Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-509908-15-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. De doelstellingen vergelijkt zanubrutinib plus rituximab, gevolgd door zanubrutinib als monotherapie, versus bendamustine plus…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Non-Hodgkin B-cel lymfomen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire werkzaamheidsanalyse van de PFS wordt uitgevoerd zoals beoordeeld
door onafhankelijke centrale beoordeling, volgens 2014 Lugano-classificatie
voor NHL.
De progressievrije overleving wordt vergeleken tussen de 2 groepen door middel
van een log-ranktoets gestratificeerd naar MIPI-score (laag vs. middelhoog of
hoog), leeftijd (>= 70 jaar vs. < 70 jaar) en geografische regio
(Noord-Amerika/Europa en de regio Azië-Pacific).
De primaire hypothesetoets voor de PFS door onafhankelijke centrale beoordeling
is voor non-inferioriteit. De non-inferioriteit van zanubrutinib plus rituximab
(R), gevolgd door zanubrutinib als monotherapie ten opzichte van bendamustine
plus rituximab (BR), gevolgd door observatie, wordt getest voor de
intent-to-treat-analyseset onder de vooraf gespecificeerde marge van 1,17
(hazard ratio van zanubrutinib + R ten opzichte van BR). De primaire
doelstelling van het onderzoek wordt behaald als de non-inferioriteit wordt
aangetoond. De nulhypothese en de alternatieve hypothese voor het testen van de
non-inferioriteit met betrekking tot de PFS van groep A ten opzichte van groep
B zijn als volgt:
H0N1: hazard ratio (HR) (groep A/groep B) >= 1,17
HaN1: HR (groep A/groep B) < 1,17
De HR en het bijbehorende 2-zijdige 95% betrouwbaarheidsinterval worden geschat
met behulp van een gestratificeerd Cox-regressiemodel. De p-waarde om H0N1 te
toetsen zal gebaseerd zijn op een Wald-toets voor het behandelingseffect vanuit
de Cox-regressie. De distributie van de PFS, inclusief mediane PFS en
PFS-percentage op geselecteerde tijdstippen zoals 12 en 24 maanden, wordt
geschat met behulp van de Kaplan-Meier-methode voor elke groep.
Er zullen 2 tussentijdse analyses van de PFS door onafhankelijke centrale
beoordeling worden bepaald en uitgevoerd wanneer er ongeveer 157 en 210
voorvallen (60% en 80% van het beoogde aantal voorvallen bij de eindanalyse)
van groep A en groep B zijn waargenomen. Vanaf de start van het onderzoek zal
het naar schatting ongeveer 46 en 61 maanden duren om respectievelijk 157 en
210 voorvallen bij 500 patiënten waar te nemen. De eindanalyse van de PFS zal
plaatsvinden nadat er 262 voorvallen zijn waargenomen, wat naar schatting
ongeveer 81 maanden vanaf de start van het onderzoek zal zijn.
Als er bij een tussentijdse analyse of eindanalyse non-inferioriteit wordt
aangetoond, zal vervolgens de superioriteit van zanubrutinib + R, gevolgd door
zanubrutinib als monotherapie ten opzichte van BR, gevolgd door observatie,
worden getest. De monitoringgrens voor de superioriteitstoets is gebaseerd op
de alpha-spending function van O*Brien-Fleming. De monitoringgrens voor de
non-inferioriteitstoets bij de tussentijdse analyse is gewoonweg de
monitoringgrens voor de superioriteitstoets zoals beschreven door de hazard
ratio. Deze grenzen worden afgebeeld in tabel 7 en tabel 8. De p-waarde wordt
gebruikt voor de primaire inferentie.
Rechtvaardiging van de non-inferioriteitsmarge
De non-inferioriteitsmarge werd op conservatieve wijze afgeleid door middel van
de 95%-95% fixed margin method op basis van de (Food and Drug Administration)
FDA-richtlijnen voor de sector: Non-Inferiority Clinical Trials to Establish
Effectiveness (FDA, 2016). De PFS-HR van bendamustine plus rituximab vergeleken
met rituximab plus cyclophosphamide, doxorubicine, vincristine en prednisone
(R-chop) in het STIL-frontlijn-onderzoek (Rummel et al, 2013) in de
MCL-subgroep bedroeg 0,49 (95% BI 0,28-0,79). De PFS-HR van bendamustine plus
R-CHOP/rituximab plus cyclofosfamide, vincristine en prednison (R-CVP) in het
BRIGHT-onderzoek (Flinn et al, 2014) in de MCL-subgroep bedroeg 0,4 (95% BI
0,21-0,75). Beide onderzoeken zijn goed gecontroleerd en de ziektestatus wordt
gemeten met behulp van radiologische beoordeling en uitgevoerd bij
eerstelijnspatiënten, dezelfde als dit onderzoek. De MCL-subgroepen werden
gestratificeerd voor randomisatie in beide onderzoeken, met steekproefgroottes
van 94 (voor het BRIGHT-onderzoek) en 74 (voor het STIL-onderzoek). De
PFS-status in de MCL-subgroepen werd voldoende gevolgd om de mediane PFS voor
beide groepen met voldoende precisie te schatten. De werkzaamheid van
bendamustine plus rituximab (M1) in de PFS hazard ratio-schaal werd geschat op
0,676 afgaande op de resultaten van deze 2 onderzoeken door een meta-analyse
met vaste effecten. Omdat 60% van M1 moet worden behouden bij zanubrutinib plus
rituximab, wordt er een non-inferioriteitsmarge van 1,17 gegenereerd. De marge
is ook klinisch relevant.
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire werkzaamheidseindpunten worden geanalyseerd en vergeleken tussen
de 2 behandelingsgroepen als de non-inferioriteitstest van het primaire
eindpunt bij de tussentijdse analyse of de eindanalyse significant is. De PFS,
ORR, DOR, het percentage CR of complete metabole respons en de tijd tot respons
op basis van de evaluatie door onafhankelijke centrale beoordeling, evenals
evaluatie door de onderzoeker zullen worden geanalyseerd.
• De PFS door evaluatie van de onderzoeker wordt berekend op basis van door de
onderzoeker geëvalueerde tumorresponsen. De PFS door evaluatie van de
onderzoeker wordt geanalyseerd door middel van dezelfde analysemethoden als het
primaire eindpunt van PFS door onafhankelijke centrale beoordeling.
• De ORR wordt geschat als het ongecorrigeerde percentage patiënten in elke
behandelingsgroep dat een partiële respons (PR) of hoger bereikt. De
bijbehorende 95% Clopper-Pearson-betrouwbaarheidsintervallen worden berekend
per behandelingsgroep. De odds ratio (en 95% betrouwbaarheidsintervallen), die
wordt verstrekt als maatstaf van het relatieve behandelingseffect, wordt
geschat met behulp van de gestratificeerde Cochran-Mantel-Haenszel-methode.
• Duur van de respons: De distributie van de DOR, inclusief mediane andere
kwartielen, wordt geschat met behulp van de Kaplan-Meier-methode voor elke
behandelingsgroep. Toetsen van de hypothese, waarbij de DOR wordt vergeleken
tussen de 2 behandelingsgroepen, wordt niet uitgevoerd.
• Totale overleving: De OS tussen de behandelingsgroepen wordt vergeleken door
middel van dezelfde methodes die worden gebruikt voor de PFS-vergelijking.
• Het percentage complete respons of complete metabole respons wordt
geanalyseerd door middel van dezelfde methodes die worden gebruikt voor de
ORR-analyse.
• De tijd tot respons wordt voor elke behandelingsgroep samengevat door middel
van dezelfde steekproefstatistieken, zoals steekproefgemiddelde, mediaan en
standaardafwijking.
• Door de patiënt gerapporteerde resultaten: De EORTC QLQ-C30- en
EQ-5D-5L-vragenlijst worden gebruikt. De scores en de veranderingen ervan ten
opzichte van de baseline worden samengevat en vergeleken tussen de 2
behandelingsgroepen.
Achtergrond van het onderzoek
De diagnose mantelcellymfoom (MCL) wordt in de Verenigde Staten van Amerika
gesteld bij 0,51-0,55/100.000 mensen per jaar, wat goed is voor 6% van alle
non-Hodgkin-lymfomen (NHL*s), met een vergelijkbaar incidentiepercentage
wereldwijd (Smedby and Hjalgrim, 2011; Wang et al, 2015). MCL is een type
kanker dat voorkomt bij oudere mensen met bij de diagnose een mediane leeftijd
van ongeveer 70 jaar (Sharman et al, 2017, Dreyling et al, 2017) Bij mannen
komt het vaker voor dan bij vrouwen, in een verhouding van ruwweg 2,5:1
(Barista et al, 2001; Smedby and Hjalgrim, 2011). De patiënten presenteren zich
gewoonlijk als de ziekte zich al in een gevorderd stadium verkeert: bij 70% van
hen wordt de diagnose gesteld in stadium IV. Meestal is er sprake van
gegeneraliseerde lymfadenopathie en organomegalie. Ongeveer 10-20% van de
patiënten presenteert zich met betrokkenheid van het beenmerg, en B-symptomen
(koorts, nachtelijk zweten en gewichtsverlies) zijn aanwezig bij ongeveer 40%
van de patiënten. Extranodale betrokkenheid van het maagdarmkanaal, vooral de
dikke darm, komt vaak voor, betrokkenheid van het centrale zenuwstelsel komt
echter niet vaak voor (Skarbnik en Goy, 2015).De diagnose is gebaseerd op
pathologische beoordeling met typisch immunofenotype van CD5+, CD20+, CD43+,
CD23-/+, cycline D1+, en CD10-/+ (NCCN Richtlijn, 2018).
Naast het klassieke MCL-immunofenotype van CD20+, is de pathognomonische
kenmerk van MCL is overexpressie van cycline D1, wat een gevolg is van
juxtapositie van het proto-oncogen CCND1 op chromosoom 11q13 met het
immunoglobuline (Ig) zwareketen-gen op chromosoom 14q32. Cycline D1 kan bij
bijna 100% van de monsters worden bevestigd met immunohistochemie. Het
moleculaire gevolg van overexpressie van cycline D1 is ontregeling van de
celcyclusregulering door het onderdrukkende effect van retinoblastoom 1 (RB1)
en de celcyclusremmer p27 te overwinnen. Vaak voorkomende gelijktijdige
afwijkingen zijn secundaire chromosomale en moleculaire wijzigingen met als
doel eiwitten die de celcyclus en senescentie (B-lymfoom Mo-MLV insertie regio
1 homoloog [BMI1], remmer van kinase 4a [INK4a], *alternate reading
frame* [ARF], cycline D-afhankelijk kinase [CDK]4,en RB1) reguleren, en
interferentie met de cellulaire respons op schade aan desoxyribonucleïnezuur
(DNA) (*ataxia telangiectasia mutated* [ATM], checkpoint-kinase 2 [CHK2] en
p53) (Rickert, 2013). Tegelijkertijd zijn β2-microglobuline en
lactaatdehydrogenase (LDH) verhoogd bij respectievelijk 56% en 45% van de
patiënten; deze markers moeten regelmatig worden gecontroleerd op
ziekteactiviteit en zijn ook van belang voor de prognose.
De *Mantle Cell Lymphoma International Prognostic Index* (MIPI) bestaat uit de
parameters van de *Eastern Cooperative Oncology Group* (ECOG)-
performancestatus, leeftijd, aantal leukocyten en LDH, en deelt de patiënten in
in groepen met een laag, intermediair en hoog risico, met een bijbehorende
mediane totale overleving (OS, overall survival) van respectievelijk 72
maanden, 51 maanden, en 29 maanden (Vose, 2013). Het histologische patroon van
MCL is ook prognostisch, met percentages complete respons (CR) van
cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine en prednison (CHOP) voor
mantelzone/nodulaire/diffuse patronen van respectievelijk 73%, 25% en 19%, en
3-jaarsoverlevingspercentages van respectievelijk 100%, 50% en 55% (Barista,
2001). Een andere prognostische factor is de expressie van het
proliferatie-geassocieerde antigen Ki-67; bij 60% van de patiënten vertoont
meer dan 10% van hun tumoren een positieve aankleuring voor Ki-67, waarbij
gevallen met een hoge mate van proliferatie een veel slechtere uitkomst
vertonen dan tumoren met weinig proliferatie.
Het behandelbeleid bij MCL bestaat uit chemo-immunotherapeutische combinaties,
meestal combinaties van rituximab-CHOP (R-CHOP) of bendamustine plus rituximab
(BR) die resulteren in hoge responspercentages, maar bij de patiënten treden
altijd recidieven op (Rummel et al, 2013; Kluin-Nelemans et al, 2012).
Jongere, fitte patiënten hebben de mogelijkheid van zeer intensieve
chemotherapie, zoals hypergefractioneerde cyclofosfamide, vincristine,
doxorubicine, dexamethason (hyper-CVAD) of inductiechemotherapie gevolgd door
stamceltransplantatie, waarbij veel patiënten langdurige remissie bereiken
(Dreyling et al, 2005; Romaguera et al, 2005). Onder de beschikbare therapieën
heeft de BR-combinatie aangetoond betere verdraagbaarheid met lagere
percentages van hematologische toxiciteiten, infecties, perifere neuropathie,
alopecia en stomatitis in vergelijking met R-CHOP. Verder is de BR-combinatie
ook toonde een betere werkzaamheid aan in die zin dat de mediane
progressievrije overleving van BR significant langer is dan R-CHOP (69,5
maanden versus 31,2 maanden; p < 0,0001) bij behandelingsnaïeve MCL-patiënten
(Rummel et al, 2013; Flinn et al, 2014).Combinatietherapie met bendamustine en
rituximab is uitgegroeid tot een van de meest gebruikte eerstelijnsregimes voor
MCL, gezien het recente bewijsmateriaal waaruit blijkt dat langere
progressievrije overleving met deze combinatie dan met R-CHOP (35,4 versus.
22,1 maanden); en een beter veiligheidsprofiel (Martin et al, 2021) Oudere
patiënten en patiënten met comorbiditeiten waardoor behandeling met standaard
chemo-immunotherapieschema*s uitgesloten is en stamceltransplantatie hebben
echter minder mogelijkheden, en de behandeling is grotendeels palliatief. Voor
deze patiënten is geen standaardbenadering voor behandeling bepaald (Dreyling
et al, 2017).
Daarnaast is er tot nu toe geen overtuigend bewijs dat onderhoudstherapie met
rituximab na een combinatiebehandeling met rituximab en bendamustine een
voordeel geeft bij MCL. In een lopend onderzoek bij 120 patiënten met eerder
onbehandelde MCL in stadium II (met hoge tumorlast > 7 cm), III of IV die
werden behandeld met maximaal 6 cycli rituximab en bendamustine, gevolgd door
randomisatie in een verhouding van 1:1 naar onderhoudsbehandeling met rituximab
(375 mg/m2 om de 2 maanden gedurende in totaal 2 jaar) of groepen met alleen
observatie, kon er na een mediane observatieperiode van 4,5 jaar geen
significant verschil in progressievrije overleving (PFS, progression-free
survival) worden waargenomen tussen de 2 groepen (p=0,130, 47 voorvallen,
hazard ratio [HR] 0,64, 95% BI: 0,73-1,14). De mediaan voor
onderhoudsbehandeling met rituximab was nog niet bereikt, en voor de
observatiegroep bedroeg de mediaan 54,7 maanden (95% BI: 40,1. - nog niet
bereikt). Er was geen verschil in OS tussen de groepen (p = 0,271, 27
voorvallen, HR 1,53, 95% BI 0,73 - 3,32) met een mediaan van 69,6 maanden voor
onderhoudsbehandeling met rituximab vergeleken met een nog niet bereikte
mediaan in de observatiegroep (Rummel et al, 2016). De richtlijnen van het
National Comprehensive Cancer Network (NCCN) raden onderhoudsbehandeling met
rituximab na behandeling op basis van bendamustine voor mantelcellymfoom af
(NCCN v5.2018).
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-509908-15-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
De doelstellingen vergelijkt zanubrutinib plus rituximab, gevolgd door
zanubrutinib als monotherapie, versus bendamustine plus rituximab, gevolgd door
alleen observatie.
Primaire doelstelling is het vergelijken van de werkzaamheid, zoals gemeten
door progressievrije overleving (PFS), bepaald door onafhankelijke centrale
beoordeling.
Secundair:
• Evalueren van de werkzaamheid, zoals gemeten door de volgende zaken:
- Progressievrije overleving bepaald door evaluatie van de onderzoeker
- Totaal responspercentage (ORR), zoals bepaald door onafhankelijke centrale
beoordeling en door evaluatie van de onderzoeker
- Duur van de respons (DOR), zoals bepaald door onafhankelijke centrale
beoordeling en door evaluatie van de onderzoeker
- Totale overleving (OS)
- Percentage complete respons (CR) of complete metabole respons zoals bepaald
door onafhankelijke centrale beoordeling en door evaluatie van de onderzoeker
- Tijd tot respons, zoals bepaald door onafhankelijke centrale beoordeling en
door evaluatie van de onderzoeker
- Door de patiënt gerapporteerde resultaten
- Evaluatie van veiligheid en verdraagbaarheid
Verkennend:
- Evalueren van de farmacokinetiek (PK) van zanubrutinib (alleen behandelgroep
zanubrutinib plus rituximab) bij gelijktijdige toediening met rituximab
- Evalueren van de correlatie van bepaalde pathologische kenmerken (bijv.
Ki-67) en moleculaire kenmerken (waaronder, maar niet beperkt tot, mutaties in
genen en routes van de celcyclus en senescentie, reactie op DNA-schade en
celoverleving) met percentage van CR of complete metabole respons, ORR, DOR en
PFS.
- Evalueren van de resistentiemechanismen tegen zanubrutinib
Onderzoeksopzet
Dit is een internationaal, multicenter, fase 3-, open-label, gerandomiseerd,
actief gecontroleerd onderzoek naar zanubrutinib plus rituximab, gevolgd door
zanubrutinib als monotherapie versus bendamustine plus rituximab, gevolgd door
observatie bij ongeveer 500 patiënten met niet eerder behandeld
mantelcellymfoom (MCL) die niet in aanmerking komen voor stamceltransplantatie
door hun leeftijd of comorbiditeiten. Het primaire werkzaamheidseindpunt is PFS
zoals bepaald door onafhankelijke centrale beoordeling. De ziekterespons wordt
geëvalueerd volgens de Lugano-classificatie voor non-Hodgkin-lymfoom (NHL)
(Cheson et al, 2014), hierna Lugano-classificatie voor NHL genoemd.
Centrale randomisatie (1:1) wordt gebruikt om patiënten toe te wijzen aan een
van de volgende behandelingen met het onderzoeksgeneesmiddel:
• Groep A: zanubrutinib plus rituximab gedurende 6 cycli, gevolgd door
zanubrutinib als monotherapie
• Groep B: bendamustine plus rituximab gedurende 6 cycli, gevolgd door
observatie
De randomisatie zal worden gestratificeerd naar MCL International Prognostic
Index (MIPI) -score (laag vs. middelhoog of hoog), leeftijd (>= 70 jaar vs. < 70
jaar) en geografische regio (Noord-Amerika/Europa en de regio Azië-Pacific).
De onderzoeksbehandeling moet beginnen binnen 5 dagen na randomisatie. Elke
cyclus zanubrutinib en rituximab of bendamustine en rituximab bestaat uit 28
dagen. De behandelingen met de onderzoeksgeneesmiddelen worden toegediend als
volgt, afhankelijk van de toewijzing aan de behandeling:
In groep A wordt zanubrutinib toegediend als twee capsules van 80 mg oraal
tweemaal per dag (160 mg tweemaal per dag) met of zonder voedsel. Rituximab
wordt intraveneus toegediend in een dosis van 375 mg/m2, alleen op dag 1 van
cyclus 1 tot en met 6. Zanubrutinib wordt toegediend voorafgaand aan de start
van het infuus met rituximab. Voor patiënten die volgens de onderzoeker een
hoog risico lopen op een infusiereactie, kan rituximab worden toegediend door
middel van gesplitste dosering gedurende meer dan één dag tijdens de eerste
en/of daaropvolgende cycli overeenkomstig de richtlijnen van de instelling.
(OPMERKING: Rituximab split dosering is niet beschikbaar in Japan op basis van
lokale
labelling). Na voltooiing van cyclus 6 gaan de patiënten in groep A verder met
zanubrutinib als monotherapie tot ziekteprogressie, intrekking van toestemming,
overlijden, verloren voor follow-up of het einde van het onderzoek, afhankelijk
van wat zich het eerst voordoet. Na ziekteprogressie worden de proefpersonen
verder gevolgd voor overleving en daaropvolgende MCL-therapieën.
In groep B wordt bendamustine intraveneus toegediend in een dosis van 90
mg/m2/dag op dag 1 en dag 2 van cyclus 1 tot en met 6, en wordt rituximab
intraveneus toegediend in een dosis van 375 mg/m2 op dag 1 van cyclus 1 tot en
met 6. Na voltooiing van cyclus 6 krijgen de patiënten in groep B geen verdere
behandeling, maar worden ze blijvend geobserveerd (inclusief evaluaties van
veiligheid en werkzaamheid) tot ziekteprogressie, intrekking van toestemming,
overlijden, verloren voor follow-up of het einde van het onderzoek, afhankelijk
van wat zich het eerst voordoet. Na ziekteprogressie worden de proefpersonen
verder gevolgd voor overleving en daaropvolgende MCL-therapieën.
Onderzoeksproduct en/of interventie
• Groep A: zanubrutinib plus rituximab gedurende 6 cycli, gevolgd door zanubrutinib als monotherapie • Groep B: bendamustine plus rituximab gedurende 6 cycli, gevolgd door observatie Rituximab wordt toegediend via een intraveneus (IV) infuus.
Inschatting van belasting en risico
Zanubrutinib is een experimenteel middel en daarom is het niet bekend of
zanubrutinib een direct voordeel voor heeft voor de patiënt. Deelnemen aan dit
wetenschappelijke onderzoek kan wel of geen verbetering zijn voor de gezondheid
van de patiënt. Ook al heeft de patiënt zelf geen direct voordeel, andere
mensen kunnen wel voordeel hebben van wat we van dit onderzoek leren.
Nadelen van meedoen aan het onderzoek kunnen zijn:
- mogelijke bijwerkingen/complicaties van de interventie;
- mogelijke nadelige effecten/ongemakken van de metingen in het onderzoek.
Deelname aan het onderzoek betekent ook:
- extra tijd
- een extra of een langere ziekenhuisopname;
- extra testen;
- dat de patiënt zich aan afspraken moet houden;
Publiek
Gateway Drive, 3rd Floor 1840
San Mateo CA 94404
US
Wetenschappelijk
Gateway Drive, 3rd Floor 1840
San Mateo CA 94404
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- Leeftijd >=*70 jaar op het moment van het geven van geïnformeerde toestemming
OF leeftijd
>= 60 jaar en < 70 jaar met comorbiditeiten die autologe stamceltransplantatie
uitsluiten
- Histologisch bevestigde diagnose van MCL gebaseerd op de classificatie van
tumoren van hematopoëtisch en lymfoïd weefsel van de
Wereldgezondheidsorganisatie van 2016
- Geen eerdere systemische behandelingen voor MCL
- Aanwezigheid van meetbare ziekte
- Beschikbaarheid van gearchiveerd weefsel ter bevestiging van de diagnose MCL,
of bereid zijn een biopsie voor een vers biopt te ondergaan
- ECOG-performancestatus van 0, 1 of 2
- Levensverwachting van >= 3 maanden
- Een adequate orgaanfunctie (verwijs naar het Protocol voor meer details)
- Vrouwelijke patiënten die kinderen kunnen krijgen moeten zeer effectieve
anticonceptiemethoden toepassen
- Mannelijke patiënten komen in aanmerking als ze seksuele onthouding
toepassen, als ze een vasectomie hebben ondergaan of als ze instemmen met het
gebruik van barrière-anticonceptie in combinatie met andere methodes
- In staat zijn schriftelijke geïnformeerde toestemming te geven en in staat
zijn de vereisten van het onderzoek te begrijpen en na te leven
- Voor alle patiënten ongeacht hun leeftijd, Creatinineklaring van >= 30 ml/min
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- Bekende betrokkenheid van het centrale zenuwstelsel bij lymfoom
- Een eerdere hematopoëtische stamceltransplantatie
- Eerdere blootstelling aan een BTK-remmer, rituximab of bendamustine
- Patiënten bij wie het doel van de behandeling tumordebulking is, voorafgaand
aan een stamceltransplantatie
- Eerdere maligniteit in de afgelopen 3 jaar, met uitzondering van curatief
behandeld basaalcel- of plaveiselcelcarcinoom van de huid, oppervlakkige
blaaskanker, carcinoom in situ van de baarmoederhals of borst, of
gelokaliseerde prostaatkanker met Gleacon-score 6
- Een klinisch significante cardiovasculaire ziekte (Zie Protocol voor meer
details)
- Voorgeschiedenis van een ernstige bloedingsstoornis zoals hemofilie A,
hemofilie B, ziekte van von Willebrand, of voorgeschiedenis van spontane
bloeding waarvoor een bloedtransfusie of andere medische interventie nodig was
- Voorgeschiedenis van een beroerte of intracraniale bloeding binnen de 6
maanden vóór de eerste dosis van het onderzoeksmiddel
- Niet in staat capsules in te slikken of ziekte die een aanzienlijke invloed
heeft op de gastro-intestinale werking
- Actieve schimmelinfectie, bacteriële en/of virale infectie waarvoor een
systemische behandeling nodig is
- Onderliggende medische aandoeningen die de toediening van het
onderzoeksmiddel volgens de onderzoeker riskant maken of die de interpretatie
van de veiligheids- of werkzaamheidsresultaten volgens de onderzoeker belemmeren
- Bekende infectie met humaan immunodeficiëntievirus (hiv) of serologische
toestand wijzend op actieve hepatitis B- of C-infectie (Zie Protocol voor meer
details)
- Grote operatie binnen 4 weken vóór de eerste dosis van het onderzoeksmiddel
- Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven
- Vaccinatie met een levend vaccin binnen 35 dagen vóór de eerste dosis van het
onderzoeksmiddel
- Aanwezige verslaving aan alcohol of drugs
- Overgevoeligheid voor zanubrutinib, bendamustine of rituximab of een van de
andere bestanddelen van de onderzoeksmiddelen
- Heeft een voortdurende behandeling met een krachtige CYP3A-remmer of
-inductor nodig
- Gelijktijdige deelname aan een ander therapeutisch klinisch onderzoek
- Patiënten die alleen in Duitsland zijn geïncludeerd en die ernstig
immuungecompromitteerd zijn
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2023-509908-15-00 |
EudraCT | EUCTR2019-000413-36-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT04002297 |
CCMO | NL75419.078.20 |