De primaire doelstelling is het evalueren van het effect van SLN360 op circulerende Lp(a)-waarden bij deelnemers met verhoogde Lp(a) die een hoog risico hebben op ASCVD-voorvallen.De secundaire doelstellingen zijn:• het evalueren van de veiligheid…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Kransslagaderaandoeningen
- Congenitale en erfelijke aandoeningen NEG
- Embolieën en trombose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Het primaire eindpunt is de tijdsgemiddelde verandering in Lp(a) tussen
baseline en week 36.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten
Veiligheid
Het secundaire veiligheidseindpunt is de veiligheid en verdraagbaarheid van
SLN360, als bepaald op basis van:
• meldingen van ongewenste voorvallen
• bevindingen van lichamelijke onderzoeken
• 12-afleidingen elektrocardiogrammen
• vitale functies
• veiligheidsbeoordelingen in het laboratorium
Farmacodynamiek en werkzaamheid
De secundaire farmacodynamische en werkzaamheidseindpunten zijn:
• De verandering (tijdsgemiddeld en per bezoek) van Lp(a) tussen de beoordeling
vóór de dosis op dag 1 en week 48
• De verandering (tijdsgemiddeld en per bezoek) van Lp(a) tussen de beoordeling
vóór de dosis op dag 1 en week 60
• De verandering (tijdsgemiddeld en per bezoek) van andere
lipiden/lipoproteïnen, waaronder LDL-C en apoB, tussen de beoordeling vóór de
dosis op dag 1 en week 36
• De verandering (tijdsgemiddeld en per bezoek) van andere
lipiden/lipoproteïnen, waaronder LDL-C en apoB, tussen de beoordeling vóór de
dosis op dag 1 en week 48
• De verandering (tijdsgemiddeld en per bezoek) van andere
lipiden/lipoproteïnen, waaronder LDL-C en apoB, tussen de beoordeling vóór de
dosis op dag 1 en week 60
Verkennende eindpunten
De verkennende eindpunten zijn de farmacogenetische effecten van genetische
kiembaanvariatie op respons op SLN360, gemeten door middel van onderzoek naar
het verband tussen genetische varianten en markers van SLN360-werkzaamheid,
waaronder verandering van Lp(a).
Achtergrond van het onderzoek
ASCVD is een aandoening die wordt gekenmerkt door vetafzettingen onder de
binnenbekleding van de bloedvaten die het hart, de hersenen en onderste
ledematen van bloed voorzien. In de loop van de tijd kunnen de vetafzettingen
zich ontwikkelen tot plaques (of atheroomplaten) die beetje bij beetje de
bloedvaten vernauwen, waardoor de toevoer van bloed en zuurstof naar deze
vitale organen in gevaar kan komen. Uiteindelijk kan deze vetafzetting leiden
tot een hartaanval, beroerte en amputatie van de onderste ledematen als de
bloedvaten (of slagaders) volledig geblokkeerd raken.
Lipoproteïne (a) wordt in het kort ook wel aangeduid als Lp(a). Het is een
deeltje dat wordt gemaakt door de lever. Dit deeltje draagt cholesterol, vetten
en eiwitten in het bloed. De hoeveelheid Lp(a) die iemands lichaam aanmaakt,
wordt hoofdzakelijk bepaald door de genen die iemand van zijn ouders heeft
gekregen. Ieder mens heeft een beetje Lp(a) in het lichaam, maar bij ongeveer 1
op de 5 mensen is dit gehalte veel hoger vanwege een bepaald gen in het DNA.
Dit kan ertoe leiden dat vet zich ophoopt in hun slagaders en een hartziekte,
hartaanval, beroerte of andere ziekte van de bloedvaten veroorzaakt. Mensen
kunnen de hoeveelheid Lp(a) in hun lichaam niet veranderen door hun
voedingspatroon aan te passen of door andere veranderingen aan te brengen in
hun leefstijl. Dit in tegenstelling tot bij andere lipiden (vetten), zoals
lagedichtheidlipoproteïne (LDL), meestal 'slecht cholesterol' genoemd.
Aangetoond is dat een hoog gehalte Lp(a) samengaat met een verhoogd risico op
het ontwikkelen van een hartaandoening en kan bijdragen tot het ontwikkelen van
ziektes als coronaire hartziekte (vernauwing van de slagaders die bloed
transporteren naar het hart), perifeer arterieel vaatlijden (vernauwing van de
slagaders die bloed transporteren naar de benen) of een beroerte (veroorzaakt
door een verstoorde bloedtoevoer naar de hersenen) en aortastenose (vernauwing
van de klep van de aorta).
SLN360 is een middel waarmee een gen (het zogenaamde kort interfererend RNA, of
kortweg siRNA) 'tot zwijgen' wordt gebracht. Het middel zorgt ervoor dat de
werking van een bepaald ziektegerelateerd gen tijdelijk stopt. In dit geval
wordt het LPA-gen tot zwijgen gebracht (d.w.z. dat de werking ervan wordt
gestopt). Dit gen vertelt het lichaam om een bepaald eiwit aan te maken die
alleen in Lp(a) wordt aangetroffen. Dit moet niet worden verward met
'gentherapie' waarbij nieuw DNA in het lichaam wordt gebracht om een ontbrekend
of defect gen permanent te corrigeren. SLN360 is geen gentherapie.
Doel van het onderzoek
De primaire doelstelling is het evalueren van het effect van SLN360 op
circulerende Lp(a)-waarden bij deelnemers met verhoogde Lp(a) die een hoog
risico hebben op ASCVD-voorvallen.
De secundaire doelstellingen zijn:
• het evalueren van de veiligheid en verdraagbaarheid van SLN360 bij deelnemers
met verhoogde Lp(a) die een hoog risico hebben op ASCVD-voorvallen
• het evalueren van de effecten van SLN360 op LDL-C en apolipoproteïne B (apoB)
in deze populatie
De verkennende doelstelling is het evalueren van de farmacogenetische effecten
van genetische kiembaanvariatie(s) in respons op SLN360.
Onderzoeksopzet
Dit is een multicenter, gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd fase
2-onderzoek naar de werkzaamheid, veiligheid en verdraagbaarheid van SLN360 bij
deelnemers met verhoogde Lp(a) die een groot risico hebben op ASCVD.
Het onderzoek bestaat uit drie onderzoeksperiodes, te weten screening,
behandeling en follow-up. Er vindt een bezoek eind van het onderzoek plaats
voor het uitvoeren van de laatste veiligheids- en werkzaamheidsbeoordelingen.
Geschikte deelnemers krijgen placebo of SLN360 en worden in een verhouding van
1:1:2:2:2 gerandomiseerd naar vijf behandelingsgroepen:
• Groep 1: Placebo subcutaan toegediend in week 0, 16 en 32 (toediening elke 16
weken [Q16W])
• Groep 2: Placebo subcutaan toegediend in week 0 en 24 (toediening elke 24
weken [Q24W])
• Groep 3: SLN360 300 mg subcutaan toegediend in week 0, 16 en 32 (Q16W)
• Groep 4: SLN360 300 mg subcutaan toegediend in week 0 en 24 (Q24W)
• Groep 5: SLN360 450 mg subcutaan toegediend in week 0 en 24 (Q24W)
Onderzoeksproduct en/of interventie
SLN360 is een GalNAc geconjugeerd 19-mer dubbelstrengs volledig gemodificeerd short interfering RNA (siRNA) gericht op LPA messenger RNA (mRNA). SLN360 zal worden verstrekt als oplossing voor injectie voor s.c. gebruik (200 mg/mL [als vrij zuur vorm], (aangeboden als 0,5 mL extraheerbaar volume per flacon). Het individuele injectievolume op elke injectieplaats zal niet groter zijn dan 1,5 mL en er kunnen maximaal 3 injectieplaatsen worden gebruikt om de vereiste dosis te bereiken.
Inschatting van belasting en risico
Lasten: De deelnemers komen 15 keer naar het onderzoekscentrum in 64 weken.
Verschillende procedures worden uitgevoerd, waaronder verzameling van
bloedmonsters, ECG en een lichamelijk onderzoek. De deelenemer wordt gevraagd
om zich aan de leefstijlrestricties met betrekking tot zwangerschap en alcohol-
en drugsgebruik te houden.
Risico's: De deelenemer kan mogelijk bijwerkingen van het geneesmiddel or van
de procedures die uitgevoerd worden ondervinden.
Baten: Het geneesmiddel verlaagt mogelijk de Lp(a)-waarden van de deelenemer,
dit is echter niet zeker.
Publiek
Hammersmith Road 72
London W14 8TH
GB
Wetenschappelijk
Hammersmith Road 72
London W14 8TH
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Man of vrouw
2. Leeftijd 18 tot met 80 jaar bij screening
3. Lipoproteïne(a) bij screening van 125 mmol/l of hoger
4. Een hoog risico op ASCVD, d.w.z. ten minste één van de volgende aandoeningen:
a. Eerder myocardinfarct (MI)
b. Diagnose via coronaire angiografie van coronaire hartziekte met of zonder
eerder MI
c. Diagnose via computertomografie/magnetische-resonantiebeeldvorming van
coronaire hartziekte met of zonder eerder MI
d. Eerdere coronaire revascularisatie (percutane coronaire interventie of
coronaire bypassoperatie)
e. Eerdere ischemische beroerte als eerder bevestigd via een gedocumenteerd
beeldvormingsonderzoek van de hersenen (bijv. computertomografie of
magnetische-resonantiebeeldvorming van de hersenen) en waarvan men denkt dat
deze niet is veroorzaakt door trombo-embolische verschijnselen in verband met
atriumfibrilleren, valvulaire hartziekte of murale trombus
f. Perifeer arterieel vaatlijden
g. Bestaand bewijs van coronair-arterieel calcium op een computertomografie
(coronair-arterieel-calciumscore >=1 AU)
5. Een body mass index bij screening binnen het bereik van 18,0 tot en met 32,0
kg/m2
6. Deelnemers moeten in staat zijn om geldige geïnformeerde toestemming te
geven en moeten voldoen aan alle onderzoeksvereisten
7. Deelnemers die een lipidenmodificerende therapie (zoals statines,
proproteïneconvertase subtilisine-kexine type 9 [PCSK9]-remmers, ezetimibe)
krijgen, moeten een stabiel, maximaal verdraagbaar regime hebben, volgens het
klinisch oordeel van de onderzoeker, bij screening (d.w.z. dat ze de therapie
minimaal 8 weken krijgen) zonder veranderingen in bestaande regimes en zonder
aanvang van nieuwe regimes na screening. Voor monoklonale antilichaam
PCSK9-remmers wordt een stabiele dosis gedefinieerd als ten minste vier doses
op een constant dosisniveau
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Cardiovasculaire ziekte-gerelateerd: a. Acuut cardiovasculair voorval binnen een periode van 12 weken vo*o*r screening (waaronder maar niet beperkt tot acuut MI, instabiele angina pectoris, percutane coronaire interventie, bypassoperatie, beroerte, acute ischemie van de ledematen, revascularisatie van de ledematen) b. Geplande of verwachte hartoperatie of coronaire of andere revascularisatie binnen een periode van 12 weken vo*o*r screening of geplande grote niet-cardiale operatie tijdens de onderzoeksperiode 2. Medische voorgeschiedenis: a. Nierfunctiestoornis met geschatte glomerulaire filtratiesnelheid minder dan 30 ml/min/1,73 m2 (volgens de formule van de Chronic Kidney Disease Epidemiology Collaboration) bij screening b. Acute, chronische of historische leveraandoening, waaronder virale hepatitis (hepatitis A-, B- of C-virus) bij screening. Deelnemers met positieve hepatitis B-virus-oppervlakte-antilichaamtiter waaruit blijkt dat ze gei*mmuniseerd zijn tegen het hepatitis B-virus mogen deelnemen c. Leverfunctiestoornis op basis van leverfunctiemarkers bij screening: aspartaat-aminotransferase, alanine-aminotransferase of totaal bilirubine >2 × de bovengrens van het normale bereik (ULN) d. Gestelde diagnose van het syndroom van Gilbert e. Erfelijke of andere bloedingsstoornissen f. Maligniteit (met uitzondering van non-melanoom huidkankervormen, cervixcarcinoom in situ, ductaal carcinoom in situ, prostaatcarcinoom in stadium 1, of goedaardige tumoren) binnen 5 jaar vo*o*r screening g. Huidig gematigd tot ernstig hartfalen of een voorgeschiedenis van gematigd tot ernstig hartfalen (graad III of IV volgens de New York Heart Association Functional Classification bij screening) of laatst bekende linkerventrikelejectiefractie minder dan 30% bij screening h. Ventrikeltachycardie, atriumfibrilleren met een snelle ventrikelrespons of supraventriculaire tachycardie die niet onder controle zijn gebracht met medicatie in de 12 weken vo*o*r screening i. Nuchtere triglyceriden >400 mg/dl (4,5 mmol/l) bij screening j. Niet-gecontroleerde hypertensie bij screening, gedefinieerd als een gemiddelde systolische bloeddruk zittend gemeten > 160 mmHg of een gemiddelde diastolische bloeddruk >110 mmHg na minimaal drie metingen k. Diabetes mellitus type 1 of slecht onder controle gebrachte diabetes mellitus type 2 (geglyceerd hemoglobine >=10% of >=86 mmol/mol) bij screening l. Bekende actieve infectie of ernstige hematologische, renale, metabole, gastro-intestinale of endocriene stoornis naar het oordeel van de onderzoeker bij screening of op dag 1 3. Gelijktijdige medicatie: a. Krijgt momenteel of krijgt <12 weken vo*o*r dag 1 >200 mg/dag niacine of niacinederivaten (bijv. niceritrol, nicomol) b. Behandeling met lipide/lipoprotei*ne-aferese binnen een periode van 12 weken vo*o*r screening c. Behandeling met een cholesterylestertransferprotei*neremmer (bijv. anacetrapib, dalcetrapib, evacetrapib, obicetrapib) of lomitapide binnen een periode van 52 weken vo*o*r screening d. Behandeling met aspirine, clopidogrel, ticagrelor of een andere bloedplaatjesaggregatieremmer, tenzij voorgeschreven in een lage onderhoudsdosis voor het verlagen van het risico op een cardiovasculaire aandoening (d.w.z. aspirine tot 325 mg per dag, clopidogrel 75 mg per dag, ticagrelor 180 mg per dag) e. Deelname aan een ander klinisch onderzoek met een experimenteel geneesmiddel binnen 12 weken, of binnen vijf halfwaardetijden van dat experimentele middel, vo*o*r screening f. Eerder gebruik van een goedgekeurde of experimentele behandeling met klein interfererend RNA (bijv. inclisiran). NB: gebruik van messenger-RNA-vaccins voor infectieziektes is toegestaan g. Gebruik van een goedgekeurde of experimentele behandeling met antisense oligonucleotiden binnen een periode van 24 weken vo*o*r screening. NB: gebruik van messenger-RNA-vaccins voor infectieziektes is toegestaan. h. Gebruik van een experimentele Lp(a)-verlagende behandeling binnen een periode van 52 weken vo*o*r screening i. Gebruik van kruidenmiddelen of complementaire geneesmiddelen, voedingssupplementen of vitamines waarvan bekend is dat ze het lipidenmetabolisme of de lipidenwaarden of lipoprotei*newaarden in het bloed in grote mate bei*nvloeden (bijv. visolie, kurkuma, rodegistrijst) binnen een periode van 4 weken vo*o*r dag 1 4. Alcohol en illegale drugs: a. Voorgeschiedenis van alcoholmisbruik of klinisch bewijs van alcoholmisbruik binnen een periode van 26 weken vo*o*r screening b. Voorgeschiedenis van recreatief gebruik van drugs of klinisch bewijs van recreatief gebruik van drugs binnen een periode van 26 weken vo*o*r screening 5. Overige exclusies: a. Vrouwelijke deelnemers die kinderen kunnen krijgen met een positieve zwangerschapstest met serum bij screening of een positieve zwangerschapstest met urine op dag 1 b. Vrouwelijke deelnemers die kinderen kunnen krijgen en die van plan zijn om zwanger te worden of borstvoeding te geven tijdens de behandeling en gedurende een periode van nog eens 12 weken na de laatste dosis van de onderzoeksbehandeling c. Vrouwelijke deelnemers die kinderen kunnen krijgen en die niet bereid zijn om een zeer doeltreffende anticonceptiemethode te gebruiken tijdens de behandeling en gedurende een periode van nog eens 12 weken na de laatste dosis van de onderzoeksbehandeling d. Mannelijke deelnemers moeten operatief gesteriliseerd zijn of, als ze een seksuele relatie hebben met een vrouw die kinderen kan krijgen, een zeer doeltreffende anticonceptiemethode gebruiken vanaf het moment van ondertekening van het toestemmingsformulier tot ten minste 12 weken na de laatste dosis van de onderzoeksbehandeling e. Bekende gevoeligheid voor een of meer van de producten die worden toegediend tijdens de behandeling f. Kan, naar beste weten van de deelnemer en de onderzoeker, waarschijnlijk niet alle op grond van het protocol vereiste afspraken voor onderzoeksbezoeken of -procedures nakomen en/of kan niet voldoen aan alle vereiste onderzoeksprocedures g. Voorgeschiedenis of bewijs van een andere klinisch significante stoornis, aandoening of ziekte (met uitzondering van de hierboven genoemde) die, naar de mening van de onderzoeker of sponsor, indien deze wordt geraadpleegd, een risico zou vormen voor de veiligheid van de deelnemer of die het beoordelen van het onderzoek, het uitvoeren van de onderzoeksprocedures of het voltooien van het onderzoek zou bemoeilijken.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2022-001876-32-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT05537571 |
CCMO | NL82198.000.22 |