Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-506004-93-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Hoofddoel: - Evaluatie van het effect van efavaleukin alfa op inductie van klinische remissieSecundaire doelen: - Evaluatie van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Maagdarmstelselontstekingsaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Klinische remissie in week 12
Secundaire uitkomstmaten
• Klinische respons in week 12
• Endoscopische remissie in week 12
• Symptomatische remissie in week 12
• Gecombineerde endoscopische remissie en histologische remissie van het
darmweefsel in week 12
• Verandering ten opzichte van baseline in histologische score in week 12
gemeten aan de hand van de Geboes-score
• Tijdens de behandeling optredende bijwerkingen
Achtergrond van het onderzoek
Colitis ulcerosa is een chronische ontsteking van de darm met de symptomen
buikpijn, bloederige diarree en moeite met het ophouden van de ontlasting, wat
onverwachts kan gebeuren, waardoor het dagelijks leven aanzienlijk wordt
bemoeilijkt. Er is een verhoogd risico op colorectale kanker, met
risicofactoren zoals lange duur van de ziekte, extensieve betrokkenheid van de
darmen, ernstige ontsteking en epitheliale dysplasie, en begin van de ziekte in
de kindertijd.
Conventionele behandeling bestaat uit orale of topische aminosalicylaten
(5-ASAs) of topische steroïden voor inductie van remissie en orale en/of
topische 5-ASA's voor onderhoud (Rubin et al 2019). Geavanceerde therapieën
voor behandeling zijn immunosuppressiva, biologische therapieën zoals
anti-TNF-remmers, anti-integrinen (d.w.z. vedolizumab), en interleukine-12 en
-23-antagonisten (d.w.z. ustekinumab) en klein molecuul JAK-remmers (bijv.
tofacitinib). Desondanks is er een gebrek aan effectieve behandelingen, omdat
patiënten intolerant worden of niet reageren en een deel van de patiënten (dus)
niet in aanmerking komt voor behandeling. Daarom blijft er een onvervulde
behoefte aan nieuwe therapieën die veiliger en effectiever zijn, met name wat
betreft remissie en het genezen van het slijmvlies op de lange termijn zonder
gebruik van steroïden.
Verlies van homeostatisch evenwicht tussen Treg en andere lymfocyten wordt
gezien als een causatieve factor voor veel inflammatoire aandoeningen, waarbij
colitis ulcerosa gepaard gaat met genetische polymorfismen in het IL-2-gen.
Efavaleukin alfa is een IL-2 muteïn Fc-fusie-eiwit dat is ontwikkeld om
preferentieel Tregs uit te breiden bij patiënten met inflammatoire
aandoeningen. Deze hogere selectiviteit van efavaleukin alfa zou meer
werkzaamheid en een bredere therapeutische marge in ontstekingsziekten kunnen
bieden dan modaliteiten op basis van laaggedoseerd recombinant IL-2 en dit
ondersteunt dan ook de bestudering van efavaleukin alfa voor de behandeling van
CU met minder bijwerkingen.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-506004-93-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Hoofddoel:
- Evaluatie van het effect van efavaleukin alfa op inductie van klinische
remissie
Secundaire doelen:
- Evaluatie van het effect van efavaleukin alfa op inductie van klinische
respons
- Evaluatie van het effect van efavaleukin alfa op inductie van endoscopische
remissie
- Evaluatie van het effect van efavaleukin alfa op inductie van symptomatische
remissie
- Evaluatie van het effect van efavaleukin alfa als inductietherapie op
gecombineerde endoscopische en histologische remissie
- Evaluatie van het effect van efavaleukin alfa als inductietherapie op
verandering in histologische score
- Beoordeling van de veiligheid en verdraagbaarheid van efavaleukin alfa
Onderzoeksopzet
Dit fase 2-onderzoek voor de bepaling van de dosering van efavaleukin alfa is
een multicenter, gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek
met parallelle groepen en met een inductieperiode van 12 weken bij
proefpersonen met matig tot ernstig actieve CU die geen respons hebben gehad op
minimaal 1 van de volgende behandelingen: conventionele therapie (bijv.
immunomodulatoren, corticosteroïden), biologische therapie of doelgerichte
therapie met een klein molecuul. Dit onderzoek zal worden gebruikt om de
inductiedosis en onderhoudsdosis/doseringsregimes van efavaleukin alfa voor de
verdere ontwikkeling te bepalen.
Na voltooiing van alle screeningsprocedures en als proefpersonen voldoen aan de
inclusiecriteria, worden ze gerandomiseerd in een verhouding van 1:1:1:1 voor
placebo of een van 3 doses efavaleukin alfa. Randomisatie wordt gestratificeerd
naar eerdere ervaring met ten minste 1 biologische behandeling of doelgerichte
therapie met een klein molecuul (ja/nee) en gebruik van corticosteroïden
tijdens randomisatie (ja/nee). Maximaal 30% van de geïncludeerde proefpersonen
mag behandelingsnaïef zijn voor een biologische of doelgerichte therapie met
een klein molecuul. Proefpersonen die de inductieperiode van 12 weken
voltooien, hebben de mogelijkheid om te beginnen met een verkennende langdurige
behandelingsperiode als ze naar de mening van de onderzoeker baat zouden kunnen
hebben bij voortgezette behandeling. In de langdurige behandelingsperiode
worden de veiligheid en effectiviteit van voortgezette behandeling met
efavaleukin alfa gedurende maximaal 40 weken (in totaal maximaal 52 weken
behandeling) bestudeerd. Alle proefpersonen hebben een bezoek voor
veiligheidsfollow-up 6 weken (+/- 5 dagen) na hun laatste dosis
onderzoeksmiddel.
De werkzaamheidsbeoordelingen zijn de gemodificeerde Mayoscore aan de hand van
centraal uitgelezen endoscopie en slijmvliesbiopsies bij screening, in week 12,
en week 52 (of bij vroegtijdige beëindiging indien van toepassing), partiële
Mayoscores, biomarkers (fecaal calprotectine, fecaal lactoferrine, en high
sensitive C-reactief proteïne [hsCRP]), en door de patiënt gemelde uitkomsten
(PRO's). De veiligheidsbeoordelingen zijn lichamelijk onderzoek, verzamelen van
bijwerkingen en ernstige bijwerkingen, chemie, hematologie, coagulatie,
urineanalyse, zwangerschapstest indien van toepassing, en immunogeniciteit. In
dit onderzoek worden ook farmacodynamische (PD) en farmacokinetische (PK)
beoordelingen gedaan. Er worden tussentijdse analyses verricht om futiliteit te
beoordelen (zie ook sectie 9.4.1.1 van het protocol).
Een onafhankelijke Data Monitoring Commissie (DMC) houdt toezicht op de
veiligheid en algehele uitvoering van het onderzoek (sectie 11.3 van het
protocol). De eerste twee bijeenkomsten van de DMC zullen plaatsvinden nadat
de eerste 20 gerandomiseerde proefpersonen de gelegenheid hebben gehad om naar
de bezoeken van week 4 en week 12 te komen. Daarna komt de DMC ongeveer elke 3
maanden bijeen. Indien nodig kunnen er ad hoc bijeenkomsten worden ingepland.
De DMC bestudeert ook alle beschikbare veiligheids- en werkzaamheidsgegevens
voor tussentijdse analyses (zie ook sectie 9.4.1.1 voor tijdpunten).
Onderzoeksproduct en/of interventie
Ongeveer 320 proefpersonen zullen in een verhouding van 1:1:1:1 worden toegewezen aan placebo of aan 1 van 3 parallelle groepen met een dosis efavaleukine alfa (n = 80 per groep), zoals hieronder beschreven: - Placebo Q2W - 400 ug Q2W - 1100 ug Q2W - 1800 ug Q2W Randomisatie zal worden gestratificeerd op basis van eerdere ervaring met ten minste 1 biologisch of doelgerichte therapie met een klein molecuul (ja/nee) en het gebruik van corticosteroïden bij randomisatie (ja/nee).
Inschatting van belasting en risico
Zie de antwoorden op vraag E2 / E4 / E6 / E9 en E9a.
De veiligheid van efavaleukine alfa is geëvalueerd bij gezonde proefpersonen en
bij proefpersonen met reumatoïde artritis (RA), chronische graft versus host
disease (cGvHD) en systemische lupus erythematosus (SLE). Zie punt 2.3 van het
protocol voor meer informatie over deze studies. Efavaleukine alfa werd in
klinische studies goed verdragen en heeft een aanvaardbaar veiligheidsprofiel.
Op basis van alle beschikbare veiligheidsgegevens tot op heden is het
baten/risicoprofiel van efavaleukine alfa gunstig. De in punt 2.3 beschreven
baten/risicobeoordeling ondersteunt de uitvoering van deze klinische studie in
fase 2 bij personen met UC.
Voor verdere veiligheidsgegevens over efavaleukine alfa moet de meest recente
versie van de Investigator's Brochure worden geraadpleegd.
Publiek
Minervum 7061
Breda 4817 ZK
NL
Wetenschappelijk
Minervum 7061
Breda 4817 ZK
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
101 De proefpersoon heeft voorafgaand aan start van het onderzoek
gei*nformeerde toestemming verleend, 102 In de leeftijd van 18 tot en met 80
jaar tijdens het screeningsbezoek, 103 Diagnose CU minimaal 3 maanden vo*o*r
inclusie vastgesteld aan de hand van klinische en endoscopische gegevens en
bevestigd met een histopathologisch rapport. 104 Matig tot ernstig actieve CU
gedefinieerd via een gemodificeerde Mayo-score van 5 t/m 9, met een centraal
uitgelezen endoscopische subscore >= 2, 105 Heeft documentatie van • een
controlecolonoscopie in de 12 maanden voorafgaand aan het bezoek op dag 1 voor
proefpersonen met pancolitis die al minimaal 8 jaar aanwezig is, of
proefpersonen met linkszijdige colitis die al meer dan 12 jaar aanwezig is, of
proefpersonen met primaire scleroserende cholangitis. • Voor alle andere
proefpersonen, actuele controle op colorectaal kanker. De onderzoeker kan
bepalen of een colonoscopie wordt verricht als screeningendoscopie voor dit
onderzoek. Proefpersonen die geen colonoscopierapport in hun brondocumentatie
hebben, krijgen een colonoscopie in plaats van een rectosigmoi*doscopie als
screeningsendoscopie voor het onderzoek. 106 Proefpersonen moeten aangetoonde
ontoereikende respons, verlies van respons of intolerantie op minimaal 1
conventionele therapie, biologische therapie, of doelgerichte therapie met een
klein molecuul (d.w.z. JAK-remmer) hebben. 1) Proefpersonen die geen respons
hadden op conventionele therapie: o Corticosteroi*den (colitis die refractair
is voor behandeling met corticosteroi*den, gedefinieerd als tekenen en/of
symptomen van actieve CU ondanks oraal prednison (of equivalent) bij doses van
minimaal 30 mg/dag gedurende minimaal 2 weken; of colitis die afhankelijk is
van corticosteroi*den, gedefinieerd als: corticosteroi*den kunnen niet worden
verlaagd tot onder het equivalent van 10 mg/dag prednison in de 3 maanden na
start van de corticosteroi*den zonder terugkeer van de tekenen en/of symptomen
van actieve CU; of een relaps in de 3 maanden na afloop van de
corticosteroi*denkuur. o Geschiedenis van intolerantie voor corticosteroi*den
(inclusief maar niet beperkt tot syndroom van Cushing, osteopenie/osteoporose,
hyperglykemie, of neuropsychiatrische bijwerkingen zoals slapeloosheid, verband
houdend met behandeling met corticosteroi*den) o Immunomodulatoren: tekenen
en/of symptomen van aanhoudend actieve ziekte ondanks minimaal 3 maanden
behandeling met een van de volgende geneesmiddelen in nationaal goedgekeurde
doses: oraal azathioprine of 6-mercaptopurine, of oraal azathioprine of
6-mercatopurine binnen een therapeutisch bereik beoordeeld met behulp van
testen op thioguaninemetabolieten, of een combinatie van een thiopurine en
allopurinol binnen een therapeutisch bereik beoordeeld met behulp van testen op
thioguaninemetabolieten o Geschiedenis van intolerantie voor minimaal 1
immunomodulator (inclusief maar niet beperkt tot misselijkheid/overgeven,
buikpijn, pancreatitis, afwijkingen in leverfunctietest en lymfopenie) en geen
gefaalde behandeling met of aangetoonde intolerantie voor een biologisch
geneesmiddel (antistof tegen TNF, antistof tegen integrine of
IL-12/23-antagonisten) dat is gei*ndiceerd voor de behandeling van CU. 2)
Proefpersonen bij wie biologische of doelgerichte therapie met een klein
molecuul heeft gefaald: degenen met ontoereikende respons of verlies van
respons op of intolerantie voor biologische therapie voor CU (zoals antistoffen
tegen TNF of IL-12/23-antagonisten, antistoffen tegen integrine) of
doelgerichte therapie met een klein molecuul (zoals JAK-remmers of S1P
modulatoren). De therapie die gebruikt wordt om de proefpersoon te kwalificeren
voor inclusie in deze categorie moet zijn goedgekeurd voor de behandeling van
CU in het land van gebruik, op het moment van gebruik. De proefpersonen moeten
aan een van de volgende criteria voldoen: o Ontoereikende respons: tekenen en
symptomen van aanhoudend actieve ziekte ondanks inductiebehandeling in een
goedgekeurde inductiedosis die was gei*ndiceerd in de productinformatie op het
moment van gebruik, o Verlies van respons: recidief van tekenen en symptomen
van actieve ziekte gedurende de goedgekeurde onderhoudsdosering na eerder
klinisch voordeel (stopzetting ondanks klinisch voordeel wordt niet aangemerkt
als falen of intolerantie voor biologische CU-behandeling of JAK-remmer of S1P
modulator), o Intolerantie: geschiedenis van intolerantie voor infliximab,
adalimumab, golimumab, vedolizumab, ustekinumab, tofacitinib of andere
goedgekeurde biologische geneesmiddelen of JAK-remmers of S1P modulatoren
(inclusief maar niet beperkt tot infusiegerelateerd voorval, demyelinisatie,
congestief hartfalen of andere geneesmiddelgerelateerde voorvallen die hebben
geleid tot een verlaging van de dosis of stopzetting van de medicatie) 107 Als
ze een van de volgende therapiee*n krijgen, moeten de proefpersonen een
stabiele dosis hebben gedurende de gespecifieerde periode: • 5-aminosalicylaten
(ASA's), stabiele dosis gedurende minimaal 2 weken voorafgaand aan
screeningsendoscopie, • Orale corticosteroi*den: prednison tot maximaal 20
mg/dag of een equivalent daarvan, stabiele dosis gedurende minimaal 2 weken
voorafgaand aan screeningsendoscopie, • Budesonide: tabletten met verlengde
afgifte 9 mg/dag [budesonide MMX], stabiele dosis gedurende minimaal 2 weken
voorafgaand aan screeningsendoscopie, • Beclomethason dipropionaat:
maagsapresistent tablet met verlengde afgifte, 5 mg/dag, stabiele dosis
gedurende >= 2 weken voorafgaand aan screening endoscopie • Conventionele
immunomodulatoren: azathioprine, 6-mercaptopurine, methotrexaat, stabiele dosis
gedurende minimaal 8 weken voorafgaand aan screeningsendoscopie,
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
201 Diagnose met ziekte van Crohn, inflammatoire darmziekte, ongeclassificeerd,
microscopische colitis, ischemische colitis of klinische bevindingen die duiden
op ziekte van Crohn.
202 Ziekte beperkt tot het rectum.
203 Bewijs van toxisch megacolon, fulminante colitis, intra-abdominaal abces of
vernauwing/stenose in de dunne of dikke darm.
204 Eerdere darmresectie of intestinale of intra-abdominale chirurgie.
• Extensieve chirurgie voor CU hebben gehad, of waarschijnlijk chirurgie voor
de behandeling van CU nodig hebben tijdens het onderzoek. Proefpersonen die een
kleine ingreep voor CU hebben gehad mogen worden geïncludeerd in het onderzoek,
als dit de beoordeling van werkzaamheid niet aantast. Er dient overleg met de
opdrachtgever plaats te vinden voorafgaand aan de screening van dergelijke
proefpersonen.
• Chirurgie van de dunne of dikke darm hebben ondergaan in de 6 maanden
voorafgaand aan dag 1.
• Een niet-intestinale intra-abdominale chirurgie hebben ondergaan in de 3
maanden voorafgaand aan dag 1.
205 Exclusiecriteria adenomen en dysplasie:
• Actuele sporadische adenomen zonder dysplasie die niet verwijderd zijn. Zodra
de adenomen volledig zijn verwijderd, komen proefpersonen in aanmerking voor
het onderzoek.
• Dysplasie in glad mucosa, sporadische adenomen met dysplasie, en laesies of
poliepen verband houdend met dysplasie worden als volgt behandeld:
o Bewijs van hooggradige dysplasie nu of in het verleden.
o Bewijs van dysplasie in glad mucosa nu of in het verleden. Hieronder
valt ook histopathologie waarin melding wordt gemaakt van niet met zekerheid
vastgestelde dysplasie, laaggradige dysplasie, en hooggradige dysplasie.
o Bewijs van niet-adenoomachtige laesies of poliepen verband houdend
met dysplasie, met of zonder bewijs van dysplasie, nu of in het verleden.
o Actuele sporadische adenomen met dysplasie of actuele adenoomachtige
laesies of poliepen verband houdend met dysplasie die niet verwijderd zijn.
Zodra deze volledig zijn verwijderd, komen proefpersonen in aanmerking voor het
onderzoek.
206 Ontlasting positief voor de toxine Clostridium difficile bij screening en
andere enterische pathogenen inclusief maar niet beperkt tot ova, parasieten,
Campylobacter, salmonella, shigella, E coli 0157:H7, en Yersinia
enterocolitica.
207 Geschiedenis of bewijs van suïcidale ideatie (graad van ernst 4 of 5) of
suïcidaal gedrag gebaseerd op een beoordeling met de Columbia Suicide Severity
Rating Scale (C-SSRS) tijdens de screening
208 Actieve infectie waarvoor infectieremmers zijn geïndiceerd in de 2 weken
voorafgaand aan het screeningsbezoek OF aanwezigheid van ernstige infectie,
gedefinieerd als infecties die ziekenhuisopname of intraveneuze (IV)
infectieremmers behoeven, in de 8 weken voorafgaand aan het screeningsbezoek.
209 Actieve tuberculose of latente tuberculose zonder gedocumenteerde
voorgeschiedenis of toereikende behandeling volgens de standaardzorg.
210 Positieve test voor tbc gedurende de screening gedefinieerd als: ofwel een
positieve ofwel onbepaalde QuantiFERON-TB- of T-spot-test OF positief gezuiverd
eiwitderivaat.
• Proefpersonen met een positieve PPD en vaccinatie tegen Bacillus
Calmette-Guérin in de voorgeschiedenis mogen worden geïncludeerd met een
negatieve QuantiFERON®-TB- of T-Spot-test en een negatieve röntgenopname van de
borstkas.
• Een onbepaalde QuantiFERON®-TB- of T-spot-test kan eenmaal worden herhaald,
naar het oordeel van de onderzoeker. Proefpersonen mogen worden geïncludeerd
als de tweede uitslag negatief is. Voor proefpersonen met een tweede onbepaalde
of een positieve testuitslag geldt het onderstaande.
• Proefpersonen met een positieve PPD-test of een positieve of een onbepaalde
QuantiFERON®-TB- of T-Spot-test mogen worden geïncludeerd als ze bij screening
voldoen aan ALLE criteria hieronder:
o Geen symptomen volgens het tuberculosewerkblad dat door Amgen wordt
verstrekt
o gedocumenteerde geschiedenis van toereikende tbc-behandeling of
profylactische behandeling voor latente tbc
o Geen bekende blootstelling aan een geval van actieve tuberculose na
de meest recente behandeling/profylaxe
o Röntgenfoto van de borst zonder nieuwe radiografische bevindingen die
duiden op actieve tbc
211 Maligniteiten in de voorgeschiedenis
212 Aanwezigheid van 1 of meer significante gelijktijdige medische aandoeningen
naar het oordeel van de onderzoeker
213 Positief voor hepatitis B-oppervlakteantigeen (HBsAg); of positief voor
hepatitis B-kerneiwit of hepatitis B-oppervlakteantistof in aanwezigheid van
detecteerbaar viraal DNA in perifeer bloed, getest aan de hand van
polymerasekettingreactie. Proefpersonen die positief testen op HBcAb en/of
HBsAb zonder eerdere vaccinatie in de voorgeschiedenis en zonder detecteerbaar
serum hepatitis B DNA via PCR mogen in het onderzoek worden geïncludeerd, mits
deze proefpersonen zich elke 2 maanden laten controleren op serum hepatitis B
viraal DNA via PCR gedurende de behandelingsperiode en tot 6 weken na het einde
van de behandeling voor het onderzoek. Patiënten met vaccinatie tegen hepatitis
B in de voorgeschiedenis zonder geschiedenis van hepatitis B-infectie mogen
worden geïncludeerd.
214 Positief voor hepatitis C-antistof in aanwezigheid van detecteerbaar viraal
RNA in perifeer bloed, getest aan de hand van PCR. Proefpersonen die positief
testen op HCAb zonder detecteerbaar viraal RNA via PCR mogen worden
geïncludeerd.
215 Bekende voorgeschiedenis van humaan immunodeficiëntievirus (hiv) of
positieve hivtest bij screening.
216 Erfelijk immunodeficiëntiesyndroom.
217 Gebruik van systemische corticosteroïden voor een andere indicatie dan CU.
218 Een transplantatie van beenmerg- of een solide orgaan hebben gehad.
219 Extra-abdominale chirurgie hebben gehad zonder volledig herstel voorafgaand
aan screening.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2023-506004-93-00 |
EudraCT | EUCTR2021-002537-41-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT04987307 |
CCMO | NL78916.028.21 |