Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-513304-33-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. De primaire doelstelling is het beoordelen van het effect van drie doses Diamyd in vergelijking met een placebo wat betreft (1)…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Diabetescomplicaties
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Behandeling: Intralymfatische injecties van 4 µg Diamyd of placebo.
Doelpopulatie: Onderzoeksdeelnemers met diagnose T1D die drager zijn van HLA
haplotype DR3 DQ2 en hebben antilichamen tegen GAD65.
Variabele: Verandering vanaf baseline tot maand 24 in oppervlak onder de curve
(AUC)gemiddeld 0 120 min voor C peptide tijdens een 2 uur durende Milkshake
test (mixed meal tolerance test, MMTT)
Strategie voor tussentijds optredende gebeurtenissen:
1. Staking onderzoeksgeneesmiddel om welke reden dan ook, patiënt trekt
toestemming niet in: strategie behandelbeleid.
2. Staking onderzoeksgeneesmiddel om welke reden dan ook, patiënt trekt
toestemming in: hypothetische strategie.
3. Toediening onderzoeksgeneesmiddel niet volgens protocol (doses overgeslagen)
of fout bij toediening geneesmiddel: strategie behandel-beleid.
4. Niet toegestane geneesmiddelen en stoffen, waaronder aanvullende
geneesmiddelen (orale geneesmiddelen of injecteerbare
niet-insulinebehandelingen) voor beheersing van de bloedglucosewaarden (medisch
deskundigen van de opdrachtgever besluiten of de patiënt kan blijven deelnemen
of uit het onderzoek moet worden teruggetrokken): hypothetisch (indien deelname
patiënt beëindigd wordt), of strategie behandelbeleid (indien patiënt doorgaat
met het onderzoek).
Samenvatting op populatieniveau: De geometrisch gemiddelde verhouding
(Diamyd/placebo) van de verandering ten opzichte van de uitgangswaarde in AUC
van C-peptide betekent 0-120 min.
Secundaire uitkomstmaten
Behandeling: zoals hierboven.
Doelpopulatie: zoals hierboven.
Variabele: Verandering vanaf baseline tot maand 24 in hemoglobine A1c (HbA1c).
Strategie voor tussentijds optredende gebeurtenissen: zoals hierboven.
Samenvatting op populatieniveau: Gemiddelde verschil in verandering ten
opzichte van baseline.
Achtergrond van het onderzoek
Diabetes type 1 (DT1) is een auto-immuunaandoening waarbij het immuunsysteem de
insulineproducerende bètacellen in de pancreas aanvalt. In 2019 hadden
wereldwijd naar schatting 463 miljoen mensen diabetes, waarvan tussen 7% en 12%
DT1 hadden, waaronder meer dan 1,1 miljoen kinderen met DT1.
Tegen de tijd dat bij iemand DT1 wordt vastgesteld is 70 tot 90% van de
bètacelfunctie in de eilandjes van Langerhans in de pancreas verloren gegaan
als gevolg van auto-immuunreacties tegen specifieke bètacel-antigenen. In de
loop van de tijd neemt het vermogen om endogene insuline te produceren nog
verder af.
De vernietiging van de bètacellen in de pancreas bij DT1 houdt verband met
cellulaire immuunreacties tegen cellen in de eilandjes van Langerhans in de
pancreas, genetische gevoeligheid waarbij genen betrokken zijn waarvan men
aanneemt dat ze de immuunreactie moduleren en de aanwezigheid van
autoantilichamen tegen verschillende componenten van de bètacellen in de
eilandjes van Langerhans (d.w.z. autoantigenen)2. Het klinisch begin van de
ziekte wordt vaak voorafgegaan door de ontwikkeling van DT1-autoantilichamen.
Autoantilichamen die gericht zijn tegen glutaminezuurdecarboxylase (GAD) met
een molecuulmassa van 65 kDa (GAD65A), insulinoom-geassocieerd eiwit 2 (IA-2A),
insuline of zinktransporterantigeen T8 (ZnT8A) worden algemeen beschouwd als
diagnostische markers voor auto-immuundestructie van bètacellen en als
voorspellende markers voor de ziekte. Gevoeligheid voor DT1 heeft ook een
sterke genetische component waarbij het hoogste risico toe te schrijven is aan
genen die coderen voor de klassieke humane leukocytenantigenen (HLA).
Acute en langdurige DT1-complicaties
Momenteel bestaat DT1-behandeling uit levenslange toediening van exogene
insuline, een substitutietherapie die geen bevredigende preventie biedt voor
acute of ernstige complicaties. De ziekte heeft een verwoestende invloed op de
kwaliteit van leven (QoL, quality of life) van de patiënt als gevolg van de
constante stress die de regulering van de bloedsuikerspiegel met zich meebrengt
en de vaak optredende acute, ernstige en zelfs dodelijke bijwerkingen van
gebrekkige regulering, diabetische ketoacidose (DKA) en hypoglykemie. Daarnaast
lijden patiënten later aan zowel macro- als microvasculaire complicaties voor
het hart, de zenuwen, ogen en nieren.
DKA is de meest voorkomende oorzaak van overlijden bij kinderen, tieners en
jonge volwassenen met diabetes en leidt tot ongeveer 50% van alle
overlijdensgevallen bij diabetici jonger dan 24 jaar en tot meer dan 160.000
ziekenhuisopnamen per jaar in de Verenigde Staten (VS). De kans op ketoacidose
bij vastgestelde DT1 is 1% tot 10% per patiënt per jaar en een recent onderzoek
in Schotland liet een zorgwekkende toename in mortaliteit zien als gevolg van
DKA bij DT1-patiënten tussen 2004 en 2018. Hersenletsel is de belangrijkste
oorzaak van mortaliteit en 10% tot 25% van de overlevenden van hersenoedeem
hebben significante restmorbiditeit.
Klinisch ontwikkelingsprogramma van Diamyd
Diamyd is in de loop der jaren onderzocht in talrijke klinische onderzoeken met
in totaal meer dan 1500 patiënten (actief of placebo), waarbij zowel subcutane
(s.c.) als intralymfatische toedieningswegen zijn beoordeeld. Meer dan 900
patiënten zijn behandeld met actief Diamyd als s.c. injectie (in doses tot 500
µg) en ten minste 82 patiënten met intralymfatisch toegediend actief Diamyd (4
µg/dosis).
Alle klinische onderzoeken ondersteunden een gunstig veiligheidsprofiel,
waarbij de behandeling met Diamyd goed werd verdragen. Verschillende fase II-
en III-onderzoeken die zijn uitgevoerd van 2004 tot 2011 ter beoordeling van
subcutane toediening van Diamyd boden echter geen uitsluitsel wat betreft de
klinische werkzaamheid in de volledige onderzoekspopulatie.
Zie paragraaf 6.1 van het protocol voor verdere informatie.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-513304-33-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
De primaire doelstelling is het beoordelen van het effect van drie doses Diamyd
in vergelijking met een placebo wat betreft (1) bètacelfunctie; en (2)
beheersing van de bloedglucosewaarden bij adolescenten en volwassenen bij wie
recent diabetes type 1 (T1D) vastgesteld is en die drager zijn van humaan
leukocytenantigeen (HLA) haplotype DR3 DQ2 en hebben antilichamen tegen
glutaminezuurdecarboxylase met een molecuulmassa van 65 kDa (GAD65).
Onderzoeksopzet
DIAGNODE 3 is een gerandomiseerd, dubbelblind placebogecontroleerd, multicenter
fase III onderzoek van 24 maanden met parallelle groepen bij adolescenten en
volwassenen bij wie recent T1D vastgesteld is en die het haplotype HLA DR3 DQ2
dragen. De HLA-genotypering van de patie*nt wordt bij het eerste
screeningsbezoek (bezoek 1A) uitgevoerd nadat voorlopige geschiktheid bevestigd
is op basis van reeds uitgevoerde beoordelingen. Indien de resultaten aangeven
dat de patie*nt het HLA-haplotype HLA DR3 DQ2 draagt, dan komt de patie*nt naar
het tweede screeningsbezoek (bezoek 1B) waarbij de overige screeningsprocedures
uitgevoerd worden. Na B1C ondergaan patie*nten die geschikt worden bevonden 14
dagen CGM, zij krijgen voorlichting over diabetes en verzamelen
zelfgerapporteerde diabetesinformatie in hun elektronisch dagboek. Patie*nten
met een vitamine D-waarde < 100 nmol/l (40 ng/ml) bij de screening krijgen een
oraal vitamine D-supplement (2000 IE per dag) vanaf bezoek 1C, 30 dagen vo*o*r
de randomisatie. Insulinedoses worden 7 dagen na elk onderzoeksbezoek verzameld
vanaf bezoek 1C. Bij bezoek 2 worden de patie*nten in een verhouding van 2:1
gerandomiseerd naar e*e*n van de volgende twee behandelgroepen: Behandelgroep
1: 3 intralymfatische injecties van 4 µg (0,1 ml) Diamyd toegediend op dag 0,
30 en 60 Behandelgroep 2: 3 intralymfatische injecties van 0,1 ml placebo
toegediend op dag 0, 30 en 60 De randomisatie wordt gestratificeerd naar HLA
subgroep (aanwezigheid of afwezigheid van HLA DR4 DQ8) en naar regio. Het
maximale aantal volwassen patie*nten (> 18 jaar) dat voor het onderzoek
geworven wordt is 160. De injecties met Diamyd of placebo worden toegediend in
de lymfklier in de lies door bevoegd personeel met behulp van echografie. Voor
zover mogelijk moet het onderzoeksgeneesmiddel in dezelfde lymfklier
gei*njecteerd worden; wanneer dat niet uitvoerbaar is, is injecteren in een
andere lymfklier aanvaardbaar. De vitamine D-waarden worden tijdens het gehele
onderzoek gemonitord. Een oraal vitamine D-supplement (2000 IE per dag) wordt
toegediend vanaf dag 30 (bezoek 1C) t/m dag 90 (bezoek 5), gedurende in totaal
120 dagen, bij patie*nten die bij de screening een waarde < 100 nmol/l (40
ng/ml) hebben. Er wordt een 2 uur durende MMTT uitgevoerd bij de nuchtere
patie*nt (> 10 uur niet gegeten) bij baseline (bezoek 2) en na 6 (bezoek 6), 15
(bezoek 8) en 24 maanden (bezoek 11, einde onderzoek [EoS]). De waarden van
door de maaltijd gestimuleerde plasmaglucose en C peptide worden tijdens de
gehele MMTT gemeten. De waarden van nuchter C peptide, HbA1c, nuchtere
plasmaglucose en GAD65 antilichamen worden tijdens het gehele onderzoek
gemonitord. CGM wordt gedurende 14 dagen uitgevoerd na bezoek 1C en na de
bezoeken na 6 (bezoek 6), 15 (bezoek 8) en 24 maanden (bezoek 11, EoS). De
patie*nt/verzorgers vullen vragenlijsten in over de kwaliteit van leven voor
het beoordelen van de impact van het onderzoeksgeneesmiddel op hun leven bij
baseline (bezoek 2) en na 6 (bezoek 6), 15 (bezoek 8) en 24 maanden (bezoek 11,
EoS). De veiligheid wordt beoordeeld via lichamelijke onderzoeken,
neurologische beoordelingen, vitale functies, klinische
laboratoriumonderzoeken, monitoring van injectieplaatsreacties en ongewenste
voorvallen (adverse events, AE's). Informatie over episodes met lichte/matige
hypoglykemie wordt verzameld in het elektronisch dagboek gedurende perioden van
14 dagen na bezoek 1C (aanloop) en na 6 (bezoek 6), 15 (bezoek 8) en 24 maanden
(bezoek 11, EoS). Alle episodes met ernstige hypoglykemie worden verzameld in
het elektronisch dagboek vanaf bezoek 1C en worden gerapporteerd bij elk
onderzoeksbezoek vanaf bezoek 2. Ziekenhuisopname wegens DKA wordt vastgelegd
in het elektronisch dagboek vanaf bezoek 1C en gerapporteerd bij elk
onderzoeksbezoek vanaf bezoek 2. De onderzoeker bepaalt of het DKA voorval een
daadwerkelijk voorval is na het doornemen van het medische dagboek van de
patie*nt en beschikbare laboratoriumparameters (indien mogelijk) en/of de
ontslagbrief van het ziekenhuis en voert het DKA-voorval in het eCRF in. De
co-primaire werkzaamheidseindpunten en secundaire eindpunten worden
geanalyseerd nadat alle gerandomiseerde patie*nten het onderzoeksbezoek na 24
maanden afgelegd hebben (tenzij hun deelname vo*o*r dat bezoek vroegtijdig
bee*indigd is). De blindering blijft in stand voor alle patie*nten/verzorgers
en personeel van de locatie totdat de database is gesloten aan het einde van
het onderzoek.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Bij bezoek 2 worden de patiënten in een verhouding van 2:1 gerandomiseerd naar één van de volgende twee behandelgroepen: Behandelgroep 1: 3 intralymfatische injecties van 4 µg (0,1 ml) Diamyd toegediend op dag 0, 30 en 60 Behandelgroep 2: 3 intralymfatische injecties van 0,1 ml placebo toegediend op dag 0, 30 en 60
Inschatting van belasting en risico
Er bestaat een grote onvervulde medische behoefte aan het behoud van de
bètacelfunctie bij DT1. Er wordt al tientallen jaren getracht ziekteprogressie
te vertragen of te stoppen, maar onderzoeken naar klinische interventie bij
patiënten met kort geleden begonnen DT1 hebben tot nu toe geen of slechts
beperkte werkzaamheid laten zien, wat de complexiteit van de ziekte, en de
moeizame vertaling van diermodellen naar humane DT1 benadrukt.
Antigeenspecifieke immunotherapie, zoals Diamyd, is bedoeld om de onderliggende
oorzaken van de ziekte te behandelen en het immuunsysteem specifiek aan te
passen om de degeneratie van de insulineproducerende bètacellen definitief een
halt toe te roepen. Diamyd heeft in alle 15 klinische onderzoeken die tot nu
toe zijn opgezet een gunstig veiligheidsprofiel laten zien en de
verdraagbaarheid van intralymfatische therapie en s.c. therapie lijken
vergelijkbaar. Ter bescherming van de patiënten zal een toezichtscommissie voor
data en veiligheid (DSMB, Data and Safety Monitoring Board) de
onderzoeksgegevens tweemaal per jaar beoordelen.
Diamyd is een van de eerste mogelijke op precisiegeneeskunde gebaseerde
behandelingen voor DT1, waarvan de genetisch bepaalde subpopulatie van
patiënten die drager zijn van het haplotype HLA DR3-DQ2 waarschijnlijk het
meest zal profiteren. Gezien het gunstige veiligheidsprofiel en de klinische
werkzaamheid bij personen met HLA DR3-DQ2 wordt aangenomen dat de mogelijke
voordelen van behandeling met Diamyd duidelijk opwegen tegen de mogelijke
risico's.
Publiek
Van Swietenlaan 6
Groningen 9728 NZ
NL
Wetenschappelijk
Van Swietenlaan 6
Groningen 9728 NZ
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Moet in staat zijn schriftelijke, ondertekende en gedateerde gei*nformeerde
toestemming te verstrekken; en bij een patie*nt die minderjarig is, bij de
leeftijd passende instemming (overeenkomstig plaatselijke regelgeving) en
toestemming van ouder/verzorger. 2. Mannelijke en vrouwelijke deelnemers >= 12
en < 29 jaar op het moment van screening. (B1A) 3. T1D is vastgesteld (volgens
de classificatie van de American Diabetes Association [ADA]) <= 6 maanden
geleden ten tijde van de screening. (B1a) 4. Drager van HLA-haplotype DR3 DQ2
(alle patie*nten worden hierop getest; eerdere genetische testresultaten worden
niet geaccepteerd). 5. Nuchter C peptide >= 0,12 nmol/l (>= 0,36 ng/ml) bij ten
minste e*e*n gelegenheid (maximaal twee tests op verschillende dagen tijdens de
screeningsperiode). 6. Detecteerbare circulerende GAD65 antilichamen (laagste
detectieniveau gedefinieerd door de methode die gebruikt wordt door het
centrale laboratorium). 7. HbA1c gehalte tussen 35 en 80 mmol/mol (5,4 tot
9,5%) bij ten minste e*e*n gelegenheid voorafgaand aan randomisatie (maximaal
e*e*n aanvullende test binnen e*e*n maand vanaf B1B). 8. Gebruikt een stabiele
insulinedosis of insulinedoseringsschema gedurende e*e*n maand voorafgaand aan
inclusie met beperkte fluctuatie in dagelijkse insulinebehoefte volgens
beoordeling door de onderzoeker. Als bijvoorbeeld de gemiddelde
insulinedosis/kg/24u in een periode van 7 dagen vergeleken met de voorgaande
periode van 7 dagen niet meer dan ongeveer 15% varieert en/of als de dagelijkse
insulinedosis niet meer dan 0,1 E/kg/24u varieert, dan kan de dosis als stabiel
beschouwd worden. Personen bij wie T1D is vastgesteld volgens de ADA
classificatie maar die geen insuline gebruiken, komen in aanmerking voor
deelname. 9. i. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd moeten ermee instemmen
zwangerschap te voorkomen en bij de desbetreffende onderzoeksbezoeken een
zwangerschapstest te ondergaan die een negatief resultaat moet hebben. Vrouwen
in de vruchtbare leeftijd moeten instemmen met het gebruik van zeer
doeltreffende anticonceptie, gedurende de behandeling en tot 90 dagen na de
laatste toediening van het onderzoeksgeneesmiddel. Anticonceptiemethoden die
als zeer doeltreffend beschouwd worden (d.w.z. met een faalpercentage van
minder dan 1% per jaar bij consequent en juist gebruik) zijn onder andere: •
Gecombineerde hormonale anticonceptie (met oestrogeen en progestageen)
samenhangend met ovulatieremming: o Oraal. o Intravaginaal. o Transdermaal. •
Hormonale anticonceptie met alleen progestageen samenhangend met
ovulatieremming: o Oraal. o Injecteerbaar. o Implanteerbaar. • Spiraaltje. •
Hormoonspiraaltje. • Afsluiting van de beide eileiders (bilaterale tuba
occlusie). • Partner die een vasectomie heeft ondergaan (een partner die
vasectomie heeft ondergaan is een zeer doeltreffende anticonceptiemethode op
voorwaarde dat de partner de enige seksuele partner is van de vrouwelijke
onderzoeksdeelnemer en dat door een arts vastgesteld is dat de vasectomie
succesvol was). • Seksuele onthouding (seksuele onthouding wordt alleen
beschouwd als zeer doeltreffende methode indien het wordt gedefinieerd als
onthouding van heteroseksuele geslachtsgemeenschap tijdens de gehele periode
van risico in verband met de onderzoeksgeneesmiddelen. De betrouwbaarheid van
seksuele onthouding moet worden beoordeeld in relatie tot de duur van het
klinische onderzoek en de verkozen en gebruikelijke levensstijl van de
patie*nt). 9. ii. Mannelijke patie*nten moeten instemmen met onthouding van
heteroseksuele seks tijdens de behandeling en gedurende 90 dagen na afloop van
de behandeling, of, indien zij seksueel actief zijn, met het gebruik van twee
doeltreffende methoden van anticonceptie (d.w.z. de man gebruikt een condoom en
de vrouw gebruikt anticonceptie) tijdens de behandeling en 90 dagen daarna.
Aanvaardbare anticonceptie voor de man is als volgt: • Condoom (mannelijk). •
Onthouding van heteroseksuele geslachtsgemeenschap. • Vasectomie. De instemming
met onthouding of het gebruik van twee doeltreffende anticonceptiemethoden
wordt duidelijk beschreven in de gei*nformeerde toestemming; de patie*nt of
wettelijk vertegenwoordigers (d.w.z. ouders, verzorgers of voogden) moeten dit
specifieke onderdeel ondertekenen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Deelname aan een ander onderzoek gericht op het bei*nvloeden van de
be*tacelfunctie vanaf het moment waarop T1D is vastgesteld. 2. Behandeling met
een oraal geneesmiddel tegen diabetes of injecteerbare niet-insulinebehandeling
tegen diabetes binnen 3 maanden voorafgaand aan de randomisatie. 3.
Voorgeschiedenis van ouderdomsdiabetes bij jongeren (maturity-onset diabetes of
the young, MODY). 4. Operatie aan de pancreas, chronische pancreatitis of
andere aandoeningen van de pancreas waardoor een verlaagde be*tacelcapaciteit
kan ontstaan (bijv. pancreatogene diabetes). 5.Het optreden van DKA of ernstige
hypoglykemie waarvoor ziekenhuisopname nodig was in de periode van 90 dagen
voorafgaand aan de Randomisatie. 6. Tekenen of symptomen die wijzen op diabetes
die zeer slecht onder controle is, d.w.z. voortdurend gewichtsverlies, polyurie
of polydipsie. 7. Hematologische aandoening waardoor HbA1c niet
gei*nterpreteerd kan worden, waaronder: a) Hemoglobinopathie, met uitzondering
van sikkelcelanemie of thalassemia minor; of chronische of recidiverende
hemolyse. b) Donatie van bloed of bloedproducten aan een bloedbank,
bloedtransfusie of deelname aan een klinisch onderzoek waarbij > 400 ml bloed
afgenomen is tijdens de 8 weken voorafgaand aan het screeningsbezoek (B1B). c)
Significante bloedarmoede door ijzerdeficie*ntie. d) Misvormingen in het hart
of vaso-occlusieve crisis (VOC) waardoor snellere afbraak van erytrocyten
plaatsvindt. 8. Behandeling met commercie*le of vrij verkrijgbare vitamine D
ten tijde van de screening (B1C) en niet bereid zijn die niet te gebruiken
tijdens de 120 dagen waarin de patie*nt de in het onderzoek verstrekte vitamine
D krijgt. Een patie*nt die vitamine D gebruikt ten tijde van de screening (B1C)
moet bereid zijn over te stappen op de in het onderzoek verstrekte vitamine D
en die in te nemen volgens de vereisten van het onderzoek. 9. Iedere klinisch
significante voorgeschiedenis van een acute reactie op een vaccin of een van de
bestanddelen daarvan (bijv. Alhydrogel). 10. Behandeling met een (levend of
inactief) vaccin, waaronder griepvaccin en een vaccin tegen coronavirus disease
2019 (COVID 19), binnen 4 weken voorafgaand aan de geplande eerste dosis van
het onderzoeksgeneesmiddel; of geplande behandeling met een vaccin tot 4 weken
na de laatste injectie met het onderzoeksgeneesmiddel. 11. Acute of chronische
huidinfectie of een aandoening die intralymfatische injectie onmogelijk maakt.
12. Recente (in de afgelopen 12 maanden) of huidige behandeling met
immunosuppressiva, waaronder chronisch gebruik van glucocorticoi*den. Gebruik
van gei*nhaleerde, topische en intranasale steroi*den is aanvaardbaar.
Kortlopende (bijv. <= 5 dagen) orale of intra-articulaire injecties met
steroi*den zijn toegestaan tijdens het onderzoek. 13. Continue/chronische
behandeling met vrij verkrijgbare of voorgeschreven ontstekingsremmers.
Kortdurend gebruik (bijv. < 7 dagen) is toegestaan, bijvoorbeeld bij hoofdpijn
of koorts. 14. Bekende of vermoede acute besmetting, waaronder COVID 19 of
griep, ten tijde van de randomisatie of binnen 4 weken voorafgaand aan de
randomisatie. 15. Een voorgeschiedenis van epilepsie, hoofdtrauma of
cerebrovasculair accident, of klinische kenmerken van continue motorische
activiteit in proximale spieren. 16. Bekende diagnose van besmetting met humaan
immunodeficie*ntievirus (HIV), hepatitis B of hepatitis C. Een patie*nt die
eerder besmet is geweest met hepatitis C die nu genezen is, kan wel in
aanmerking komen. 17. Een klinisch significante gelijktijdige medische
aandoening, waaronder maar niet beperkt tot andere auto immuunziekten,
cardiovasculaire, gastro intestinale, hematologische, immunologische, renale
waaronder een voorgeschiedenis van niertransplantatie en neurologische
aandoeningen (inclusief de ziekte van Batten), significante
diabetescomplicatie, een onderliggende aandoening of behandeling die mogelijk
van invloed is op de afbraak van rode bloedcellen of andere ziekten die naar
het oordeel van de onderzoeker de deelname aan of procedures van het onderzoek
zouden verstoren. Coeliakie met geschikt dieet vo*o*r de diagnose of die
ontdekt wordt door een toename aan auto-antilichamen bij de screening (B1B) is
toegestaan. 18. Voorgeschiedenis van significante leveraandoening of
alanine-aminotransferase (ALAT) bij de screening > 2,5 x de bovengrens van
normaal (upper limit of normal, ULN) of aspartaataminotransferase (ASAT) 3 x
ULN en/of totaal bilirubine > 2 x ULN. Patie*nten met gedocumenteerd syndroom
van Gilbert en een totaal bilirubinegehalte >=2 x ULN wegens ongeconjugeerde
hyperbilirubinemie, zonder overige leverstoornis, zijn toegestaan. 19.
Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (estimated glomerular filtration rate,
eGFR) berekend aan de hand van de Chronic Kidney Disease Epidemiology
Collaboration (CKD Epi)-formule voor personen > 18 jaar, of aan de hand van de
Schwartz-vergelijking voor personen van 12 tot 18 jaar, <90 ml/min per 1,73 m
of snel verergerende nierziekte. 20. Een patie*nt met hypothyreoi*die of
hyperthyreoi*die moet ten minste 3 maanden voorafgaand aan de randomisatie een
stabiele behandeling volgen (met normale waarden voor vrij thyroxine [T4] bij
hypothyreoi*die). Zie protocol andere uitsluitingscriteria.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2024-513304-33-00 |
EudraCT | EUCTR2021-002731-32-NL |
CCMO | NL78794.100.21 |