Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-510019-20-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Primair: Evaluatie van de werkzaamheid van 200 mg depemokimab SC elke 26 weken vergeleken met 300 mg mepolizumab SC elke 4 weken…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Auto-immuunziekten
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Remissie (d.w.z. een BVAS [Birmingham Vasculitis Activity Score] van 0 en een
dosis orale corticosteroïden [OCS] <=4 mg/dag) in zowel week 36 als week 52
Secundaire uitkomstmaten
• Totaal opgebouwde remissieduur, d.w.z. het opgebouwde aantal weken waarin
BVAS=0 plus OCS-dosis <=4 mg/dag gedurende de interventieperiode van 52 weken
gecategoriseerd als nul weken: >0 tot <12 weken; 12 tot <24 weken; 24 tot <36
weken of >=36 weken
• Totaal opgebouwde remissieduur, d.w.z. het opgebouwde aantal weken waarin
BVAS=0 plus OCS-dosis <=4 mg/dag gedurende de interventieperiode van 52 weken
• Tijd tot eerste EGPA terugval
• Gemiddelde OCS-dosis tijdens de laatste 4 weken van de
onderzoeksbehandelingsperiode (week 49 tot 52) gecategoriseerd als 0, >0 tot
<=4, >4 tot <=7,5 of >7,5 mg/dag
• Remissie (BVAS=0 en OCS <=4 mg/dag) binnen de eerste 24 weken met aanhoudende
remissie tot week 52
• Remissie volgens de definitie van de EULAR (European League against
Rheumatism); BVAS=0 en OCS <=7,5 mg/dag in zowel week 36 als week 52
• Totaal opgebouwde remissieduur volgens de EULAR-definitie van remissie,
d.w.z. het opgebouwde aantal weken waarin BVAS=0 plus OCS <=7,5 mg/dag gedurende
de interventieperiode van 52 weken gecategoriseerd als nul weken; >0 tot <12
weken; 12 tot <24 weken; 24 tot <36 weken of >=36 weken
• Totaal opgebouwde remissieduur volgens de EULAR-definitie van remissie,
d.w.z. het opgebouwde aantal weken waarin BVAS=0 plus OCS <=7,5 mg/dag gedurende
de interventieperiode van 52 weken
• Remissie (BVAS=0 en OCS <=7,5 mg/dag) binnen de eerste 24 weken met
aanhoudende remissie tot week 52
Achtergrond van het onderzoek
Eosinofiele granulomatose met polyangiitis, voorheen bekend als het syndroom
van Churg-Strauss, is een zeldzaam hypereosinofiel syndroom dat wordt
gekarakteriseerd door necrotiserende vasculitis van de kleine bloedvaten in
combinatie met astma, sinusitis en longinfiltraten. Eosinofiele granulomatose
met polyangiitis kan levensbedreigend zijn en meerdere organen kunnen worden
aangetast, waaronder het hart, de longen, de huid, het maagdarmkanaal, de
nieren en het zenuwstelsel. EGPA is geassocieerd met een positieve status voor
antineutrofiele cytoplasmatische antilichamen (ANCA's), typisch antineutrofiele
cytoplasmatische antilichamen (ANCA)-myeloperoxidase en ANCA-proteïnase 3, bij
ongeveer 40% van de proefpersonen. Over het algemeen varieert de incidentie van
EGPA over de hele wereld van 0,18 tot 4,0 gevallen per miljoen persoonsjaren.
De prevalentie van EGPA over de hele wereld varieert van 2,0 tot 30,4 gevallen
per miljoen personen. In een systematische review en meta-analyse van 35
observationele onderzoeken die de incidentie en prevalentie van EGPA
beschrijven, was de gepoolde globale schatting van EGPA respectievelijk 1,22
gevallen per miljoen persoonsjaren en 15,27 gevallen per miljoen personen.
Het begin van de ziekte komt meestal voor bij mensen van 40-60 jaar en er is
geen geslachts-, familiale of etnische aanleg voor EGPA bekend. EPGA is een
relapsing, remitting ziekte, en naar schatting zal 10% tot 35% van de
deelnemers terugvallen na het bereiken van een initiële remissie. De
overheersing van eosinofielen in het perifere bloed en weefsel bij patiënten
met EGPA heeft gesuggereerd dat eosinofielen een centrale rol spelen in de
pathogenese van deze ziekte door middel van weefsel- en vasculaire infiltratie
en ontsteking door een verscheidenheid aan mediatoren.
Ziektemanagement is gebaseerd op de aanbevelingen van de EGPA Consensus Task
Force voor de behandeling van EGPA en de recente aanbevelingen die zijn
goedgekeurd door het American College of Rheumatology (ACR) en de Vasculitis
Foundation voor het beheer van antineutrofiele cytoplasmatische
antilichaam-geassocieerde vasculitis (AAV) die gericht zijn op
remissie-inductie en preventie van terugval. De behandeling van EGPA wordt
aangepast aan de ernst van de ziekte, waarbij systemische corticosteroïden en
immunosuppressiva de standaardzorg zijn.
Behandeling van EGPA-patiënten met mepolizumab 300 mg SC leverde sterk bewijs
van werkzaamheid, een gunstig veiligheidsprofiel en een algeheel positief
voordeel-risicoprofiel. Bovendien werd het gebruik van mepolizumab aanbevolen
voor de behandeling van niet-ernstige EGPA in een uitgebreide systemische
beoordeling door de ACR van de voor- en nadelen van de gebruikelijke
behandeling van EGPA en de ACR-richtlijn voor de behandeling van met
antineutrofiele cytoplasmatische antilichamen geassocieerde vasculitis.
Depemokimab is een gehumaniseerd IgG1-monoklonaal antilichaam dat is gericht op
dezelfde cytokine, IL-5, en bindt aan hetzelfde epitoop op IL-5 als
mepolizumab. Daarom wordt verwacht dat het vergelijkbare werkzaamheid en
veiligheid zal aantonen in vergelijking met mepolizumab en andere biologische
geneesmiddelen in zijn klasse, met het extra gemak van een verlengde
werkingsduur en, daarom, een verminderde zorg- en patiëntlast door de minder
frequente subcutane dosering (d.w.z. eenmaal elke 26 weken).
Dit onderzoek is opgezet om het werkzaamheids- en veiligheidsprofiel van
depemokimab als aanvulling op SoC-therapie te onderzoeken in vergelijking met
mepolizumab als aanvulling op SoC-therapie.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-510019-20-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Primair:
Evaluatie van de werkzaamheid van 200 mg depemokimab SC elke 26 weken
vergeleken met 300 mg mepolizumab SC elke 4 weken bij deelnemers met
recidiverende of refractaire EGPA die een standaardtherapie krijgen
Secundair:
Extra beoordelingen van de werkzaamheid van 200 mg depemokimab SC vergeleken
met 300 mg mepolizumab elke 4 weken evalueren bij deelnemers met recidiverende
of refractaire EGPA die standaardtherapie krijgen
Onderzoeksopzet
Dit is een 52 weken durend, gerandomiseerd, dubbelblind, dubbel-dummy,
multicentrisch, non-inferioriteitsonderzoek met parallelle groepen om de
werkzaamheid en veiligheid van depemokimab vergeleken met mepolizumab te
onderzoeken bij volwassen deelnemers met een voorgeschiedenis van recidiverende
of refractaire EGPA die een stabiele behandeling met corticosteroïden ondergaan
met of zonder gelijktijdige stabiele immunosuppressieve therapie.
Deelnemers moeten een stabiele dosis OCS gebruiken, d.w.z. >=7,5 mg/dag
prednisolon/prednison (maar niet >50 mg/dag), minstens 4 weken voorafgaand aan
de nulmeting (randomisatie/bezoek 2). Deelnemers die een andere
immunosuppressieve therapie krijgen, moeten minstens 4 weken voorafgaand aan de
nulmeting (randomisatie/bezoek 2) een stabiele dosis gebruiken en moeten voor
de duur van het onderzoek doorgaan met de immunosuppressieve therapie.
Deelnemers worden willekeurig in een verhouding van 1:1 toegewezen aan
behandeling met ofwel 200 mg depemokimab elke 26 weken SC toegediend als
aanvulling op standaardtherapie, of 300 mg mepolizumab elke 4 weken SC
toegediend als aanvulling op standaardtherapie.
Het onderzoek bestaat uit een screening-/inloopperiode (1 tot 4 weken), een
interventieperiode (52 weken) en een follow upperiode (4 weken).
Onderzoeksproduct en/of interventie
Deelnemers krijgen een behandeling met ofwel 200 mg depemokimab elke 26 weken (in week 0 en week 26) of 300 mg mepolizumab elke 4 weken, subcutaan toegediend met een voorgevulde veiligheidsspuit (PFS) terwijl hun standaardtherapie voor EGPA wordt voortgezet. De behandelingsduur is 52 weken, gevolgd door een follow-upperiode van 4 weken zonder behandeling. De laatste dosis van depemokimab wordt toegediend in week 26 en de laatste dosis mepolizumab wordt toegediend in week 48.
Inschatting van belasting en risico
Raadpleeg het onderzoeksschema in het protocol (p15-24)
Deelname in dit onderzoek duurt 1 jaar en 2 maanden. Deelnemers zullen het
ziekenhuis elke 4 weken bezoeken, met uitzondering van bezoek 3 dat 2 weken na
bezoek 2 plaatsvindt. Deelnemers kunnen besluiten om niet meer het
onderzoeksmiddel te krijgen, maar door te gaan met deelname en alle tests en
procedures te ondergaan.
Tijdens dit onderzoek kunnen de volgende tests en beoordelingen worden gedaan,
maar niet noodzakelijk tijdens elk bezoek:
- We bekijken welke medicijnen u gelijktijdig gebruikt
- We doen een lichamelijk onderzoek
- We maken een elektrocardiogram (ECG)
- We doen een ademhalingsonderzoek (spirometrie).
- We doen bloedonderzoek
- We verzamelen urine voor veiligheidsonderzoeken
- Als u een vrouw op vruchtbare leeftijd bent, dan vragen we u wat urine te
geven voor een zwangerschapstest
Als een deelnemer besluit mee te doen aan de optionele biomarker analyse en/of
genetische test, zal extra bloed en urine worden verzameld tijdens bezoeken.
Publiek
Great West Road 980
Brentford, Middlesex TW8 9GS
GB
Wetenschappelijk
Great West Road 980
Brentford, Middlesex TW8 9GS
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Tijdens het ondertekenen van de geïnformeerde toestemming moeten de
deelnemers (zowel mannen als vrouwen) 18 jaar of ouder zijn.
2. Deelnemers die zwaarder zijn dan 40 kg zijn tijdens screeningbezoek 1.
3. EGPA-diagnose: deelnemers met een gedocumenteerde EGPA diagnose van minstens
6 maanden die is vastgesteld op grond van de medische geschiedenis of van de
aanwezigheid van: astma plus eosinofilie gedefinieerd in deze studie als >
1,0x109/L en/of > 10 % leucocyten plus minimaal 2 van de volgende extra
kenmerken van EGPA:
• een biopsie met histopathologisch bewijs van eosinofiele vasculitis,
perivasculaire eosinofiele infiltratie of eosinofielrijke granulomateuze
ontsteking
• neuropathie, mono of poly (motorisch defect of motorische stoornis in de
zenuwgeleiding)
• pulmonaire infiltraten, niet-vast
• sino-nasale stoornis
• cardiomyopathie (vastgesteld door echocardiografie of magnetische
kernspinresonantie [MRI])
• glomerulonefritis (hematurie, microscopisch kleine nierbloedingen,
proteïnurie)
• alveolaire bloeding (door broncho-alveolaire lavage)
• palpabele purpura
• ANCA positief myeloperoxidase (MPO) of proteïnase 3 (PR3)
4. Voorgeschiedenis van recidiverende of refractaire ziekte, gedefinieerd als:
• Recidiverende ziekte: deelnemers moeten in de afgelopen 2 jaar minstens één
bevestigde EGPA-terugval (d.w.z. waarvoor verhoging van de OCS-dosis,
aanvang/verhoging van de dosis immunosuppressieve therapie of opname in een
ziekenhuis vanwege EGPA nodig was) hebben doorgemaakt. Een EGPA terugval moet
minstens 12 weken of langer voorafgaand aan de screening (bezoek 1) hebben
plaatsgevonden, hoewel de deelnemers een dosis prednisolon (of het equivalent
daarvan) van >=7,5 mg/dag kregen.
• Definitie van terugkerende ziekte alleen voor China en Japan: deelnemer moet
een geschiedenis hebben van minstens één bevestigde EGPA-terugval (d.w.z.
waarvoor verhoging van de OCS-dosis, aanvang van IV prednisolon (of
equivalent), aanvang/verhoging van de dosis immunosuppressieve therapie,
aanvang/verhoging van de dosis intraveneus immunoglobuline (IVIG) of
ziekenhuisopname nodig is) in de afgelopen 2 jaar, die zich minstens 12 weken
voorafgaand aan de screening (bezoek 1) heeft voorgedaan, hoewel deelnemer een
dosis prednisolon (of equivalent) van >=7,5 mg/dag kreeg.
• Refractaire ziekte: wordt gedefinieerd als zijnde:
o Geen remissie (BVAS=0 en OCS-dosis <= 7,5 mg/dag prednisolon of gelijkwaardig)
in de afgelopen 6 maanden voorafgaand aan screeningbezoek 1 en na een
inductiebehandeling met een standaard OCS kuur, toegediend minstens 3 maanden
OF
o Deelnemers met recidieve EGPA-symptomen binnen 6 maanden voorafgaand aan de
screening (bezoek 1) tijdens het uitsluipen van OCS en bij elke dosis van >=7,5
mg/dag prednisolon of een equivalent daarvan.
5. Corticosteroïdentherapie: deelnemers moeten op een stabiele dosering orale
prednisolon of prednison van >=7,5 mg/dag (maar niet >50 mg/dag) minstens 4
weken voorafgaand aan de nulmeting (bezoek 2) zijn ingesteld.
6. Immunosuppressieve therapie: als deelnemers een immunosuppressieve therapie
(zonder cyclofosfamide) krijgen, moet de dosering gedurende 4 weken voorafgaand
aan de nulmeting (bezoek 2) en tijdens het onderzoek stabiel zijn.
7. Een vrouwelijke deelnemer komt in aanmerking voor deelname als zij niet
zwanger is of borstvoeding geeft, en aan één van de volgende voorwaarden
voldoet:
• Is een vrouw die geen kinderen kan krijgen (WONCBP)
• Is een vrouw die zwanger kan worden (WOCBP) en die een zeer effectieve
anticonceptiemethode gebruikt met een foutpercentage van <1%, minstens 14
dagen voorafgaand aan de eerste dosis van het onderzoeksinterventie tot aan de
volgende duur (welke van de twee het langste is):
o 30 weken na de laatste mogelijke toediening van depemokimab in week 1 of week
26,
o 16 weken na de laatste mogelijke toediening van mepolizumab (resterende
toedieningen).
8. Het kunnen geven van ondertekende geïnformeerde toestemming zoals beschreven
in artikel 10.1 houdt in dat de voorschriften en beperkingen die in het
formulier voor geïnformeerde toestemming (ICF) en in dit protocol staan
vermeld, worden nageleefd.
Franse deelnemers: in Frankrijk komt een deelnemer alleen voor deelname aan dit
onderzoek in aanmerking als hij/zij is aangesloten bij of begunstigde is van
een sociaal zekerheidsstelsel.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Gediagnosticeerd met granulomatose met polyangiitis (GPA; voorheen bekend
als Wegener-granulomatose) of microscopische polyangiitis (MPA).
2. EULAR gedefinieerde orgaanbedreigende EGPA: orgaanbedreigende EGPA volgens
EULAR-criteria, d.w.z. orgaanfalen door actieve vasculitis, creatinine >5,8
g/dL (>513 µmol/L) binnen 3 maanden voorafgaand aan de screening (bezoek 1).
3. Onmiddellijk levensbedreigende EGPA, zoals gedefinieerd als een van de
volgende ziekten binnen 3 maanden voorafgaand aan of tijdens screening (bezoek
1).
• Wanneer opname op een intensive care nodig is
• Ernstige alveolaire bloeding of haemoptysis waarvoor een transfusie,
beademing of hemoglobine <8 g/dL (<80 g/L) of daling van hemoglobine >2 g/dL
(>20 g/L) gedurende een periode van 48 uur ten gevolge van een alveolaire
bloeding nodig is
• Snel progressieve glomerulonefritis (RPGN) met creatinine >2,5 mg/dL (>221
µmol/L) of stijging van creatinine >2 mg/dL (>177 µmol/L) gedurende een periode
van 48 uur
• Ernstige betrokkenheid van het maag-darmkanaal (GI), bijvoorbeeld gangreen,
bloedingen waarvoor een operatie noodzakelijk is
• Ernstige betrokkenheid van het centrale zenuwstelsel (CZS)
• Ernstige betrokkenheid van het hart, bijvoorbeeld levensbedreigende aritmie,
hartfalen: ejectiefractie <20%, New York Heart Association Class III/IV, acuut
myocardinfarct.
4. Een huidige maligniteit of een voorgeschiedenis van kanker die minder dan 12
maanden voorafgaand aan de screening in remissie was. Deelnemers die een
gelokaliseerd carcinoom (d.w.z. basaalcel of plaveiselcel) van de huid hadden,
dat ter genezing chirurgisch is verwijderd, worden niet uitgesloten).
5. Leverziekte:
• Alanine-aminotransferase (ALT) >2x de normale maximale grenswaarde (ULN) of
als deelnemer een achtergrondbehandeling met methotrexaat of azathioprine
krijgt >3x ULN
• AST >2x ULN of als deelnemer een achtergrondbehandeling met methotrexaat of
azathioprine krijgt
• 3x ULN
• Alkalische fosfatase >=2,0x ULN
• Totale bilirubine >1,5x ULN (geïsoleerde bilirubine >1,5xULN is aanvaardbaar
indien bilirubine is gefractioneerd, en directe bilirubine <35%)
• Cirrose of huidige instabiele lever- of galziekte volgens de beoordeling van
de onderzoeker, gedefinieerd door de aanwezigheid van ascites, encefalopathie,
coagulopathie, hypoalbuminemie, oesofagus- of maagvarices, persisterende
geelzucht.
6. Deelnemers met ernstige of klinisch significante cardiovasculaire aandoening
die niet met een standaardbehandeling onder controle is, inclusief maar niet
beperkt tot:
• Bekende ejectiefractie van <20%, OF
• Ernstig hartfalen dat voldoet aan de criteria van Class II-IV van de New York
Heart Association,
OF
• Ziekenhuisopname in de 12 maanden voorafgaand aan bezoek 1 vanwege ernstig
hartfalen dat voldoet aan de criteria van Class III OF
• Myocardinfarct of angina pectoris minder dan 3 maanden voorafgaand aan of
tijdens screeningbezoek 1 gediagnosticeerd OF
• Onbeheerste levensbedreigende aritmie binnen 3 maanden voorafgaand aan of
tijdens screeningbezoek 1.
7. Deelnemers met bekende, reeds bestaande, klinisch significante hart-,
endocriene, auto-immuun-, stofwisselings-, neurologische, nier-,
gastro-intestinale, lever-, hematologische, respiratoire ziekten of enige
andere systeemafwijkingen die geen verband houden met EGPA en die niet worden
beheerst met een standaardbehandeling.
8. Bewijs van een klinisch significante afwijking in het hematologische,
biochemische of urine onderzoek tijdens bezoek 1, naar het oordeel van de
onderzoeker.
9. Infectieziekte: chronische of voortdurende actieve infectieziekte die
systemisch moet worden behandeld.
10. Deelnemers met een bekende, reeds bestaande parasitaire infestatie binnen 6
maanden voorafgaand aan screeningbezoek 1.
11. Een bekende immunodeficiëntie (bijvoorbeeld het humaan
immunodeficiëntievirus - HIV), anders dan die wordt verklaard door het gebruik
van OCS of andere immunosuppressiva die worden gegeven als therapie voor EGPA.
12. COVID-19: deelnemers die, volgens het medische oordeel van de onderzoeker,
waarschijnlijk een actieve COVID-19-infectie hebben. Deelnemers die in de
afgelopen 14 dagen in contact zijn geweest met personen die COVID-19 hadden,
moeten gedurende een periode van minstens 14 dagen na die contacten worden
uitgesloten, gedurende welke periode de deelnemer symptoomvrij moet blijven.
13. Overgevoeligheid: deelnemers met een bekende allergie of intolerantie voor
een monoklonaal antilichaam, voor een biologische therapie of voor een van de
hulpstoffen van de onderzoeksproducten die in artikel 6.1 staan vermeld.
14. Monoklonale antilichamen gericht tegen IL-5/5R:
- deelnemers bij wie een anti IL 5/5R-therapie niet aansloeg wat is
gedocumenteerd, op basis van de discretie van de onderzoeker
- deelnemers die een mAb hebben gekregen en nog niet de vereiste uitwasperiode
zijn ondergaan voor bezoek 1.
15. Onderzoeksgeneesmiddelen/klinisch onderzoek:
• Deelnemers die in de afgelopen 30 dagen of, als dat langer is, in 5 terminale
fasen halfwaardetijden van het geneesmiddel, voorafgaand aan bezoek 1 zijn
behandeld met een onderzoeksgeneesmiddel (dit omvat ook onderzoeksformuleringen
van producten die in de handel zijn gebracht).
• Deelnemers die momenteel deelnemen aan een ander interventioneel klinisch
onderzoek.
16. Deelnemers die andere verboden medicijnen krijgen
17. Deelnemers die eerder hebben deelgenomen aan een onderzoek met mepolizumab,
reslizumab, of benralizumab en binnen 6 maanden voorafgaand aan screeningbezoek
1 een onderzoeksinterventie (inclusief placebo) hebben gekregen.
18. Beoordeling van het ECG: QTcF >=450 msec of QTcF >=480 msec voor deelnemers
met bundeltakblok van de 12-lead ECG centrale uitlezing tijdens screeningbezoek
1.
19. Alcohol-/middelenmisbruik
20. Pregnancy
21. Deelnemers van wie bekend is dat zij zich niet aan de voorgeschreven
medicijnen houden en/of de aanbevelingen van de arts niet kunnen opvolgen.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2023-510019-20-00 |
EudraCT | EUCTR2021-005726-15-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT05263934 |
CCMO | NL81758.056.22 |