Primaire doelstellingen: Veiligheidsbeoordelingen: Effect van toediening van Relacorilant op:• Incidentie van TEAEs (maandelijks beoordeeld): TEAE's, SAE's, behandelingsgerelateerde TEAE's, TEAE's die leiden tot voortijdige…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Aandoeningen van de bijnier
- Metabolismestoornissen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Eindpunten/onderzoeksuitkomsten met betrekking tot primaire doelstellingen:
• Incidentie van tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen
('treatment-emergent adverse events', TEAE's) (maandelijks beoordeeld): TEAE*s,
ernstige TEAE*s (SAE*s), behandelingsgerelateerde TEAE*s, TEAE*s die leiden tot
vroege stopzetting van de onderzoeksbehandeling.
• Veranderingen ten opzichte van de uitgangswaardemeting in klinische
laboratoriumtests (hematologisch en chemisch profiel)
• Veranderingen ten opzichte van de uitgangswaardemeting in lichamelijke
onderzoeken en metingen van vitale functies.
• Veranderingen ten opzichte van de uitgangswaardemeting in
elektrocardiogrammen (ECG's)(12 afleidingen) (met inbegrip van QTcF-interval,
QRS-complex, PR-interval en hartfrequentie)
• Veranderingen ten opzichte van de uitgangswaardemeting in hypofysetumoren op
basis van magnetische resonantie-beeldvorming ('magnetic resonance imaging',
MRI)-scans bij patiënten met de ziekte van Cushing.
Eindpunten/onderzoeksuitkomsten met betrekking tot exploratieve doelstellingen:
• Veranderingen ten opzichte van de uitgangswaardemeting in het volgende:
- Geglyceerde hemoglobine (HbA1c)- en insulineresistentie-indices bij patiënten
met diabetes mellitus (DM) of glucose-intolerantie bij de uitgangswaardemeting
in het moederonderzoek.
- Bloeddruk (BP) aan de hand van ambulante BP-metingen (ABPM) bij patiënten met
ongecontroleerde hypertensie (HTN) bij de uitgangswaardemeting in het
moederonderzoek en bij patiënten met gecontroleerde HTN die >1
anti-HTN-medicijn(en) gebruiken.
- Lichaamsgewicht en tailleomtrek.
- Kwaliteit van leven (CushingQoL)-vragenlijst.
- Biochemische marker voor botremodellering: serumosteocalcine.
- Hypothalamus-hypofyse-bijnier ('hypothalamic-pituitary-adrenal',
HPA)-asmarkers: plasma-adrenocorticotroop hormoon (ACTH) en serumcortisol.
- Cortisolconcentratie:24-uurs *urinary free cortisol* (UFC)-test met
creatinine (alleen voor patiënten die het CORT125134-455 GRACE-onderzoek
voltooiden) en nachtspeekselcortisoltest.
- Lipidemetabolismeprofiel: totale cholesterol, 'low
density'-lipoproteïnecholesterol, 'high density'-lipoproteïnecholesterol, 'very
low density'-lipoproteïnecholesterol en triglyceriden).
- Geslachtssteroïdhormoon- en gonadotropinegehalte: oestradiol, totaal en vrij
testosteron, follikelstimulerend hormoon, luteïniserend hormoon.
- Beoordelingen van de menstruatiecyclus (premenopauzale vrouwen die geen
hormonale anticonceptiemedicatie gebruiken): leeftijd bij de menarche, huidig
menstruatiepatroon, duur van vaginale bloedingen.
- Dual-energy X-ray absorptiometry (DXA)-scans.
- Stollingsmarkers.stosteron, follikelstimulerend hormoon, luteïniserend
hormoon.
- Klinische verschijning (op basis van foto*s van patiënt): cushingoïde
verschijning en striae (foto*s van patiënten worden alleen verzameld voor
patiënten die het CORT125134-455 GRACE-onderzoek hebben voltooid).
• Meting van 'messenger'-ribonucleïnezuur (mRNA)-expressie van
GR-activiteitsbiomarkers (bijv. profiel van glucocorticoïdgeïnduceerde genen)
Secundaire uitkomstmaten
Niet van toepassing
Achtergrond van het onderzoek
Endogeen Cushing-syndroom is een zeldzame aandoening met betrekking tot diverse
orgaansystemen die voortvloeit uit overproductie van het glucocorticoïdhormoon
cortisol. Bij zowel volwassenen als kinderen wordt Cushing-syndroom het vaakst
veroorzaakt door een ACTH-afscheidende hypofysetumor (ziekte van Cushing).
Andere vormen van Cushing-syndroom vloeien voort uit de autonome productie van
cortisol door bijnierschorstumoren of de overproductie van ACTH door
niet-hypofysetumoren (ectopisch ACTH-syndroom). De enige curatieve behandeling
bestaat uit resectie van de tumorbron die verantwoordelijk is voor de overmaat
aan cortisol.
Momenteel zijn er door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) dree
medische therapieën goedgekeurd voor de behandeling van endogeen
Cushing-syndroom: (1) mifepriston (Korlym®), goedgekeurd voor de controle van
hyperglykemie die secundair is aan hypercortisolisme bij volwassen patiënten
met endogeen Cushing-syndroom die type 2-diabetes mellitus (DM) of
glucose-intolerantie hebben en bij wie een operatie niet geslaagd is of die
geen kandidaten zijn voor een operatie, (2) pasireotide (Signifor), een
somatostatinereceptoragonist die goedgekeurd is voor de behandeling van
volwassen patiënten met de ziekte van Cushing voor wie een hypofyseoperatie
geen optie is of niet curatief is geweest en (3) osilodrostat (Isturisa), een
cortisolsyntheseremmer die goedgekeurd is voor de behandeling van volwassen
patiënten met de ziekte van Cushing voor wie een hypofyseoperatie geen optie is
of niet curatief is geweest. In Europa zijn geneesmiddelen die voor de
behandeling van Cushing-syndroom zijn goedgekeurd onder meer aminoglutethimide
(Orimeten), ketoconazol (Nizoral), metyrapon (Metopirone), osilodrostat
(Isturisa), mitotaan (Lysodren) en pasireotide (Signifor).
Relacorilant is een krachtige, selectieve GR-antagonist. Het werkingsmechanisme
van Relacorilant is vergelijkbaar met dat van mifepriston, met uitzondering van
het feit dat Relacorilant niet aan de progesteronreceptor bindt. Het mogelijke
voordeel van Relacorilant in vergelijking met mifepriston is het selectieve en
krachtige GR-antagonisme ervan, zonder antiprogesteroneffecten, waaronder
endometriumhypertrofie en de kans op onregelmatige vaginale bloedingen.
Dit protocol is opgezet om therapie mogelijk te maken met Relacorilant
(CORT125134), een krachtige, selectieve glucocorticoïdreceptor (GR)-antagonist,
bij patiënten met endogeen Cushing-syndroom die voldoen aan de opnamecriteria
voor dit uitbreidingsonderzoek, die hun laatste behandelingsbezoek in een door
Corcept gesponsord onderzoek naar Relacorilant (het "moeder"onderzoek genoemd)
hebben voltooid, en die, naar de mening van de onderzoeker, baat zullen vinden
bij de behandeling met Relacorilant.
Doel van het onderzoek
Primaire doelstellingen: Veiligheidsbeoordelingen: Effect van toediening van
Relacorilant op:
• Incidentie van TEAEs (maandelijks beoordeeld): TEAE's, SAE's,
behandelingsgerelateerde TEAE's, TEAE's die leiden tot voortijdige stopzetting
van de onderzoeksbehandeling
• Klinisch laboratoriumonderzoek (hematologisch en chemisch profiel)
• Lichamelijke onderzoeken en metingen van vitale functies
• ECG's (12-afleidingen) (inclusief QTcF-interval, QRS-complex, PR-interval en
hartfrequentie) bij de uitgangswaardemeting en aan het einde van de behandeling.
• Hypofysetumoren op basis van MRI-scans bij patiënten met de ziekte van
Cushing.
Exploratieve doelstellingen: Beoordelingen van het behandelingseffect
• Effect van toediening van Relacorilant op het volgende:
- HbA1c- en insulineresistentie-indices bij patiënten met DM of
glucose-intolerantie bij de uitgangswaardemeting in het moederonderzoek.
- Bloeddruk ('blood pressure', BP) aan de hand van ambulante BP-metingen (ABPM)
bij patiënten met ongecontroleerde hypertensie (HTN) bij de
uitgangswaardemeting in het moederonderzoek en bij patiënten met gecontroleerde
HTN die >=1 anti-HTN-medicijnen gebruiken.
Lichaamsgewicht en tailleomtrek.
- Vragenlijst over de kwaliteit van leven (CushingQoL)
- Biochemische marker voor botremodellering: serumosteocalcine.
- HPA-asmarkers: plasma-ACTH en serumcortisol.
- Cortisolconcentratie: 24-uurs-UFC-test met creatinine- (alleen voor patiënten
die het CORT125134-455 GRACE-onderzoek hebben voltooid) en
nachtspeekselcortisoltest.
- Lipidemetabolismeprofiel: totale cholesterol, 'low
density'-lipoproteïnecholesterol, 'high density'-lipoproteïnecholesterol, 'very
low density'-lipoproteïnecholesterol en triglyceriden).
- Geslachtssteroïdhormoon en gonadotropinegehalten: oestradiol, totaal en vrij
testosteron, follikelstimulerend hormoon, luteïniserend hormoon.
- Beoordelingen van de menstruatiecyclus (premenopauzale vrouwen die geen
hormonale anticonceptiemedicatie gebruiken): leeftijd bij de menarche, huidig
menstruatiepatroon, duur van vaginale bloedingen.
- DXA-scans.
- Stollingsmarkers.
- Klinische verschijning (op basis van foto*s van patiënt): cushingoïde
verschijning en striae (foto*s van patiënten worden alleen verzameld voor
patiënten die het CORT125134-455 GRACE-onderzoek hebben voltooid).
• Meting van mRNA-expressie van GR-activiteitsbiomarkers (bijv. profiel van
glucocorticoïdgeïnduceerde genen).
Onderzoeksopzet
Dit is een open-label uitbreidingsonderzoek met één groep dat is opgezet voor
het beoordelen van de veiligheid en het therapeutische effect op lange termijn
van oraal toegediend Relacorilant bij patiënten met endogeen Cushing-syndroom.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Onderzoeksmiddel wordt gedefinieerd als Relacorilant. Patiënten krijgen de dosis op het niveau van het laatste doseringsbezoek in hun door Corcept gesponsorde moederonderzoek, voor zover verdragen. Indien de laatste dosis Relacorilant >4 weken vanaf dag 1 van dit onderzoek was of de patiënt in het onderzoek wordt opgenomen vanuit een geblindeerd placebogecontroleerd onderzoek, zal de dosis vanaf 100 mg getitreerd worden. Het titratieschema zal het titratieschema van het moederprotocol volgen. De gesuggereerde titratie is als volgt: Begin met 100 mg eenmaal daags. Na twee weken wordt de dosis Relacorilant verhoogd naar 200 mg en daarna elke 4 weken met 100 mg verhoogd tot de maximale verdragen dosis uit het moederonderzoek wordt bereikt (niet hoger dan 400 mg), naar oordeel van de onderzoeker op basis van verdraagbaarheid. Snellere dosisescalatie voor patiënten bij wie het Cushing-syndroom tijdens het onderzoek verergert, kan per geval toegestaan worden na bespreking met en goedkeuring door de medisch monitor. De dosis Relacorilant van een patiënt kan naar oordeel van de onderzoeker gehandhaafd, verlaagd of verhoogd worden op basis van individuele respons en verdraagbaarheid. Doses worden met stappen van 100 mg verhoogd en verlaagd. Zie protocolsectie 5 (pagina 40) Study Treatments and Management.
Inschatting van belasting en risico
Glucocorticoïdreceptorantagonisme is een bewezen werkingsmechanisme voor de
behandeling van de diabetes mellitus/verminderde glucosetolerantie (DM/IGT) die
secundair is aan hypercortisolisme bij volwassen patiënten met Cushing-syndroom
(Fleseriu et al. 2014). Omdat het werkingsmechanisme van Relacorilant
vergelijkbaar is met dat van mifepriston, met uitzondering van het feit dat het
niet aan de progesteronreceptor (PR) bindt, zal Relacorilant naar verwachting
Cushing-syndroom op effectieve wijze behandelen, zonder de nadelen van
progesteronreceptorantagonisme die kunnen resulteren in ongewenste
voortplantingseffecten en/of onderbreking van de therapie.
Het fase 2-onderzoek (onderzoek CORT125134-451) bij patiënten met endogeen
Cushing-syndroom leverde aanwijzingen op dat Relacorilant klinisch voordeel
biedt op basis van een verbetering van de met de overmaat cortisol verband
houdende comorbiditeiten. Het geneesmiddel werd in het algemeen goed verdragen,
waarbij de bovengrens van de dosering meestal musculoskeletale klachten met
zich meebracht, een verdraagbaarheidsprobleem dat patiënten kunnen melden.
In vergelijking met het voorlopergeneesmiddel mifepriston levert Relacorilant
twee belangrijke veiligheidsvoordelen op: het ontbreken van affiniteit voor de
PR en het ontbreken van een significante cortisolverhoging (een aandrijver van
hypokaliëmie bij de in de handel gebrachte GR-antagonist mifepriston).
Op basis van het werkingsmechanisme van Relacorilant is er een theoretisch
risico van overmatig GR-antagonisme, dat zich kan manifesteren als zwakheid,
vermoeidheid, duizeligheid, hypoglykemie, uitdroging, gewichtsverlies,
misselijkheid, braken, diarree en spierpijn. Aangezien Relacorilant geen
invloed heeft op de mineralocorticoïdreceptor, is het onwaarschijnlijk dat er
hypotensie zal optreden in de afwezigheid van gelijktijdige behandeling met
antihypertensieve medicatie. Omdat plasmaglucocorticoïdgehalten niet worden
verlaagd met toediening van Relacorilant, is een biochemische diagnose van
overmatig GR-antagonisme niet mogelijk; de diagnose moet gebaseerd zijn op
klinische beoordeling. In gevallen van vermoedelijk overmatig GR-antagonisme
zal het onderzoeksmiddel gedurende 3 dagen worden onderbroken en zal aanvullend
glucocorticoïd in hoge doses worden gegeven om het GR-antagonisme te
ondervangen.
Het veiligheidsprofiel van Relacorilant bij onderzoekspatiënten zal worden
gevolgd door middel van melding van AE's, laboratoriumonderzoek in het kader
van de veiligheid, lichamelijke onderzoeken, vitale functies, beoordelingen van
gelijktijdige medicatie en zwangerschapstests. ECG's zullen worden gemaakt bij
de screening, bij de uitgangswaardemeting en aan het einde van de behandeling
(ECG bij de follow-up alleen indien klinisch geïndiceerd).
In-vitrogegevens geven aan dat Relacorilant wordt gemetaboliseerd door meerdere
CYP-enzymen (CYP3A4, CYP2C8 en CYP3A5) en door carbonylreductasen. De gegevens
geven ook aan dat Relacorilant mogelijk geneesmiddel-geneesmiddelinteracties
kan laten voortduren via remming van CYP3A- en transporterroutes. Patiënten die
verboden medicatie gebruiken, worden uitgesloten van dit onderzoek (raadpleeg
sectie 5.3). Als een gelijktijdige medicatie nodig is om een AE te behandelen,
moet de onderzoeker bij het kiezen van de juiste gelijktijdige medicatie
rekening houden met het risico van geneesmiddel-geneesmiddelinteracties. De
Medisch toezichthouder dient alle gelijktijdige medicatie die nodig is om een
AE te behandelen goed te keuren, als er een kans op
geneesmiddel-geneesmiddelinteracties is. De patiënt zal zo nodig uit het
onderzoek worden teruggetrokken.
Onderzoeksprocedures zijn onder meer bemonstering van veneus bloed en
niet-invasieve procedures, waaronder ECG-registratie, beeldvorming en meting
van vitale functies. Het totale volume bloed dat wordt afgenomen zal niet meer
zijn dan 50 ml per bezoek, tenzij de onderzoeker of aangewezen persoon van
mening is dat (een) aanvullende niet-geplande afname(n) vereist is/zijn voor
laboratoriumonderzoek in het kader van de veiligheid.
Meer informatie over de risico's en voordelen van Relacorilant is te vinden in
de brochure van de onderzoeker (Investigator's Brochure)
Publiek
Commonwealth Drive 149
Menlo Park CA 94025
US
Wetenschappelijk
Commonwealth Drive 149
Menlo Park CA 94025
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Heeft een door Corcept gesponsord onderzoek naar Relacorilant bij endogeen
Cushing-syndroom voltooid.
2. Zal naar de mening van de onderzoeker baat vinden bij behandeling met
Relacorilant.
3. Geeft schriftelijke geïnformeerde toestemming.
4. Indien de patiënt een vrouw is die zwanger kan worden, moet zij bereid zijn
een zeer effectieve anticonceptiemethode te gebruiken vanaf 30 dagen vóór
opname in het onderzoek tot 28 dagen na de laatste dosis onderzoeksmiddel.
Mannelijke patiënten met een vrouwelijke partner moeten instemmen met 2 vormen
van anticonceptie, waarvan één een dubbele-barrièremethode moet zijn, vanaf
opname in het onderzoek tot 28 dagen na de laatste dosis onderzoeksmiddel. Zeer
effectieve anticonceptiemethoden worden in het protocol in detail beschreven.
5. Is bereid zich te blijven onthouden van het gebruik van geneesmiddelen die
een remmend effect hebben op steroïdbiosynthese door de bijnierschors of
ACTH-afscheiding door een ACTH-afscheidende tumor in de hypofyse of buiten de
hypofyse.
6. Is in staat om naar het onderzoekscentrum terug te komen om de in het
protocol beschreven onderzoeksbeoordelingen uit te voeren.
7. Voor patiënten met Cushing-syndroom als gevolg van een ACTH-afscheidende
hypofysetumor: is in staat om hypofyse-MRI-beeldvorming te ondergaan (tot
maximaal 6 maanden vóór de aanvang van de behandeling in dit onderzoek, of tot
maximaal 6 weken na de start van de behandeling in dit onderzoek) om
veranderingen in de tumorgrootte tijdens de dosering te beoordelen. Bij
patiënten bij wie MRI gecontra-indiceerd is, kan in plaats daarvan een CT-scan
worden gebruikt.
8. Voor patiënten die >12 weken na voltooiing van de laatste dosis in het
moederonderzoek in het onderzoek worden opgenomen, is bevestiging van
hypercortisolisme in overeenstemming met de criteria van het moederonderzoek
vereist.
9. Voor patiënten die na hun laatste dosis in het moederonderzoek behandeling
voor hypercortisolisme kregen, is bevestiging van hypercortisolisme in
overeenstemming met de criteria van het moederonderzoek vereist.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Is om welke reden ook voortijdig gestopt met de onderzoeksbehandeling met
Relacorilant in het moederonderzoek
2. Is van plan om te beginnen met een ander geneesmiddel voor Cushing-syndroom
na het starten van de deelname aan dit uitbreidingsonderzoek.
3. Heeft een acuut of instabiel medisch probleem dat verergerd kan worden door
de behandeling met Relacorilant of heeft bekende actieve COVID-19-infectie bij
de screening.
4. Gebruikt de volgende medicijnen sinds de hieronder gespecificeerde
tijdstippen vóór het bezoek van dag 1 van onderzoek CORT125134-452 en/of tot en
met de gehele onderzoeksperiode:
• Medicijnen die worden gebruikt bij de behandeling van Cushing-syndroom, met
uitzondering van Relacorilant, zijn verboden:
- Adrenostatische medicijnen: metyrapon, osilodrostat, ketoconazol, fluconazol,
aminoglutethimide of etomidaat 4 weken vóór dag 1 tot en met het einde van dit
onderzoek
- Neuromodulerende geneesmiddelen die werken op het
hypothalamus-hypofyseniveau: serotonineantagonisten (cyproheptadine,
ketanserine, ritanserine), dopamineagonisten (bromocriptine, cabergoline),
gamma-aminoboterzuuragonisten (natriumvalproaat) en
somatostatinereceptorliganden (octreotide-langwerkende afgifte ['long-acting
release', LAR], pasireotide-LAR, lanreotide) vanaf 8 weken vóór dag 1 tot en
met het einde van dit onderzoek. Gebruik van kortwerkende somatostatineanalogen
(octreotide, pasireotide) vanaf 4 weken vóór dag 1 tot en met het einde van dit
onderzoek.
• Patiënten die inhalatieglucocorticoïden moeten gebruiken en geen alternatieve
optie hebben als hun toestand tijdens het onderzoek verslechtert.
• Mifepriston, vanaf 4 weken vóór dag 1.
• Voortdurend gebruik van sterke CYP3A4 induceerders tijdens de behandeling met
Relacorilant.
• Heeft mitotaan vóór dag 1 gebruikt.
• Voortdurend gebruik van antidiabetische, antihypertensieve, antidepressieve
en/of lipideverlagende medicijnen die sterk afhankelijk zijn van CYP3A voor
klaring en die geen dosisaanpassingen kunnen ondergaan bij medetoediening met
sterke CYP3A-remmers.
5. Is van plan om langdurig en regelmatig systemische glucocorticoïden te
gebruiken vanaf dag 1 tot en met het einde van het onderzoek.
6. Heeft binnen 4 weken vóór opname in het onderzoek of binnen 5 keer de
halfwaardetijd van het geneesmiddel, afhankelijk van welke langer duurt,
experimentele behandeling (geneesmiddel, biologisch middel of hulpmiddel)
anders dan Relacorilant gekregen.
7. Heeft een voorgeschiedenis van een allergische reactie op of intolerantie
voor Relacorilant.
8. Heeft binnen 2 weken vóór inschrijving in dit onderzoek (dag 1) een
niet-gecorrigeerde klinisch significante hypokaliëmie (kaliumgehalte van <3
mEq/l).
9. Heeft ongecontroleerde, klinisch significante hypothyreoïdie of
hyperthyreoïdie.
10. Heeft nierfalen zoals gedefinieerd door een serumcreatinine van >=2,2 mg/dl.
11. Heeft verhoogde totale bilirubine >1,5 × de ULN of verhoogde
alanineaminotransferase (ALAT) of aspartaataminotransferase (ASAT) >=3 × ULN.
12. Heeft een klinisch significante ECG-afwijking bij de uitgangswaardemeting,
die, naar de mening van de onderzoeker, de patiënt een ongeschikte kandidaat
zal maken voor het onderzoek.
13. Heeft een bevestigd QT-interval bij de uitgangswaardemeting, gecorrigeerd
met gebruikmaking van de Fridericia-formule (QTcF), van >450 ms voor mannen en
>470 ms voor vrouwen in de aanwezigheid van een normaal QRS-interval (QRS <120
ms), een QTcF-interval >500 ms met een breed QRS-interval (>=120 ms), of een
voorgeschiedenis van bijkomende risicofactoren voor 'Torsade de Pointes'.
14. Heeft stereotactische bestraling gekregen voor een aan Cushing-syndroom
gerelateerde tumor binnen 24 maanden van de uitgangswaardemeting of
conventionele bestraling van de hypofyse binnen 36 maanden van de
uitgangswaardemeting.
15. Heeft <3 maanden vóór de screening een hypofyseoperatie ondergaan.
16. Is van plan adrenalectomie of nodulectomie te ondergaan tijdens het
onderzoek, met inbegrip van de follow-up.
17. Vrouw die zwanger is of borstvoeding geeft.
18. Heeft een aanhoudende SAE die in het moederonderzoek is begonnen.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2018-001616-30-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT03604198 |
CCMO | NL72513.078.21 |