Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-508349-42-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Primaire doelstelling fase 1Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid, het bepalen van de uitbreidingsdosis en het…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Ademhalingsorgaan- en mediastinale neoplasmata maligne en niet-gespecificeerd
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair eindpunt fase 1
• Incidentie en ernst van bijwerkingen waaronder DLT's, met ernst bepaald
volgens de National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse
Events, versie 5.0 (NCI CTCAE v5.0)
Primaire eindpunten fase 2
• Alleen fase 2, cohort 1, 2 en 3: Bevestigde ORR, gedefinieerd als het
percentage patiënten met een bevestigde CR of PR ten opzichte van het totale
aantal patiënten. Bevestiging van de respons is gebaseerd op een
vervolgbeoordeling, ten minste 28 dagen later, bepaald door de beoordeling van
de onderzoeksarts aan de hand van RECIST v1.1
• Alleen fase 2, cohort 4: Bevestigde ORR, bepaald door BICR-beoordeling met
behulp van RECIST v1.1
Secundaire eindpunten fase 2
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten fase 1
• Bevestigd objectief responspercentage (objective response rate, ORR),
gedefinieerd als het percentage patiënten met een bevestigde volledige respons
(complete response, CR) of gedeeltelijke respons (partial response, PR), ten
opzichte van het totaal aantal patiënten. Bevestiging van de respons is
gebaseerd op een vervolgbeoordeling, ten minste 28 dagen later, zoals
beoordeeld door de onderzoeksarts volgens Response Evaluation Criteria in Solid
Tumors (RECIST) versie 1.1 (v1.1)
• Duur van respons (duration of response, DOR), ziektecontrolepercentage
(disease controle rate, DCR), progressievrije overleving (progression-free
survival, PFS) en diepte van respons (depth of response, DpR), beoordeeld door
de onderzoeksarts volgens RECIST v1.1
• Totale overleving (overall survival, OS)
• ORR en DOR bevestigd in het centrale zenuwstelstel (CZS) (CZS-ORR, CZS-DOR),
volgens gemodificeerde RECIST, beoordeeld door geblindeerde onafhankelijke
centrale beoordeling (blinded independent central review, BICR) bij patiënten
met CZS-laesies op hersenbeelden gemaakt bij screening
• Concentraties van furmonertinib en de belangrijkste metaboliet ervan
(AST5902) in plasma op gespecificeerde tijdpunten
Fase 1, alleen cohort 1 navul:
• Concentraties van furmonertinib en de belangrijkste metaboliet ervan
(AST5902) in plasma op gespecificeerde tijdpunten
• Concentraties van midazolam en de metaboliet ervan (1-OH-midazolam) in plasma
op gespecificeerde tijdpunten
Secundaire eindpunten fase 2
Alleen fase 2, cohort 1, 2 en 3:
• DOR, DCR, PFS en DpR, door beoordeling door de onderzoeksarts met behulp van
RECIST v1.1
• OS
• CZS ORR en CZS DOR via gemodificeerde RECIST, beoordeeld door BICR bij
patiënten met CZS laesie(s) op hersenbeelden uitgevoerd bij screening
Alleen fase 2, cohort 4:
• Bevestigde ORR en DOR, DCR, PFS en DpR, door beoordeling door de
onderzoeksarts met behulp van RECIST v1.1
• DOR, DCR, PFS en DpR, bepaald door BICR-beoordeling met behulp van RECIST v1.1
• OS
• CZS ORR en CZS DOR via gemodificeerde RECIST, beoordeeld door BICR bij
patiënten met CZS laesie(s) op hersenbeelden uitgevoerd bij screening
Fase 2, alle cohorten:
• Incidentie en ernst van bijwerkingen, met ernst beoordeeld volgens NCI CTCAE
v5.0
Fase 2, alle cohorten:
• Concentraties furmonertinib en de belangrijkste metaboliet (AST5902) in
plasma, op gespecificeerde tijdpunten
Verkennende eindpunten fase 1 en 2
Alleen fase 1 en fase 2, cohort 1, 2 en 3:
• Bevestigde ORR en DOR, DCR, PFS en DpR, bepaald door BICR-beoordeling met
behulp van RECIST v1.1
Fase 1 en 2, alle cohorten:
• Responspercentage en DOR volgens de criteria voor responsbeoordeling in
neuro-oncologie (Response Assessment in Neuro-Oncology, RANO) - leptomeningeale
metastasen (LM), door BICR
Fase 1 en 2, alle cohorten:
• Verandering ten opzichte van de baseline in door de patiënt gemelde symptomen
en de invloed ervan op het functioneren, de gezondheidsgerelateerde kwaliteit
van leven en de totale last van bijwerkingen, zoals gemeten met de
vragenlijsten van de European Organization for Research and Treatment of Cancer
Quality of Life Core 30 (EORTC QLQ-C30), de EORTC QLQ-LC13 en de Non-Small Cell
Lung Cancer Symptom Assessment Questionnaire (NSCLC SAQ)
Fase 1 en 2, alle cohorten:
• Correlatie tussen PK van furmonertinib en AST5902 met primaire, secundaire en
verkennende eindpunten bij patiënten die behandeld worden met furmonertinib
Fase 1 en 2, alle cohorten:
• Verandering in het genmutatieprofiel van tumorweefsel bij de baseline,
tijdens de behandeling en bij ziekteprogressie
• Consistentie en verandering van het ctDNA-genmutatieprofiel in het perifeer
bloed van monsters afgenomen bij de baseline, tijdens de behandeling en bij
ziekteprogressie
• EGFR-mutatiestatus in ctDNA in perifeer bloed of mogelijke veranderingen in
resistente genen bij de baseline, tijdens de behandeling en bij ziekteprogressie
• Correlatie van verkennende biomarkers met primaire, secundaire en verkennende
eindpunten bij patiënten die behandeld worden met furmonertinib
Achtergrond van het onderzoek
Er is laboratoriumonderzoek gedaan bij dieren waarvan de tumorcellen een
verandering in het EGFR- of HER2-gen hebben. Daarbij is aangetoond dat het
onderzoeksmiddel van verschillende soorten kanker of tumoren de groei vertraagt
of de kanker verkleint. De verandering in het EGFR- of HER2-gen kan ertoe
leiden dat cellen abnormaal groeien en zich ontwikkelen tot kanker. Gehoopt
wordt dat het onderzoeksmiddel zal voorkomen dat tumorcellen met de afwijkende
EGFR- of HER2-genen snel groeien.
Het onderzoeksmiddel is experimenteel, wat betekent dat gezondheidsinstanties
het onderzoeksmiddel niet hebben goedgekeurd voor de behandeling van dit type
NSCLC. Artsen mogen dit onderzoeksmiddel niet voorschrijven of gebruiken,
behalve in een onderzoek.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-508349-42-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Primaire doelstelling fase 1
Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid, het bepalen van de
uitbreidingsdosis en het karakteriseren van dosisbeperkende toxiciteiten (dose
limiting toxicities, DLT's) van dosisverhogingen voor furmonertinib, dagelijks
toegediend aan patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met
activerende EGFR- of HER2-mutaties
Secundaire doelstellingen fase 1
Het voorlopig beoordelen van de antitumoractiviteit van furmonertinib bij
patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met activerende EGFR-
of HER2-mutaties
Het karakteriseren van de farmacokinetische (PK) eigenschappen van
furmonertinib en de belangrijkste metaboliet ervan (AST5902) bij patiënten met
lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met activerende EGFR- of
HER2-mutaties
Fase 1, alleen cohort 1 navul: Het beoordelen of furmonertinib cytochroom P450
3A4 (CYP3A4) induceert bij klinisch relevante blootstellingen bij patiënten op
basis van geneesmiddelinteractie (drug-drug interaction, DDI) met midazolam bij
lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met EGFR- of HER2-mutaties
Primaire doelstellingen fase 2
Alleen fase 2, cohort 1, 2 en 3: Het uitvoeren van een voorlopige beoordeling
van de antitumoractiviteit van furmonertinib bij patiënten met lokaal
gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met EGFR- of HER2-mutaties
Alleen fase 2, cohort 4: Het uitvoeren van een voorlopige beoordeling van de
antitumoractiviteit van furmonertinib bij patiënten met lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC met P-lus αC-helix compressing (PACC) mutaties, door BICR
Secundaire doelstellingen fase 2
Alleen fase 2, cohort 1, 2 en 3: Het uitvoeren van een voorlopige beoordeling
van de antitumoractiviteit van furmonertinib bij patiënten met lokaal
gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met EGFR- of HER2-mutaties
Alleen fase 2, cohort 4: Het uitvoeren van een voorlopige beoordeling van de
antitumoractiviteit van furmonertinib bij patiënten met lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC met PACC-mutaties
Fase 2, alle cohorten: Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van
furmonertinib, dagelijks toegediend op de uitbreidingsdosis/-doses bij
patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met EGFR- of
HER2-mutaties
Fase 2, alle cohorten: Het karakteriseren van de farmacokinetische (PK)
eigenschappen van furmonertinib en de belangrijkste metaboliet ervan (AST5902)
bij patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met EGFR- of
HER2-mutaties
Verkennende doelstellingen fase 1 en 2
Alleen fase 1 en fase 2, cohort 1, 2 en 3: Het beoordelen van de
antitumoractiviteit van furmonertinib bij patiënten met lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC met activerende EGFR- of HER2-mutaties, door BICR
Fase 1 en 2, alle cohorten: Het beoordelen van de antitumoractiviteit van
furmonertinib bij patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met
leptomeningeale ziekte (LMZ) met activerende EGFR- of HER2-mutaties
Fase 1 en 2, alle cohorten: Het beoordelen van de invloed van furmonertinib op
de ziektegerelateerde symptomen en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven
van patiënten
Fase 1 en 2, alle cohorten: Het verkennen van de relatie tussen PK en
eindpunten, waaronder maar niet beperkt tot, werkzaamheid, veiligheid en door
de patiënt gemelde resultaten (patient-reported outcomes, PRO*s), indien van
toepassing
Fase 1 en 2, alle cohorten: Het identificeren en/of evalueren van biomarkers
die voorspellend zijn voor de respons op furmonertinib (d.w.z. voorspellende
biomarkers), vroege vervangingen zijn van werkzaamheid, worden geassocieerd met
progressie naar een ernstigere ziektetoestand (d.w.z. prognostische
biomarkers), worden geassocieerd met verworven weerstand tegen furmonertinib,
worden geassocieerd met vatbaarheid voor het ontwikkelen van bijwerkingen of
kunnen leiden tot verbeterd(e) controle van of onderzoek naar AE*s (d.w.z.
veiligheidsbiomarkers), bewijs kunnen leveren van furmonertinib-activiteit
(d.w.z. farmacodynamische biomarkers), of de kennis van en het inzicht in
ziektebiologie en geneesmiddelveiligheid kunnen vergroten.
Onderzoeksopzet
Beschrijving van het onderzoek
Dit is een open-label-, fase 1b-onderzoek in meerdere centra met dosisverhoging
en dosisuitbreiding, opgezet om de veiligheid, PK en voorlopige
antitumoractiviteit van furmonertinib te beoordelen bij patiënten met
gevorderde of gemetastaseerde NSCLC. Patiënten worden in 2 fasen ingeschreven:
fase 1 (dosisverhoging) en fase 2 (dosisuitbreiding).
Fase 1 dosisverhoging en navulcohorten
Er zullen ongeveer 6 tot 12 patiënten worden ingeschreven in het
dosisverhogingsgedeelte van fase 1 en er mogen ongeveer 21 tot maximaal 38
patiënten worden ingeschreven in de navulcohorten. In fase 1 worden patiënten
met lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC met EGFR Exon
20-insertiemutaties, HER2 Exon 20-insertiemutaties of EGFR-activerende mutaties
(waaronder PACC-mutaties en Exon 19- en Exon 21-mutaties, zoals Exon
19-deleties, L858R en L861Q, met of zonder EGFR T790M-mutatie).
Dosisniveau 1 (cohort 1): 240 mg eenmaal daags (q.d.)
• Fase 1, cohort 1: 3+3-dosisverhoging (n = 3 tot 6)
• Fase 1, cohort 1 navul (n = 15 tot 28)
Opmerking; ongeveer 12 patiënten uit fase 1 cohort 1 navul zullen deelnemen aan
de DDI-evaluatie.
Dosisniveau 2 (cohort 2): 320 mg q.d.
• Er is geen plan om het dosisniveau van 320 mg q.d. te openen. De maximale
dosis die in dit onderzoek moet worden geëvalueerd zal 240 mg q.d. zijn
Dosisniveau -1 (cohort 3): 160 mg q.d.
• Fase 1, cohort 3: 3+3-dosisverhoging (indien nodig, n = 3 tot 6)
• Fase 1, cohort 3 navul (n = 6 tot 10)
Fase 1 dosisverhoging
In het dosisverhogingsgedeelte van fase 1 zal de veiligheid en verdraagbaarheid
worden beoordeeld en de uitbreidingsdosis furmonertinib worden bepaald.
Dosisverhoging begint met fase 1, cohort 1, waarin furmonertinib oraal (PO)
wordt toegediend op 240 mg q.d. gedurende cycli van 21 dagen, waarbij de eerste
3 patiënten gelijktijdig kunnen worden ingeschreven. De maximale dosis die in
dit onderzoek wordt beoordeeld, is 240 mg PO q.d.. Patiënten worden beoordeeld
op DLT*s om de uitbreidingsdosis voor furmonertinib in fase 2 te bepalen.
Patiënten worden nauwlettend gecontroleerd op bijwerkingen tijdens een
DLT-beoordelingsvenster, gedefinieerd als dag 1-21 van cyclus 1. Zie het
protocol voor de definitie van DLT en de regels voor dosisverhoging.
Patiënten met aanvaardbare veiligheid en bewijs van klinisch voordeel (bepaald
door de onderzoeksarts) kunnen furmonertinib blijven ontvangen tot
onverdraagbare toxiciteit, verlies van klinisch voordeel of radiografisch
objectieve ziekteprogressie met behulp van RECIST v1.1. Als de dosis van 240 mg
onverdraagbaar wordt geacht, kan de dosis furmonertinib worden verlaagd tot 160
mg q.d. (fase 1, cohort 3) en zullen er ten minste 3 patiënten op dit
dosisniveau worden getest op DLT*s.
Fase 1 navulcohorten
Voor het verkrijgen van aanvullende PK-, farmacodynamische en
veiligheidsgegevens worden patiënten ingeschreven in navulcohorten. Na
goedkeuring van de dosisverhoging tot 240 mg q.d. (fase 1, cohort 1) kan
inschrijving beginnen met fase 1, cohort 3 navul op het dosisniveau van 160 mg
en kunnen patiënten ook worden ingeschreven in fase 1, cohort 1 navul (240 mg
q.d.). Patiënten ingeschreven in de navulcohorten worden niet opgenomen in de
DLT-evalueerbare populatie.
Fase 1, cohort 1 navul voor beoordeling van geneesmiddelinteractie met midazolam
De DDI-evaluatie zal worden uitgevoerd bij de vastgestelde uitbreidingsdosis
(d.w.z. 240 mg q.d.). Patiënten in fase 1, cohort 1 navul (240 mg q.d.) zullen
worden beoordeeld op DDI met midazolam (een gevoelig CYP3A4-substraat) om te
bepalen of furmonertinib een inductor is van CYP3A4 bij een klinisch relevante
dosis.
Er wordt een cohortbeoordelingscommissie (cohort review committee, CRC)
ingesteld met een opdracht om de patiëntveiligheid te beschermen bij gebruik
van furmonertinib.
Dosisuitbreidingscohorten fase 2
Fase 2 (dosisuitbreiding) bestaat uit ongeveer 100 tot 120 patiënten behandeld
en zal bestaan uit 4 cohorten:
• Fase 2, cohort 1 op 240 mg (n = 20): eerder behandelde, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC-patiënten met EGFR Exon 20-insertiemutaties
Opmerking: er zullen minimaal 10 eerder met amivantamab behandelde patiënten
worden ingeschreven.
• Fase 2, cohort 2 op 240 mg (n = 20): eerder behandelde, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC-patiënten met HER2 Exon 20-insertiemutaties
Opmerking: er zullen minimaal 10 HER2-tyrosinekinaseremmer (tyrosine kinase
inhibitor, TKI)-naïeve patiënten worden ingeschreven.
• Fase 2, cohort 3 op 240 mg (n = 20): eerder behandelde, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC-patiënten met EGFR-activerende mutaties (exclusief EFFR
Exon 20-insertiemutaties en PACC-mutaties)
• Fase 2, cohort 4 (n = 40-60): Onbehandelde of eerder behandelde
EGFR-TKI-naïeve, lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC-patiënten met EGFR
PACC-mutaties gerandomiseerd naar 2 groepen, waarin dosisschema*s van 160 mg
q.d. (groep A [n = 20]) en 240 mg q.d. (groep B [n = 20]) worden vergeleken; er
kunnen 10 extra patiënten per groep worden ingeschreven
Fase 2 is gericht op het verkrijgen van aanvullende veiligheids-,
verdraagbaarheids- en PK-gegevens, evenals voorlopig bewijs van
antitumoractiviteit. Op basis van de bestaande voorlopige veiligheids- en
werkzaamheidsgegevens en in afwachting van goedkeuring van de dosisverhoging
bij een dosisniveau van 240 mg tijdens fase 1 is de beoogde uitbreidingsdosis
240 mg voor fase 2, cohort 1, 2 en 3, en 160 mg en 240 mg voor fase 2, cohort
4.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Het onderzoeksmiddel (investigational medicinal product, IMP) voor dit onderzoek is furmonertinib. Furmonertinib wordt PO. q.d. toegediend, als monotherapie in behandelingscycli van 21 dagen.
Inschatting van belasting en risico
Deze studie bestaat uit drie delen:
1. Screening (om te kijken of je in aanmerking komt voor het onderzoek)
2. Behandeling
3. Follow-up (om u te controleren nadat de behandeling is beëindigd)
Screening:
Tijdens deze periode zullen patiënten tests en beoordelingen ondergaan om te
zien of u in aanmerking komt voor het onderzoek. Deze tests en procedures
kunnen gedurende 4 weken worden uitgevoerd;
Behandeling:
Als patiënten aan het onderzoek kunnen meedoen, nemen ze een dosis in van 4
pillen (160 mg) of 6 pillen (240 mg) daags. Elke dag op ongeveer hetzelfde
tijdstip nemen ze dit in op een lege maag, zoals voorgeschreven door de
onderzoeksarts. Zij nemen het onderzoeksmiddel in behandelingscycli van 21
dagen (één cyclus = 21 dagen/3 weken) in.
Tijdens dit onderzoek zullen patiënten tijdens de eerste cyclus (cyclus 1)
regelmatig bezoeken aan het ziekenhuis afleggen om nauwkeurig te kunnen
beoordelen hoe het met hun gaat tijdens de onderzoeksbehandeling. Na cyclus 1
zullen zijn bezoeken minder vaak plaatsvinden, ongeveer om de 3 weken tijdens
de onderzoeksbehandeling. Bezoeken kunnen ongeveer 2 tot 9 uur duren.
Raadpleeg de proceduretabel in de ICF en het beoordelingsschema van het
protocol voor meer informatie.
Daarnaast worden er vragen gesteld over de medische geschiedenis, demografie en
geschiktheidsvragen
De proefpersonen zullen ook worden getest op hiv en hepatitis. Vrouwelijke
patiënten worden getest op zwangerschap.
De totale duur van het onderzoek hangt af van hoe kanker op de behandeling
reageert. Dit kan variëren van 1 dag tot maximaal 48 maanden.
Mogelijke bijwerkingen die al bekend zijn, worden beschreven in de
Investigator's Brochure en het formulier voor geïnformeerde toestemming van de
patiënt.
Publiek
18 Campus Blvd Suite 100
Newtown Square, PA 19073-3269 PA
US
Wetenschappelijk
18 Campus Blvd Suite 100
Newtown Square, PA 19073-3269 PA
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Patiënten moeten voldoen aan de volgende criteria voor deelname aan het
onderzoek:
Algemene inclusiecriteria
1. Ondertekend toestemmingsformulier
2. Leeftijd van >= 18 jaar op het moment van ondertekening van het
toestemmingsformulier
3. In staat om zich te houden aan het onderzoeksprotocol, naar het oordeel van
de onderzoeksarts
4. Meetbare ziekte volgens RECIST v1.1
Opmerking: meetbare doellaesies mogen in de screeningsperiode geen lokale
behandeling zoals radiotherapie ondergaan of worden gebruikt voor biopsie. Als
er slechts één meetbare doellaesie is, mag er een biopsie worden gedaan van
deze doellaesie. Het radiologische onderzoek bij de baseline moet echter ten
minste 14 dagen na de biopsie voor deze laesie worden uitgevoerd.
5. Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG) prestatiestatus 0 of 1
6. Levensverwachting van >= 12 weken
7. Adequate hematologische en orgaanfunctie binnen 14 dagen voorafgaand aan de
start van de onderzoeksbehandeling, gedefinieerd met het volgende:
• Absoluut aantal neutrofielen >= 1500/µl
• Hemoglobine >= 9 g/dl
• Aantal bloedplaatjes >= 100.000/µl
• Totaal bilirubine <= 1,5 × bovengrens van normaal (upper limit of normal, ULN)
of <= 3 × ULN in het geval van gedocumenteerd syndroom van Gilbert
• Aspartaat-aminotransferase (AST) en alanine-aminotransferase (ALT) <= 2,5 x
ULN met de volgende uitzondering:
- Patiënten met gedocumenteerde levermetastasen mogen een AST en/of ALT van <=
5,0 × ULN hebben
• Creatinineklaring van >= 30 ml/min op basis van de schatting van
Cockcroft-Gault:
(140 - leeftijd) × (gewicht in kg) × (0,85 indien vrouw)
72 × (serumcreatinine in mg/dl)
• Internationale genormaliseerde ratio (international normalized ratio, INR) <=
1,5 × ULN en geactiveerde partiële tromboplastine (activated partial
thromboplastin, aPTT) <= 1,5 × ULN
Opmerking: dit geldt alleen voor patiënten die geen therapeutische
antistollingsmiddelen krijgen. Patiënten die therapeutische
antistollingsmiddelen krijgen, moeten een stabiele dosis gebruiken gedurende
ten minste 1 week voorafgaand aan dag 1 van cyclus 1.
8. Voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd: akkoord gaan met onthouding (afzien
van heteroseksuele geslachtsgemeenschap) of gebruik van anticonceptie en
akkoord gaan met het afzien van het doneren van eicellen, zoals hieronder
gedefinieerd:
• Een vrouw wordt als vruchtbaar beschouwd als ze postmenarchaal is, de
postmenopauzale toestand van >= 12 opeenvolgende maanden amenorroe niet heeft
bereikt (zonder geïdentificeerde oorzaak anders dan de menopauze) en niet
permanent onvruchtbaar is als gevolg van een operatie (d.w.z. verwijdering van
eierstokken, eileiders en/of baarmoeder) of een andere oorzaak zoals bepaald
door de onderzoeksarts (bijv. syndroom van Mayer-Rokitansky-Küster). De
definitie van vruchtbaar kan worden aangepast ter afstemming met lokale
richtlijnen of voorschriften.
• Vrouwen in de vruchtbare leeftijd moeten zich onthouden van seksuele
geslachtsgemeenschap of een barrièremethode, zoals een condoom, plus een
aanvullende anticonceptiemethode gebruiken, samen resulterend in een
faalpercentage van < 1% per jaar, tijdens de behandelingsperiode en ten minste
60 dagen na de laatste dosis furmonertinib. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd
moeten zich onthouden van het doneren van eicellen tijdens de
behandelingsperiode en gedurende 6 maanden na de laatste dosis furmonertinib.
• Voorbeelden van anticonceptiemethoden met een faalpercentage van < 1% per
jaar zijn bilaterale tubaligatie, mannelijke sterilisatie, hormonale orale
anticonceptiemiddelen met remming van de ovulatie, hormoon spiraaltjes en
koperspiraaltjes.
Opmerking: de betrouwbaarheid van seksuele onthouding moet worden beoordeeld
met betrekking tot de duur van het klinisch onderzoek en de voorkeur en
gebruikelijke levensstijl van de patiënt. Periodieke onthouding (bijv.
kalender-, ovulatie-, symptothermale of postovulatiemethoden) en terugtrekking
zijn geen adequate anticonceptiemethoden. Indien vereist volgens lokale
richtlijnen of regelgeving, worden lokaal erkende adequate
anticonceptiemethoden en informatie over de betrouwbaarheid van onthouding
beschreven in het lokale toestemmingsformulier.
9. Voor mannen die niet chirurgisch steriel zijn: akkoord gaan met onthouding
(afzien van heteroseksuele geslachtsgemeenschap) of gebruik van anticonceptie
en akkoord gaan met het afzien van het doneren van sperma, zoals hieronder
gedefinieerd:
• Met een vrouwelijke partner in de vruchtbare leeftijd die niet zwanger is,
moeten mannen zich onthouden van geslachtsgemeenschap of een condoom én een
aanvullende anticonceptiemethode gebruiken, die samen resulteren in een
faalpercentage van < 1% per jaar, tijdens de behandelingsperiode en gedurende
ten minste 60 dagen na de laatste dosis furmonertinib.
• Moeten zich onthouden van het doneren van sperma tijdens de
behandelingsperiode en ten minste 60 dagen na de laatste dosis furmonertinib.
• Met zwangere vrouwelijke partners moeten mannen zich onthouden van
geslachtsgemeenschap of een condoom gebruiken om blootstelling van het embryo
tijdens de behandelingsperiode en gedurende ten minste 60 dagen na de laatste
dosis furmonertinib te voorkomen.
Opmerking: de betrouwbaarheid van seksuele onthouding moet worden beoordeeld
met betrekking tot de duur van het klinisch onderzoek en de voorkeur en
gebruikelijke levensstijl van de patiënt. Periodieke onthouding (bijv.
kalender-, ovulatie-, symptothermale of postovulatiemethoden) en terugtrekking
zijn geen adequate anticonceptiemethoden. Indien vereist volgens lokale
richtlijnen of regelgeving, worden lokaal erkende adequate
anticonceptiemethoden en informatie over de betrouwbaarheid van onthouding
beschreven in het lokale toestemmingsformulier.
10. Voor fase 1 dosisverhoging en navulcohorten en fase 2 cohort 1, 2 en 4:
Patiënten met CZS-metastasen (inclusief leptomeningeale ziekte) komen in
aanmerking, op voorwaarde dat ze voldoen aan volgende criteria:
• Meetbare ziekte buiten het CZS
• Geen noodzaak voor onmiddellijke lokale behandeling en op dit moment geen
noodzaak voor een behandeling met corticosteroïden voor CZS-metastasen,
stopzetting van corticosteroïden gedurende >= 2 weken voorafgaand aan de
inschrijving
• Op dit moment geen symptomen toegewezen aan CZS-metastasen
• Geen CZS-metastasen of ruggenmergcompressie met noodzaak voor anti-epileptica
of corticosteroïden voor controle van de symptomen
• Voor patiënten met eerder behandelde hersenmetastasen
- Geen bewijs van tussentijdse ziekteprogressie in het CZS tussen de voltooiing
van de CZS-gerichte behandeling en het radiografisch onderzoek bij de screening
- Patiënten die lokale CZS-therapie ondergingen voor nieuw geïdentificeerde
laesies bij tijdens de screening uitgevoerde magnetische resonantiebeeldvorming
(MRI) van de hersenen met contrast, kunnen in aanmerking komen voor
inschrijving als aan alle volgende criteria wordt voldaan:
o De tijd sinds bestralingstherapie van de gehele hersenen (whole-brain
radiation therapy, WBRT) is >= 21 dagen voorafgaand aan de eerste dosis van de
onderzoeksbehandeling, de tijd sinds stereotactische radiochirurgie
(stereotactic radiosurgery, SRS) is >= 7 dagen voorafgaand aan de eerste dosis
van de onderzoeksbehandeling, of de tijd sinds chirurgische resectie is >= 28
dagen
o Geen onmiddellijke lokale behandeling noodzakelijk
o Patiënten die lokale behandeling ondergaan voor laesies geïdentificeerd
tijdens de screening bij MRI van de hersenen met contrast, kunnen nog steeds in
aanmerking komen voor het onderzoek op basis van de hierboven beschreven
criteria.
11. Histologisch of cytologisch gedocumenteerde, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC die niet ontvankelijk is voor curatieve chirurgie of
radiotherapie
12. Toestemming voor het afstaan van gearchiveerde tumorweefselmo
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Algemene exclusiecriteria
Patiënten die aan een van de volgende criteria voldoen, worden uitgesloten van
deelname aan het onderzoek:
1. Niet in staat of niet bereid zijn om pillen door te slikken
2. Niet in staat zijn om zich te houden aan de onderzoeks- en
opvolgingsprocedures
3. Malabsorptiesyndroom of een andere aandoening die de enterale absorptie zou
verstoren
4. Pleura-effusie, pericardeffusie of ascites waarvoor tweewekelijkse of
herhaaldelijk drainageprocedures nodig zijn
• Inwendige pleura- of buikkatheters zijn toegestaan, mits de patiënt voldoende
is hersteld van de procedure, hemodynamisch stabiel is en symptomatisch is
verbeterd, en na overleg met de sponsor.
5. Ernstige acute of chronische infecties, waaronder:
• Ongecontroleerde acute infectie, actieve infectie waarvoor systemische
behandeling of een systemische antibioticabehandeling nodig is, binnen 2 weken
voorafgaand aan de eerste dosis furmonertinib.
• Bekende voorgeschiedenis van infectie met humaan immunodeficiëntievirus (hiv)
en/of verworven immuundeficiëntiesyndroom. Patiënten met onbekende
hiv-infectiestatus die niet akkoord gaan met het ondergaan van een hiv-test
komen niet in aanmerking voor deelname.
• Patiënten met actieve chronische hepatitis B- of actieve hepatitis
C-infectie, waaronder patiënten die positief zijn voor het hepatitis
B-oppervlakteantigeen (HBsAg) of hepatitis C-virus (HCV)-antilichaam bij de
screening, komen niet in aanmerking tot verdere zekere kwantitatieve tests van
het hepatitis B-virus (HBV)-DNA (bijv. <= 2500 kopieën/ml of 500 IE/ml) en HCV
RNA-tests (bijv. <= onderste grens van detectie), die doorslaggevend zijn wat
betreft het uitsluiten van een actieve hepatitis B- of C-infectie waarvoor een
behandeling nodig is.
Opmerking: patiënten die drager zijn van HBV, met stabiele HBV-infectie (bijv.
kwantitatieve HBV DNA-test toonde DNA <= 2500 kopieën/ml of 500 IE/ml aan) na
medische behandeling of met genezen hepatitis C, mogen worden ingeschreven. Als
de ondergrens van detectie van HBV DNA-test in het centrum hoger is dan 2500
kopieën/ml of 500 IE/ml, worden patiënten met een kwantitatief HBV
DNA-testresultaat lager dan de ondergrens van detectie in het centrum als
geschikt beschouwd.
6. In het geval van een pandemie of epidemie, moet de screening op actieve
infecties worden overwogen volgens lokale of institutionele richtlijnen of die
van beroepsverenigingen van toepassing (bijv. de American Society of Clinical
Oncology of de European Society for Medical Oncology).
7. Eerdere interstitiële longziekte (interstitial lung disease, ILD),
geneesmiddelgeïnduceerde ILD, bestralingspneumonitis of actieve ILD.
8. Voorgeschiedenis van of actieve klinisch significante cardiovasculaire
disfunctie, waaronder het volgende:
• Voorgeschiedenis van beroerte of transiënte ischemische aanval in de 6
maanden voorafgaand aan de eerste dosis furmonertinib
• Voorgeschiedenis van myocardinfarct in de 6 maanden voorafgaand aan de eerste
dosis furmonertinib
• Hartziekte of congestief hartfalen van New York Heart Association klasse III
of IV, waarvoor medicatie nodig is
• Ongecontroleerde hartritmestoornissen, voorgeschiedenis van of actieve
ventriculaire aritmie waarvoor medicatie nodig is
• Symptomatische coronaire hartziekte of onstabiele angina pectoris
9. Gemiddeld QT-interval in rust, verkregen aan de hand van de formule van
Fridericia (QTcF) van > 470 msec verkregen van ECG's in drievoud, aan de hand
van de door de ECG-machine afgeleide QTcF-waarde in de screeningskliniek.
10. Klinisch significant verlengd QT-interval of andere hartritmestoornis of
klinische status die volgens onderzoeksartsen het risico op verlengd
QT-interval kan verhogen (bijv. volledig linker bundeltakblok, graad III
atrioventriculair blok, tweedegraads hartblok, PR-interval > 250 msec,
congenitaal lang QT-syndroom, familiegeschiedenis van lang QT-syndroom, of
onverklaarbare plotseling overlijden indien jonger dan 40 jaar bij eerstegraads
familieleden, ernstige hypokaliëmie, hartfalen) of huidig gebruik van de
geneesmiddelen die kunnen leiden tot een verlengd QT-interval.
11. Symptomatische hypercalciëmie waarvoor continu gebruik van bisfosfonaat of
denosumab vereist is.
12. Traumatisch letsel van belang of belangrijke chirurgische ingreep binnen 4
weken voorafgaand aan dag 1 van cyclus 1.
13. Patiënten met chronische diarree, kortedarmsyndroom of belangrijke operatie
aan het bovenste deel van het maag-darmkanaal, waaronder gastrische resectie,
een voorgeschiedenis van ontstekingsziekte van de darm (bijv. ziekte van Crohn
of colitis ulcerosa) of een actieve darmontsteking (inclusief diverticulitis).
14. Andere ziekten, zoals longdisfunctie, metabole disfunctie, bevinding bij
lichamelijk onderzoek of klinische laboratoriumbevinding waardoor er een
redelijk vermoeden is van een ziekte of aandoening die gecontra-indiceerd is
voor het gebruik van furmonertinib, die van invloed kan zijn op de
interpretatie van de resultaten, of waardoor de patiënten een hoog risico lopen
op complicaties van de behandeling (bijv. ongecontroleerde hypertensie, actieve
bloeding).
15. Behandeling met chemotherapie, gerichte therapie, biologische therapie of
een onderzoeksmiddel als antikankerbehandeling binnen 3 weken of 5
eliminatiehalfwaardetijden voorafgaand aan de start van furmonertinib,
afhankelijk van wat korter is
16. Bestralingstherapie (anders dan palliatieve bestraling van botmetastasen en
bestraling van CZS-metastasen, zoals hierboven beschreven) als
antikankerbehandeling binnen 4 weken voorafgaand aan de start van furmonertinib.
17. Palliatieve bestraling van botmetastasen binnen 2 weken voorafgaand aan de
start van furmonertinib.
18. Bijwerkingen van eerdere antikankerbehandeling die niet zijn verdwenen tot
graad <= 1, behalve alopecia of graad <= 2 perifere neuropathie.
19. Voorgeschiedenis van andere maligniteit binnen 3 jaar voorafgaand aan de
screening, met uitzondering van patiënten met een verwaarloosbaar risico op
metastase of overlijden en/of behandeld met verwacht curatief resultaat (zoals
gepast behandeld carcinoom in situ van de cervix, niet-melanoom huidcarcinoom,
gelokaliseerde prostaatkanker, ductaal carcinoom in situ of stadium I
baarmoederkanker).
20. Zwanger zijn, borstvoeding geven of van plan zijn zwanger te worden tijdens
het onderzoek of binnen 60 dagen na de laatste dosis furmonertinib.
• Vrouwen in de vruchtbare leeftijd (waaronder vrouwen die een tubaligatie
hebben ondergaan) moeten een negatieve zwangerschapstest op serum hebben in de
14 dagen voorafgaand aan de start van het onderzoeksmiddel.
21. Bekende of vermoede allergie voor furmonertinib of andere bestanddelen van
de bereiding ervan.
22. Gebruik van een sterke CYP3A4-remmer in de 7 dagen voorafgaand aan de
eerste dosis van het onderzoeksmiddel of een sterke CYP3A4-inductor binnen 21
dagen voorafgaand aan de eerste dosis van het onderzoeksmiddel.
23. Gebruik van een kruidengeneesmiddel (bijv. Chinese geneesmiddelen of
traditionele Chinese preparaten voor kanker, of een traditioneel Chinees
geneesmiddel of traditioneel Chinese preparaat met bijkomende
antikankereffecten) in de 2 weken voorafgaand aan de eerste dosis
furmonertinib, of als men verwacht dat kruidengeneesmiddelen tijdens het
onderzoek zullen worden gebruikt.
Exclusiecriteria voor fase 2 cohort 3 (eerder behandelde, lokaal gevorderde of
gemetastaseerde NSCLC-patiënten met EGFR-activerende mutaties en zonder Exon
20-insertiemutaties en PACC-mutaties).
24. NSCLC-patiënten met een gedocumenteerde EGFR Exon 20-insertiemutatie
volgens een lokale test (tumorweefsel of bloed)
25. NSCLC-patiënten met een gedocumenteerde EGFR PACC-mutatie volgens een
lokale test (tumorweefsel of bloed)
Exclusiecriteria voor fase 2, cohort 4 (onbehandelde of eerder behandelde
EGFR-TKI-naïeve, lokaal gevorderde of gemetastaseerde NSCLC-patiënten m
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2023-508349-42-00 |
EudraCT | EUCTR2021-005831-22-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT05364073 |
CCMO | NL82887.041.22 |