo AML en secundair
AML) en geografische regio (Verenigde Staten/Canada; West-Europa, Israël, en
Australië; en rest van de wereld [ROW]).
De proefpersonen moeten minimaal 6 cycli met combinatietherapie ondergaan
tenzij er sprake is van recidief na het behalen van een CR, CRi (waaronder CRp)
of MLFS, ziekteprogressie nadat een proefpersoon eerder PR of stabiele ziekte
had bereikt, onaanvaardbare toxiciteit (bijwerking), een bevestigde
zwangerschap, terugtrekken door proefpersoon, beslissing van arts om
behandeling te beëindigen, overtreding van protocol, overlijden of einde van
het onderzoek.
De behandeling wordt als volgt toegediend:
* Alle proefpersonen ontvangen azacitidine 75 mg/m2/dag SC of IV gedurende de
eerste 1 week (7 dagen) (of op een schema van 5-2-2) van elke 4-weekse
(28-daagse) cyclus in combinatie met AG 120 of placebo eenmaal daags (QD) op
elke dag van de 4-weekse cyclus.
* Proefpersonen moeten de behandeling met AG-120 of placebo + azacitidine
blijven krijgen tot overlijden, recidief van de ziekte, ziekteprogressie,
onaanvaardbare toxiciteit (bijwerking), bevestigde zwangerschap, terugtrekken
door proefpersoon, beslissing van arts om behandeling te beëindigen,
overtreding van protocol of einde van het onderzoek.
o Ziekteprogressie (alleen gedefinieerd voor proefpersonen die eerder PR of
stabiele ziekte hebben bereikt) wordt gedefinieerd als bewijs van een stijging
van het percentage blasten in het beenmerg en/of stijging van het absolute
aantal blasten in het bloed: 1) > 50% toename van beenmergblasten ten opzichte
van de uitgangswaarden (er is een toename van minimaal 15 procentpunten vereist
in gevallen met < 30% blasten in de uitgangssituatie); of aanhoudend percentage
blasten in het beenmerg van > 70% gedurende minimaal 3 maanden; zonder ten
minste een verbetering van 100% in ANC tot een absoluut niveau (> 500/µl, en/of
bloedplaatjes tot > 50.000/µl niet getransfuseerd); 2) > 50% toename van
perifere blasten (WBC × % blasten) tot > 25.000/µl bij afwezigheid van
behandelingsgerelateerd differentiatiesyndroom; of 3) nieuwe extramedullaire
ziekte. Alle bepalingen ten aanzien van blasten in het beenmerg, blasten in het
perifere bloed en extramedullaire ziekte dienen te worden bevestigd door 2
opeenvolgende tests met een interval van 4 weken.
o Proefpersonen met een respons van minder dan CR of CRi (waaronder CRp) na 24
weken of later kunnen de behandeling blijven gebruiken als het
behandelingsvoordeel is aangetoond, gedefinieerd als één of meerdere van de
volgende situaties: 1) Transfusie-onafhankelijkheid tijdens
onderzoeksbehandeling; 2) ANC > 500/µl; of 3) bloedplaatjes > 50.000/µl.
Bij alle proefpersonen wordt de omvang van hun ziekte beoordeeld aan de hand
van een beenmergaspiraat (en biopt indien zorgstandaard) en monsters van
perifeer bloed bij screening en dag 1 (± 7 dagen) van week 9 en elke achtste
week daarna (week 17, 25, enz.); aan het einde van de behandeling (EOT); elke
achtste week gedurende de opvolging van de voorvalvrije overleving (EFS);
volgens klinische indicatie; en/of op elk moment wanneer ziekteprogressie wordt
vermoed. Het schema van ziektebeoordelingen mag niet worden gewijzigd vanwege
veranderingen in de start van de behandelingscycli (bv. in geval van
onderbreking van de behandeling die resulteert in een uitgestelde start van de
daaropvolgende cycli).
Gedurende de behandeling zal de respons worden geëvalueerd door de onderzoeker
op grond van de gewijzigde IWG-responscriteria voor AML en de richtlijnen van
het European LeukemiaNet (ELN) om de status van de proefpersoon en voortzetting
van de onderzoeksbehandeling te beoordelen. De responsbeoordelingen van de
onderzoeker zullen worden gebruikt voor de analyse van alle relevante
werkzaamheidseindpunten, tenzij anders gedefinieerd.
Alle proefpersonen zullen veiligheidsbeoordelingen ondergaan gedurende de
behandelperiode. Deze omvatten lichamelijk onderzoek, lichaamsfuncties, ECOG
PS, ecg, ECHO of MUGA voor LVEF volgens klinische indicatie (methode volgens de
zorgstandaard van de instelling, waarbij dezelfde methode wordt gebruikt voor
een individuele proefpersoon gedurende het gehele onderzoek; locaties in
Duitsland mogen alleen ECHO gebruiken), klinisch laboratoriumonderzoek
(hematologie, chemie en coagulatie), en beoordeling van bijwerkingen (AE's),
bijwerkingen die speciale aandacht behoeven (AESI's), ernstige bijwerkingen
(SAE's), AE's die leiden tot stopzetting of overlijden, en gelijktijdig
medicatiegebruik. De ernst van de toxiciteit zal worden gegradeerd volgens de
Common Terminology Criteria voor bijwerkingen versie 4.03 van het National
Cancer Institute.
De veiligheidsgegevens zullen regelmatig worden beoordeeld door een
onafhankelijke gegevensbewakingscommissie (IDMC) om de veiligheid van de
combinatietherapie te waarborgen. Deze beoordelingen zullen plaatsvinden nadat
de eerste 6, 12, 24 en 36 proefpersonen 1 behandelcyclus hebben volbracht of
zijn gestopt, wat het eerste optreedt. Daarna zullen er ongeveer elke 6 maanden
veiligheidsbeoordelingen worden uitgevoerd tot het onderzoek wordt
gedeblindeerd voor de definitieve werkzaamheidsanalyse.
Er zijn 2 geplande tussentijdse analyses voor OS. De eerste is een
futiliteitsanalyse die zal worden uitgevoerd wanneer ongeveer 93
OS-gebeurtenissen hebben plaatsgevonden (ongeveer 26 maanden nadat de eerste
proefpersoon is gerandomiseerd). De overweging om het onderzoek te stoppen zal
zijn gebaseerd op evaluatie door de IDMC van de totale veiligheids- en
werkzaamheidsgegevens die beschikbaar zijn op dat moment, inclusief een
geobserveerd hazard ratio (HR) van OS > 1,05 (ten gunste van de arm met placebo
+ azacitidine arm), op grond van de gamma (-2) error spending functie. De
tweede tussentijdse analyse, voor superioriteit, zal worden uitgevoerd wanneer
er ongeveer 185 OS-gebeurtenissen hebben plaatsgevonden (ongeveer 39 maanden
nadat de eerste proefpersoon is gerandomiseerd). Bij deze tussentijdse analyse
zou het onderzoek kunnen worden stopgezet om werkzaamheidsredenen als de
geobserveerde HR van OS is * 0,691 (eenzijdige p waarde * 0,006) ten gunste van
de arm met AG-120 + azacitidine, op grond van de alfa spending function
(O*Brien-Fleming) met behulp van de Lan-DeMets methode. De totale
inclusieperiode zal naar verwachting 44 maanden bedragen en de duur van het
onderzoek zal naar verwachting 54 maanden zijn. De uiteindelijke analyse van OS
zal worden uitgevoerd nadat er 278 OS-gebeurtenissen hebben plaatsgevonden
(ongeveer 54 maanden nadat de eerste proefpersoon is gerandomiseerd).
Alle patiënten moeten binnen 1 week na hun laatste dosis onderzoeksbehandeling
(AG-120/placebo + azacitidine) een beoordeling voor het einde van de
behandeling (EOT-beoordeling) ondergaan. Als een proefpersoon bij een regulier
bezoek met de onderzoeksbehandeling stopt, kunnen tijdens dat bezoek
EOT-beoordelingen worden uitgevoerd. Een veiligheidsbeoordeling na de
behandeling zal worden ingepland 4 weken (±3 dagen) na de laatste dosis
onderzoeksbehandeling. Alle proefpersonen die stoppen met de
onderzoeksbehandeling zonder een van de volgende zaken * overlijden, recidief
van de ziekte, ziekteprogressie, niet bereiken van CR of CRi (waaronder CRp) na
24 weken, intrekken van toestemming, of start van volgende
antikankerbehandeling * zullen elke 8 weken worden gevolgd voor EFS totdat er
278 OS-gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.
Er zal elke 8 weken contact worden opgenomen met alle proefpersonen die nog in
leven zijn na een EFS voor overlevingsfollow-up tot aan overlijden,
terugtrekken door proefpersoon, afronding van onderzoek door proefpersoon,
beslissing van arts om behandeling te beëindigen of uit beeld raken voor
follow-up, of tot er 278 OS-gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.
Onderzoeksproduct en/of interventie
AG-120 (500 mg) of bijpassend placebo zal oraal QD (ongeveer elke 24 uur) gedurende week 1 t/m 4 in continue 4-weekse (28-daagse) cycli worden toegediend. Proefpersonen mogen de tabletten AG-120 of placebo met of zonder voedsel innemen. Proefpersonen moet worden verteld dat als ze de AG-120/placebo tabletten met voedsel innemen, ze dan een vetrijke maaltijd dienen te vermijden. Alle proefpersonen zal ook worden geadviseerd om grapefruit en grapefruitproducten te vermijden. Azacitidine zal SC of IV worden toegediend in een dosis van 75 mg/m2/dag gedurende 1 week elke 4 weken tot het einde van het onderzoek (tenzij de behandeling van de proefpersoon wordt gestopt), startend op dag 1 (± 3 dagen). In het geval dat er 2 of minder doses worden gemist tijdens de toedieningsperiode van 7 dagen, moet de toediening worden voortgezet, zodat de proefpersoon de volledige 7 dagen therapie krijgt. Als er 3 of meer doses worden gemist tijdens de toedieningsperiode van 7 dagen, moet de onderzoeker contact opnemen met de medische monitor en zal er op individuele basis een besluit worden genomen over de toediening. Er zijn 7 volledige dagen azacitidine vereist, maar afhankelijk van de praktijk van de instelling is een schema toegestaan van 5 dagen met dagelijkse dosering, gevolgd door geen dosering in het weekend en 2 dagelijkse doseringen aan het begin van de volgende week. Op dagen waarop zowel AG-120/placebo als azacitidine wordt gegeven, wordt AG 120/placebo vóór azacitidine gegeven.
Inschatting van belasting en risico
De voorgeschreven onderzoeksmiddelen kunnen bijwerkingen geven.
- mogelijke bijwerkingen (adverse events) gerelateerd aan Vidaza (Azacitidine)
zijn beschreven in de SmPC Vidaza
- mogelijke bijwerkingen (adverse events) gerelateerd aan AG-120 zijn
beschreven in de investigator Brochure sectie 6.5 Potential risks.
Risico*s van bloedafname
Tijdens dit onderzoek worden kleine hoeveelheden bloed afgenomen uit een ader.
Met dit bloed worden tests uitgevoerd zodat uw artsen kunnen zien hoe het met u
gaat en om de hoeveelheden van bepaalde stoffen in bloed te meten. Bloedafname
kan pijn veroorzaken op de plaats waar de naald wordt ingebracht, en er bestaat
een kleine kans op blauwe plekken en/of infectie op de prikplaats. Sommige
mensen worden duizelig, krijgen maagklachten of vallen flauw wanneer hun bloed
wordt afgenomen.
Risico*s van beenmergaspiratie en/of -biopsie
De risico*s van een beenmergaspiratie en/of -biopsie bestaan onder andere uit:
pijn, roodheid, zwelling, overmatig bloeden, blauwe plekken of infectie op de
plaats waar de naald wordt ingebracht. Er kan een allergische reactie optreden
op het lokale verdovingsmiddel dat wordt gebruikt om de huid boven de
biopsieplaats gevoelloos te maken.
Voor meer informatie over bijwerkingen en risico*s kunt u terecht bij uw
onderzoeksarts.
Stralingsbelasting
Bij de Multigated Acquisition (MUGA)-scan tijdens de screeningsbeoordelingen
wordt gebruikgemaakt van radioactieve stoffen. De totale stralingsbelasting in
dit onderzoek is ongeveer 10 mSv. Ter vergelijking: de achtergrondstraling in
Nederland is ongeveer 2,5 mSv per jaar.
Als u vaker meedoet aan wetenschappelijk onderzoek met stralingsbelasting,
bespreekt u dan met de onderzoeker of deelname nu verstandig is.
De straling die tijdens het onderzoek wordt gebruikt kan leiden tot schade aan
uw gezondheid. Dit risico is echter klein. Wel adviseren we u de komende tijd
niet nogmaals aan een wetenschappelijk onderzoek met stralingsbelasting mee te
doen. Onderzoek of behandeling met straling om een medische reden is geen
bezwaar.
Benefit
Isocitraatdehydrogenase 1 (IDH1) is een eiwit dat is betrokken bij de normale
celstofwisseling, het proces waardoor uw lichaamscellen energie krijgen. Bij
bepaalde soorten ziekten (zoals AML) is een afwijkende vorm van het IDH1-eiwit
aanwezig in de kankercellen. Wanneer IDH1 in deze vorm aanwezig is, zorgt dit
voor te veel 2-hydroxyglutaraat (2-HG), een stof die in lage concentraties in
normale cellen aanwezig is. Wanneer te veel 2-HG aanwezig is, kan dit
belemmeren dat onrijpe cellen uitgroeien tot normaal functionerende cellen, wat
kan resulteren in leukemie.
AG-120 kan het afwijkende IDH1-eiwit blokkeren en kan de concentratie 2-HG in
zieke cellen tot een normale concentratie verlagen.
Per 16 januari 2020 zijn, cumulatief gezien, ongeveer 2187
proefpersonen/patiënten blootgesteld aan 1 of meer doses ivosidenib (AG-120),
waarbij de meeste proefpersonen/patiënten werden blootgesteld in klinische
onderzoeken en in de postmarketing setting. Ivosidenib (AG-120) is gegeven aan
ongeveer 171 gezonde vrijwilligers en er zijn geen ernstige bijwerkingen
vastgesteld die verband houden met ivosidenib (AG-120). In de klinische
setting, hebben 897 proefpersonen ivosidenib (AG-120) gekregen, samen met 189
proefpersonen die ivosidenib hebben gekregen in uitgebreide/compassionate use
programma's, investigator-sponsored studies en partner studies. Bovendien
ontvingen 1101 patiënten ivosidenib (AG-120) in de postmarketing setting.
Publiek
rue Carnot 50
Suresnes Cedex 92284
FR
Wetenschappelijk
rue Carnot 50
Suresnes Cedex 92284
FR
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Om voor inclusie in het onderzoek in aanmerking te komen moeten proefpersonen
voldoen aan elk van de volgende criteria:
1. *18 jaar oud zijn en voldoen aan minstens een van de volgende criteria voor
het definiëren van niet-geschiktheid voor intensieve inductiechemotherapie
(IC): a. * 75 jaar oud b. ECOG PS = 2 c. Ernstige hartaandoening (bijv.
Congestief hartfalen waarvoor behandeling nodig is, LVEF * 50% of chronische
stabiele angina pectoris) d. Ernstige longaandoening (bijv. Diffusiecapaciteit
van de longen voor koolmonoxide *65%
or forced expiratory volume in 1 second *65%) e. Creatinine clearance <45
mL/minute f. Bilirubin >1.5 times upper limit of normal (× ULN) g. Any other
comorbidity that the Investigator judges to be incompatible with intensive IC
must be reviewed and approved by the Medical Monitor before study enrollment.
of geforceerd expiratoir volume in 1 seconde *65%) e. Creatinineklaring <45 ml
/ minuut f. Bilirubine> 1,5 keer de bovengrens van normaal (× ULN) g. Elke
andere comorbiditeit die volgens de onderzoeker onverenigbaar is met intensieve
IC, moet worden beoordeeld en goedgekeurd door de medische monitor voor
inclusie. , 2. Eerder onbehandelde AML hebben, gedefinieerd volgens de criteria
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), met * 20% leukemische blasten in het
beenmerg. Proefpersonen met alleen extramedullaire ziekte (d.w.z. geen AML
detecteerbaar in beenmerg en geen AML detecteerbaar in perifeer bloed) komen
niet in aanmerking voor het onderzoek., 3. Een IDH1-mutatie hebben die
resulteert in een R132C, R132G, R132H, R132L, of R132S substitutie,
vastgesteld door een centraal laboratorium, in een monster van hun beenmerg (of
perifeer bloed monster indien beenmerg monster niet beschikbaar is).
(NB. Lokaal testen voor geschiktheid en randomisatie is toegestaan met
goedkeuring van de medische monitor; de resultaten moeten echter wel tonen dat
een IDH1 mutatie resulteert in een R132C, R132G, R132H, R132L, of R132S
substitutie. Beenmerg monster (of perifeer bloedmonsters indien beenmerg
aspiraat monster is niet beschikbaar met goedkeuring van medische monitor)
moeten ontvangen zijn door het centrale laboratorium voor centrale tests met
bewijs van verzending, voor randomisatie.), 4. Een ECOG-PS score van 0 t/m 2
hebben., 5. Toereikende leverfunctie hebben, wat blijkt uit:
a. Serumgehalte van totale bilirubine * 2 maal de bovengrens van normaal (×
ULN), tenzij dit wordt toegeschreven aan de ziekte van Gilbert of onderliggende
leukemie, waarbij het < 3 × ULN moet zijn
b. Aspartaataminotransferase (ASAT), alanineaminotransferase (ALAT) en
alkalische fosfatase (ALP) * 3,0 × ULN, tenzij die worden toegeschreven aan
onderliggende leukemie, 6. Toereikende nierfunctie hebben, wat blijkt uit
serumcreatininegehalte * 2,0 × ULN of creatinineklaring > 30 ml/min op basis
van de glomerulaire filtratiesnelheid volgens Cockcroft-Gault., 7. Instemmen
met de periodieke verzameling van bloed- en beenmergmonsters., 8. In staat zijn
om een informatie- en toestemmingsformulier (ICF) te begrijpen en bereid zijn
dit te ondertekenen. Een wettelijke vertegenwoordiger kan toestemming geven
namens een proefpersoon die anders niet in staat is om geïnformeerde
toestemming te geven, indien dit aanvaardbaar is voor en wordt goedgekeurd door
het institutionele toezichtsorgaan (IRB)/de onafhankelijke ethische commissie
(IEC) van het centrum., 9. Bereid zijn vragenlijsten inzake kwaliteit van leven
in te vullen gedurende de onderzoeksbehandeling en op vastgestelde tijdpunten
na stopzetting van de behandeling., 10. Vrouwelijke proefpersonen die zwanger
kunnen worden, moeten vóór de start van de onderzoekstherapie een negatieve
zwangerschapstest op serum hebben. Vrouwelijke proefpersonen die zwanger kunnen
worden, worden gedefinieerd als geslachtsrijpe vrouwen die geen hysterectomie,
bilaterale oöforectomie of tubaocclusie hebben ondergaan of die gedurende ten
minste 24 opeenvolgende maanden niet van nature postmenopauzaal zijn geweest.
Vrouwen die zwanger kunnen worden, alsook vruchtbare mannen met vrouwelijke
partners die zwanger kunnen worden, moeten instemmen met het gebruik van 2
effectieve anticonceptiemethoden (waaronder minimaal 1 barrièremethode)
gedurende het onderzoek vanaf het moment van het geven van de geïnformeerde
toestemming tot en met 90 dagen (vrouwen en mannen) na de laatste dosis
onderzoeksgeneesmiddel. Effectieve anticonceptiemethoden worden gedefinieerd
als hormonale orale voorbehoedsmiddelen, prikpil, anticonceptiepleisters,
spiraaltjes, hormoonspiraaltjes, bilaterale tubaligatie, condooms met
zaaddodend middel, of sterilisatie van de mannelijke partner.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Proefpersonen die aan de onderstaande criteria voldoen, mogen niet meedoen aan
het onderzoek.
1. Kandidaat zijn voor intensieve inductiechemotherapie (IC) voor hun AML., 2.
Eerdere behandeling hebben ondergaan voor AML met uitzondering van
niet-oncolytische behandelingen om de ziekte te stabiliseren, zoals
hydroxyureum of leukaferese. , 3. Een hypomethylerend middel voor
myelodysplastisch syndroom (MDS) hebben gekregen., 4. Proefpersonen die eerder
een behandeling voor een antecedent hematologische stoornis, inclusief
onderzoeksmiddelen, mogen niet worden gerandomiseerd tot een uitwasperiode van
minimaal 5 halfwaardetijden van het onderzoeksmiddel is verstreken sinds de
laatste dosis van dat middel. , 5. Een eerdere behandeling met een IDH1-remmer
hebben gevolgd. , 6. Bekende overgevoeligheid voor een van de bestanddelen van
AG-120, bijpassend placebo of azacitidine hebben., 7. Een vrouw die zwanger is
of borstvoeding geeft., 8. Bekende sterke cytochroom P450 (CYP) 3A4-inductoren
of gevoelige CYP3A4-substraatgeneesmiddelen met een nauw therapeutisch venster
gebruiken, tenzij ze kunnen worden overgezet op andere medicatie binnen * 5
halfwaardetijden vóór dosering. , Uitsluitingscriterium # 9 is verwijderd in
protocolwijziging 5, versie 6.0. 10. Een actieve, ongecontroleerde systemische
infectie met een schimmel, bacterie of virus zonder verbetering hebben, ondanks
geschikte antibiotica, antivirale therapie, en/of een andere behandeling., 11.
Proefpersonen met een voorgeschiedenis van maligniteit, anders dan MDS of
myeloproliferatieve stoornis, tenzij zij gedurende *1 jaar vóór de start van de
onderzoeksbehandeling vrij van de ziekte zijn geweest. Proefpersonen met de
volgende voorgeschiedenis/gelijktijdig voorkomende aandoeningen of
vergelijkbare indolente kankervorm mogen echter wel deelnemen aan het onderzoek:
a. Basaal- of plaveiselcelcarcinoom van de huid
b. Carcinoma in situ van de baarmoederhals
c. Carcinoma in situ van de borst
d. Incidentele histologische bevinding van prostaatkanker, 12. Significante
actieve hartziekte binnen de 6 maanden voorafgaand aan de start van de
onderzoeksbehandeling, waaronder congestief hartfalen van New York Heart
Association (NYHA)-klasse III of IV; myocardinfarct, instabiele angina en/of
beroerte. , 13. QT-interval gecorrigeerd voor de hartfrequentie met
gebruikmaking van de methode van Fridericia (QTcF) * 450 ms of andere factoren
die het risico op QT-verlenging of aritmische voorvallen (bv. NYHA klasse III
of IV congestief hartfalen, hypokaliëmie, familiegeschiedenis van
lang-QT-intervalsyndroom) verhogen. Proefpersonen met een verlengde
QTcF-interval in de situatie van bundeltakblok mogen deelnemen aan het
onderzoek., 14. Een bekende infectie die wordt veroorzaakt door humaan
immunodeficiëntievirus of actieve hepatitis B-virus (HBV) of hepatitis C-virus
die niet met behandeling onder controle kan worden gebracht., 15. Dysfagie,
kortedarmsyndroom, gastroparese of andere aandoeningen die de inname of
gastro-intestinale absorptie van oraal toegediende geneesmiddelen beperken. ,
16. Ongecontroleerde hypertensie (systolische bloeddruk > 180 mmHg of
diastolische bloeddruk > 100 mmHg). , 17. Klinische symptomen die wijzen op
actieve leukemie van het centraal zenuwstelsel (CZS) of bekende CZS-leukemie.
Evaluatie van cerebrospinaal vocht tijdens de screening is alleen vereist als
er een klinisch vermoeden is van betrokkenheid van het CZS bij leukemie tijdens
de screening., 18. Onmiddellijk levensbedreigende, ernstige complicaties van
leukemie, zoals ongecontroleerde bloedingen, pneumonie met hypoxie of sepsis,
en/of gedissemineerde intravasculaire coagulatie. , 19. Elke andere medische of
psychologische aandoening die volgens de onderzoeker waarschijnlijk het
vermogen van de proefpersoon om geïnformeerde toestemming te geven of aan het
onderzoek deel te nemen, zal verstoren., 20. Medicatie nemen waarvan bekend is
dat het de QT interval verlengt, tenzij ze over kunnen gaan op andere medicatie
binnen *5 halfwaardetijd voor dosering, of tenzij de medicatie goed gemonitord
kan worden gedurende de studie. (Als gelijkwaardige medicatie niet beschikbaar
is, zal op hartslag gecorrigeerde QT interval (QTc) nauw gemonitord worden).
21. Personen met een bekende medische geschiedenis van progressieve multifocale
leuko-encefalopathie.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2016-004907-30-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT03173248 |
CCMO | NL61316.056.17 |