Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-512317-40-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Doelstelling voor fase 1 Primair• Beoordeling van de veiligheid van NTLA-2002 en identificatie van de dosering(en) voor gebruik…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Congenitale en erfelijke aandoeningen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Eindpunten voor fase1:
• De veiligheid en verdraagbaarheid zoals vastgesteld aan de hand van
ongewenste voorvallen (AE*s)
• Dosislimiterende toxiciteiten (DLT*s)
Eindpunten voor fase 2
• Aantal HAE-aanvallen maand (volgens HAE Attack Assessment and Reporting
Procedure - zie paragraaf 10.3),
Weken 1 tot 16
Secundaire uitkomstmaten
Fase 1:
• afwijking ten opzichte van baseline van de totale prekallikreïne/
kallikreïnespiegel in plasma
• meten van plasma- en urineconcentraties van DMG-PEG2k, LP000001, Clustered
Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats (regelmatig onderbroken korte
palindroomherhalingen) (CRISPR)/CRISPR-geassocieerd eiwit 9 (Cas9)
boodschapper-ribonucleïnezuur (mRNA) en single-guide RNA (sgRNA)
Verkennend
• aantal HAE-aanvallen per maand (volgens de HAE Attack Assessment and
Reporting Procedure - zie paragraaf 10.3) en aantal HAE-aanvallen waarvoor
acute therapie nodig was per maand (weken 1 tot 16, weken 5 tot 16)
• incidentie en titer van antigeneesmiddel-antilichamen (ADA) tegen NTLA-2002
en anti-Cas9-eiwitantilichamen
• afwijking ten opzichte van baseline van de kallikreïne-activiteit
Fase 2:
• veiligheid en verdraagbaarheid zoals vastgesteld aan de hand van ongewenste
voorvallen (AE*s)
• aantal HAE-aanvallen per maand (volgens de HAE Attack Assessment and
Reporting Procedure - zie paragraaf 10.3) (weken 5 tot 16) en aantal
HAE-aanvallen waarvoor acute therapie nodig was per maand (weken 1 tot 16,
weken 5 tot 16)
• aantal matige of ernstige HAE-aanvallen per maand (weken 5 tot 16)
• Verandering ten opzichte van baseline van het prekallikreïne/kallikreïne
eiwit niveau in het totale plasma
• plasma- en urineconcentraties van DMG-PEG2k, LP000001, Cas9 mRNA en sgRNA
Verkennend
• incidentie en titer van ADA tegen NTLA-2002 en anti-Cas9-eiwit-antilichamen
• afwijking ten opzichte van baseline van het gebruik van on-demand
HAE-medicatie voor aanvallen (weken 1-16, weken 5-16)
• afwijking ten opzichte van baseline van het gezondheidszorggebruik voor
HAE-aanvallen (weken 1 tot16, weken 5 tot 16)
• afwijking ten opzichte van baseline van de levenskwaliteit (QoL)-parameters
zoals bepaald aan de hand van de MOXIE angio-oedeem QoL-score EQ-5D-5L en
WPAI-GH.
• afwijking ten opzichte van baseline van de kallikreïne-activiteit
Achtergrond van het onderzoek
Erfelijk angio-oedeem (HAE) is een zeldzame, autosomaal dominante genetische
aandoening die wordt gekenmerkt door ernstige terugkerende en onvoorspelbare
ontstekingsaanvallen in verschillende organen en weefsels van het lichaam, die
pijnlijk, slopend en levensbedreigend kunnen zijn. Wanneer een persoon HAE
heeft, betekent dit dat ze zijn geboren met een mutatie op het Serping 1-gen,
waardoor een haploinsufficiëntie van C1INH-eiwitactiviteit ontstaat. Deze
mutatie veroorzaakt de productie van abnormale PKK, wat op zijn beurt een
abnormale toename veroorzaakt van een eiwit genaamd "bradykinine", dat
verantwoordelijk is voor de symptomen van HAE. NTLA-2002 is ontwikkeld om
mogelijk HAE te behandelen, door het KLKB1-gen in de lever uit te schakelen.
NTLA 2002 bestaat uit een CRISPR/Cas9-genbewerkingssysteem, dat het KLKB1-gen
in DNA kan uitschakelen. Omdat het KLKB1-eiwit in de lever wordt geproduceerd,
is NTLA-2002 verpakt in "lipide nanodeeltjes" (LNP) die NTLA-2002 rechtstreeks
in de lever kunnen afleveren en andere organen en weefsels kunnen vermijden.
Als er voldoende kopieën van het abnormale KLKB1-gen uit de lever worden
verwijderd, stopt de productie van PKK, wat de overmatige opbouw van
bradykinine stopt. Als gevolg van deze verlaagde bradykinine kunnen ook de
symptomen van HAE-ziekte worden verminderd.
NTLA-2002 is een onderzoeksgeneesmiddel dat wordt bestudeerd als een mogelijke
nieuwe behandeling voor HAE en deze studie zal de effecten van NTLA-2002 bij
patiënten met HAE onderzoeken. De doelen van deze studie zijn:
• Evalueer hoe veilig en goed verdragen verschillende doses NTLA-2002 zijn bij
patiënten met HAE.
• Evalueer hoeveel en hoe snel NTLA-2002 in het bloed wordt opgenomen en
vervolgens wordt afgebroken of uit het lichaam wordt geëlimineerd.
• Evalueer het effect van NTLA-2002 op HAE-aanvallen.
• Beoordeel de immuunrespons van het lichaam op NTLA-2002
• Evalueer veranderingen in het gebruik van on-demand HAE-medicatie en in de
gezondheidszorg voor HAE-aanvallen
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-512317-40-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Doelstelling voor fase 1
Primair
• Beoordeling van de veiligheid van NTLA-2002 en identificatie van de
dosering(en) voor gebruik in fase 2
Secundair
• De beoordeling van de FD van NTLA-2002
• De beoordeling van de FK van NTLA-2002
Verkennend
• Beoordeling van het effect van NTLA-2002 op HAE-aanvallen
• Beoordeling van de immuunrespons op NTLA-2002
• Beoordeling van andere PD-parameters voor NTLA-2002
Doelstelling voor fase 2
Primair
• Beoordeling van het effect van NTLA-2002 op HAE-aanvallen
Secundair
• De beoordeling van de veiligheid van de geselecteerde dosis/doses NTLA 2002
• De beoordeling van andere metingen van het effect van NTLA-2002 op
HAE-aanvallen
• De beoordeling van de FD van NTLA-2002
• De beoordeling van de FK van NTLA-2002
Verkennend
• De beoordeling van de immuunrespons op NTLA-2002
• De beoordeling van ziektegerelateerde uitkomsten
• Beoordeling van de door de patiënt gerapporteerde uitkomsten
• De beoordeling van andere FD-bepalingen van NTLA-2002
Onderzoeksopzet
De studieopzet bestaat uit 2 delen: fase 1 en fase 2. Het fase 1-gedeelte van
deze studie bestaat uit een open-label opzet met een enkelvoudige oplopende
dosis met maximaal 30 proefpersonen met hereditair angio-oedeem (HAE) type I en
II ter evaluatie van de veiligheid, verdraagbaarheid, farmacokinetiek (PK) en
farmacodynamiek (PD). De analyse en beoordeling van de fase 1-gegevens zullen
worden gebruikt om tot 2 veilige, actieve en mogelijk werkzame doses te
identificeren die verder zullen worden bestudeerd in een gerandomiseerde,
dubbelblinde, placebogecontroleerde vervolgstudie (fase 2) bij niet meer dan 25
proefpersonen met HAE type I of type II om het verband tussen de
NTLA-2002-dosis, het primaire beoogde PD-effect, namelijk de afname van het
totale prekallikreïne/kallikreïne eiwit, de veiligheid en de therapeutische
activiteit beter te kunnen beoordelen. Samen zullen de 2 delen van deze studie
worden gebruikt om de optimale biologische dosis (OBD) voor toekomstige studies
te identificeren en te bevestigen. De OBD is een dosis met bewezen veiligheid
en verdraagbaarheid die een maximale klinisch betekenisvolle afname van het
aantal HAE-aanvallen bereikt. De screeningperiode duurt niet langer dan 42
dagen voor proefpersonen in fase 1 en niet langer dan 56 dagen in fase 2.
Proefpersonen worden gedurende ongeveer 6 uur na de behandeling continu
geobserveerd. Zowel voor fase 1 als voor fase 2 zal de primaire
observatieperiode 16 weken duren, gevolgd door een langdurige observatieperiode
van 88 weken (in totaal 104 weken observatie na behandeling). Sommige
studiebezoeken kunnen buiten het studiecentrum plaatsvinden (zie
Procedureschema [paragraaf 1.3]). Mogelijkheden voor deze bezoeken zijn
bijvoorbeeld telefonische contacten, beoordelingen door medisch personeel bij
de proefpersoon thuis of een beoordeling door de huisarts van de proefpersoon.
Fase 2 zal maximaal 25 proefpersonen in hoogstens 3 groepen includeren,
waaronder tot 2 groepen behandeld worden met verschillende doseringen NTLA-2002
en 1 groep behandeld wordt met een zoutoplossing-placebo. De voor fase 2
geselecteerde doseringen NTLA-2002 zijn doses waarvan in fase 1 is vastgesteld
dat ze veilig zijn en goed worden verdragen, leiden tot een afname van ten
minste 60% van de gemiddelde bepalingen van het prekallikreïne/kallikreïne
eiwit van baseline tot nadir en met een bewezen daling van het aantal
HAE-aanvallen. Indien 2 doseringsniveaus worden voorgesteld, zou de lagere
dosering de minimumdosis zijn waarmee waarschijnlijk een 60% afname van de
kallikreïne eiwit in week 4 wordt bereikt bij de typische (gemiddelde)
proefpersoon. Het aanbevolen hogere doseringsniveau zou de minimumdosis zijn
waarmee in week 4 bij 90% van de proefpersonen waarschijnlijk een 60% afname
van het kallikreïne eiwit kan worden bereikt. Acute medicatie om
angio-oedeemaanvallen te behandelen, kan worden gebruikt tijdens de volledige
studieperiode. Na de primaire observatieperiode van 16 weken kunnen
proefpersonen, naar goeddunken van de onderzoeker, ook een andere therapie
starten om hun HAE te behandelen.
Na bepaling van de OBD in fase 2 kunnen proefpersonen die in fase 1 of 2 een
lagere dosis dan de OBD kregen, een enkele vervolgdosis aangeboden krijgen van
de OBD. Proefpersonen die placebo kregen, wordt een enkele OBD-dosis
aangeboden, nadat alle proefpersonen de beoordelingen van week 16 hebben
afgerond (of de studie vóór de beoordelingen van week 16 hebben verlaten) en de
blindering van het onderzoek is opgeheven. Proefpersonen die voor deze opties
kiezen, moeten vanaf de toediening het procedureschema opnieuw opstarten.
Gedetailleerde informatie voor dergelijke proefpersonen die de eindpunten voor
de vervolgdosis, geschiktheidscriteria en daaropvolgende beoordelingen
beschrijft, is gebaseerd op studiedata en wordt verstrekt in een afzonderlijk
document alvorens de proefpersonen een vervolgdosis krijgen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Niet-klinisch: Geïnformeerde toestemming Ontvangst van opname-/uitsluitingscriteria Demografische gegevens en medische geschiedenis Gelijktijdig gebruik van medicijnen Geschiedenis van HAE-aanvallen 3 vragenlijsten invullen over de kwaliteit van leven Bijwerkingen Klinisch: Fysiek onderzoek Vitale functies Gefocuste PE HBV- en HCV-serologieën C1-INH veiligheidslaboratoriumtests Geneesmiddeltoediening: een infusie van 250 ml gedurende 4 uur. PK/PD/Biomarker/Immunogeniciteitsbeoordelingen
Inschatting van belasting en risico
De risico's die aan deze studie zijn verbonden, zijn zorgvuldig beoordeeld in
dierstudies en in fase 1 van deze studie bij volwassenen met HAE. Volwassenen
met HAE kregen NTLA-2002 in een dosis van 25, 50 of 75 mg.
Op basis van de onderzoeken met NTLA-2002 en veiligheidsinformatie van andere
soorten geneesmiddelen voor menselijk gebruik die lipide nanodeeltjes bevatten,
zijn de volgende risico's geïdentificeerd:
• Infusiegerelateerde reacties: reacties gerelateerd aan de intraveneuze
infusie van het onderzoeksgeneesmiddel zijn waargenomen bij patiënten die
NTLA-2002 kregen. Dit kunnen tekenen en symptomen zijn zoals koorts, koude
rillingen, lage of hoge bloeddruk, blozen, buikpijn, hoofdpijn, misselijkheid,
rugpijn, zweten, langzame of snelle hartslag, huiduitslag en/of kortademigheid,
en kunnen optreden tijdens de infusie. of kort na infusie. Deze reacties kunnen
samen voorkomen met de symptomen van een allergische reactie, waaronder
netelroos en piepende ademhaling. Mensen met HAE lopen mogelijk een verhoogd
risico op een HAE-aanval tijdens een medische procedure, inclusief de
intraveneuze infusie van onderzoeksgeneesmiddelen. Uw arts zal met u bespreken
wat de beste manier is om u voor te bereiden op een HAE-aanval op het moment
van de infusie en kan u aanraden om een C1-remmer in te nemen voorafgaand aan
de infusie van het onderzoeksgeneesmiddel.
Andere mogelijke risico's van NTLA-2002 zijn onder meer:
• Verhoogde leverenzymen (wat een teken kan zijn van ontsteking of schade aan
de cellen in de lever).
• Verhoogd risico op trombose (vorming van een bloedstolsel).
• Verminderd vermogen om bloedstolsels te vormen en bloedingen te stoppen.
• Onbedoelde blijvende veranderingen in uw DNA. Het onderzoeksgeneesmiddel
(NTLA-2002) is ontworpen om specifieke, blijvende veranderingen aan te brengen
op een specifieke plaats in uw genetisch materiaal (KLKB1-gen). Eerdere
laboratoriumstudies met het studiegeneesmiddel, in menselijke cellen en met
hogere doseringen dan in dit onderzoek gegeven, hebben aangetoond dat
toediening van dit geneesmiddel ook op andere plaatsen in je DNA blijvende
genetische veranderingen kan veroorzaken. We weten niet of er in het kader van
dit onderzoek ook een kans bestaat dat er op andere plekken in uw DNA
veranderingen optreden. We kunnen in ieder geval niet uitsluiten dat dit
gebeurt. Veranderingen in je DNA kunnen ernstige gevolgen hebben, zoals een
grotere kans op kanker. Alle studiedeelnemers met NTLA-2002 en gerelateerde
aggregaties worden verzocht om gedurende 15 jaar na ontvangst van het
onderzoeksgeneesmiddel deel te nemen aan vervolgonderzoeken.
Allergische reacties zijn altijd mogelijk bij een geneesmiddel dat u nog niet
eerder heeft gebruikt. Ernstige allergische reacties kunnen levensbedreigend
zijn. Symptomen van een allergische reactie kunnen zijn:
o huiduitslag, jeuk
o niezen of loopneus
o zwelling van het gezicht, de tong of de keel
o buikpijn of diarree
o moeilijke ademhaling (piepende ademhaling)
o onregelmatige of snelle hartslag
o zich licht in het hoofd voelen of flauwvallen
o aanvallen.
Het geneesmiddel dat we onderzoeken, kan ook bijwerkingen hebben waarvan we op
dit moment niet op de hoogte zijn.
Publiek
Erie St 40
Cambridge MA 02139
US
Wetenschappelijk
Erie St 40
Cambridge MA 02139
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Mogelijke goedkeuring van protocolafwijkingen van rekruterings- en
inschrijvingscriteria, ook ontheffingen of vrijstellingen van het protocol
genoemd, is niet toegestaan. Deelnemers komen alleen in aanmerking voor
deelname aan de studie als aan alle volgende criteria is voldaan:
1. Proefpersonen >= 18 jaar op het moment van ondertekening van het formulier
met patiënteninformatie voor deelname aan het onderzoek.
2. Gedocumenteerde diagnose van HAE (type I of II) bevestigd door
laboratoriummetingen van functioneel C1-INH- en C1-INH-concentraties:
a. voor HAE type I: zowel functioneel C1-INH niveau EN C1-INH concentratie
moeten <50% van de normale waarden bedragen (of volgens de lokale normen)
b. voor HAE type II: functioneel C1-INH niveaumoet <50% van de normale waarde
bedragen (of volgens de lokale normen); C1-INH concentratie moet normaal zijn
of hoger dan normaal.
C1-INH metingen tijdens de screening in een centraal of geaccrediteerd lokaal
laboratorium of eerder gedocumenteerde resultaten van een geaccrediteerd lokaal
laboratorium kunnen gebruikt worden om geschiktheid de bevestigen. Indien
frequent gebruik van C1-INH voor de preventie of behandeling van HAE-aanvallen
de interpretatie van C1-INH metingen bemoeilijkt, kan genetisch onderzoek naar
bekende varianten van het SERPING1-gen in een lokaal laboratorium worden
gebruikt ter bevestiging van geschiktheid in overleg met de opdrachtgever.
3. Door de onderzoeker bevestigde aanvallen (volgens bijlage 3 in paragraaf
10.3):
a. Alleen fase 1: proefpersonen moeten een door de onderzoeker bevestigde en
gedocumenteerde voorgeschiedenis van minstens 3 HAE-aanvallen in de afgelopen 3
maanden (90 dagen) hebben vanaf de start van de screening.
b. Alleen fase 2: proefpersonen moeten een door de onderzoeker bevestigde en
gedocumenteerde voorgeschiedenis van minstens 3 HAE-aanvallen in de afgelopen 3
maanden (90 dagen) hebben om te kunnen deelnemen aan de
screening/inloopperiode. Ze moeten ook een door de onderzoeker bevestigde en
gedocumenteerde voorgeschiedenis van minstens 2 HAE-aanvallen hebben tijdens de
screening/inloopperiode van maximaal 8 weken (tot 56 dagen) (of minstens 3 om
in aanmerking te komen voor vroege inclusie en randomisatie).
c. Alleen voor Nederland: Zowel voor fase 1 als fase 2 moeten de HAE-aanvallen
bij proefpersonen onvoldoende gecontroleerd zijn geweest, volgens het oordeel
van de onderzoeker, terwijl ze ten minste één voorafgaand profylaxeregime
ontvingen of de proefpersoon moest stoppen met of ongeschikt geacht worden voor
profylactische geneesmiddelen.
4. Alleen fase 2: Proefpersonen moeten ermee instemmen zich te onthouden van
het gebruik van profylactische geneesmiddelen vanaf 5 halfwaardetijden vóór het
begin van de screening/inloopperiode tot het einde van de primaire
observatieperiode van 16 weken. De onderzoeker dient te bevestigen dat dit
medisch aanvaardbaar is en geen overmatig veiligheidsrisico*s meebrengt voor de
patiënt. Zie paragraaf 10.2 voor een lijst van profylactische medicatie,
halfwaardetijden en aanbevolen wash-out periode.
5. Proefpersonen moeten toegang hebben tot en in staat zijn om gebruik te maken
van >= 1 acuut geneesmiddel(en) om aanvallen van angio-oedeem te behandelen.
6. Proefpersonen moeten voldoen aan de volgende laboratoriumcriteria tijdens de
screening:
a. aspartaataminotransferase (ASAT), alanineaminotransferase (ALAT) en totale
bilirubine (zie de uitzondering voor het syndroom van Gilbert hieronder) <=
bovengrens van normaal (ULN) bij de screening.
b. voor proefpersonen met een voorgeschiedenis van het syndroom van Gilbert,
totale bilirubine <= 2 × ULN bij de screening.
c. Serum creatinine is < ULN of proefpersonen met een serum creatinine boven de
ULN kunnen worden opgenomen als de geschatte glomerulaire infiltratiesnelheid
(eGFR) > 60 ml/min/1,73 m2 is, zoals gemeten door de Modification of Diet in
Renal Disease formule bij de screening.
d. aantal bloedplaatjes >= 100.000 cellen/mm3 bij de screening.
e. binnen het referentiebereik van of met een door de hoofdonderzoeker (PI)
bepaalde klinisch niet-significante partiële tromboplastinetijd (aPTT),
internationale genormaliseerde ratio (INR), fibrinogeen- en d-dimeerspiegel bij
de screening.
7. Mannelijke proefpersonen met vruchtbare partners moeten akkoord gaan om een
condoom te gebruiken vanaf het tijdstip waarop geïnformeerde toestemming wordt
verleend en gedurende 4 maanden na de toediening van het studiegeneesmiddel.
8. Mannelijke proefpersonen moeten ermee instemmen om gedurende 4 maanden na
toediening van het studiegeneesmiddel geen sperma te doneren. Deze periode kan
worden verlengd tot na de 4 maanden als spermadonatie gecontra-indiceerd is op
basis van landspecifieke richtlijnen.
9. Vrouwelijke vruchtbare proefpersonen moeten ermee instemmen om een door het
protocol gespecificeerde zeer doeltreffende methode van anticonceptie te
gebruiken (zie paragraaf 10.5) vanaf het moment waarop de geïnformeerde
toestemmingsprocedure is afgerond tot 12 maanden na toediening van de laatste
dosis van het studiegeneesmiddel. Dit is niet vereist voor vrouwelijke
proefpersonen die ofwel:
a. Postmenopauzaal zijn (bepaald als geen menstruatie hebbende gedurende 12
maanden zonder een andere medische oorzaak) voorafgaand aan de screening. Ook
minstens 2 hoge metingen van het follikelstimulerend hormoon (FSH) in het
postmenopauzale bereik kunnen worden gebruikt om een postmenopauzale toestand
te bevestigen bij vrouwen met minder dan 12 maanden amenorroe en die geen
hormonale anticonceptie of hormonale substitutietherapie gebruiken; OF
b. Minstens 1 maand voorafgaand aan de screening chirurgisch steriel zijn
(d.w.z. hysterectomie, bilaterale salpingectomie of bilaterale ovariëctomie).
10. Proefpersonen moeten ermee instemmen om niet deel te nemen aan een andere
interventionele studie voor de duur van deze studie.
11. Proefpersonen moeten in staat zijn om schriftelijke geïnformeerde
toestemming te verlenen.
12. Alleen voor Frankrijk: volwassenen die onder voogdij staan, worden niet in
staat geacht geïnformeerde toestemming te geven.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Deelnemers komen niet in aanmerking voor deelname aan de studie als aan een van
de volgende criteria is voldaan:
1. Gebruik van ecallantide vanaf 1 week vóór de start van de screening tot en
met de primaire observatieperiode van 16 weken.
2. Gebruik van C1-esteraseremmer (C1-INH) voor HAE binnen 5 halfwaardetijden
van het middel vóór aanvang van de fase 2 screening/inloopperiode, d.w.z. dat
een wash-out van 24 uur is vereist vooraleer de screening/inloopperiode kan
beginnen na het gebruik van gezuiverd C1-INH (ruconest) afkomstig van konijn en
een wash-out van 4 dagen vóór de aanvang van de screening/inloopperiode na het
gebruik van humaan gezuiverd C1-INH (berinert). Opmerking: tijdens de
screening/inloopperiode kan C1-INH worden gebruikt om een acute HAE-aanval te
behandelen.
3. Gelijktijdige diagnose van elk ander type terugkerend angio-oedeem,
inclusief verworven of idiopathisch angio-oedeem.
4. Proefpersonen met een bekende overgevoeligheid voor een van de lipide
nanodeeltjescomponenten (LNP) (of de hulpstoffen daarvan) of die eerder LNP
hebben gekregen en die behandelingsgerelateerde klinisch significante
laboratoriumafwijkingen of bijwerkingen ervaarden zoals hieronder vermeld:
a. ALAT of ASAT > 3 × ULN indien baseline normaal was of > 3 × baseline indien
baseline boven de normale waarde lag.
b. INR, aPTT of d-dimeer > 1,5 × ULN indien baseline normaal was of > 1,5 ×
baseline indien baseline boven de normale waarde lag.
c. Elk aan de LNP-behandeling gerelateerd AE dat is geclassificeerd als CTCAE
graad 3 of hoger.
d. Een infuusreactie (IRR) op een LNP bevattend product (of hulpstoffen)
waarvoor behandeling of stopzetting van het infuus vereist is; OPMERKING:
tragere toediening van het infuus om een IRR te verzachten, wordt niet als
exclusief beschouwd.
e. Elk aan de LNP-behandeling verbonden AE dat volgens het oordeel van de
onderzoeker als exclusief moet worden beschouwd.
5. Blootstelling aan angiotensineconverterend enzym (ACE)-remmers of oestrogeen
bevattende geneesmiddelen met systemische absorptie binnen 90 dagen voorafgaand
aan de toediening van het studiegeneesmiddel.
6. Niet in staat of niet bereid om het vereiste medicatieregime voorafgaand aan
de behandeling te volgen.
7. Vrouwelijke vruchtbare proefpersonen worden uitgesloten van de studie als ze:
a. borstvoeding geven of van plan zijn om borstvoeding te geven gedurende de
behandeling en gedurende nog eens 12 maanden na toediening van de laatste dosis
van het studiegeneesmiddel.
b. een positieve zwangerschapstest hebben bij de screening en/of het bezoek op
dag 1.
8. Gebruik van antitrombotica anders dan aspirine (bijv. warfarine, dabigatran,
apixaban) binnen 14 dagen voorafgaand aan de toediening van het
studiegeneesmiddel.
9. Voorgeschiedenis van trombofilie of positieve genetische test voor factor V
Leiden en/of protrombine 20210.
10. Voorgeschiedenis van cirrose.
11. Bekende of vermoedelijke systemische virale, parasitaire of
schimmelinfectie inclusief coronavirusziekte (COVID-19) of antibiotica gekregen
voor bacteriële infectie binnen 14 dagen voorafgaand aan de screening.
12. Voorgeschiedenis van hepatitis B- of C-infectie of positieve hepatitis
B-oppervlakteantigeen (HbsAg) of hepatitis C-virusantilichaam (HCVAb)-test bij
de screening.
13. Voorgeschiedenis van een humaan immunodeficiëntievirus (hiv) positieve
status.
14. Een eerdere lever-, hart- of andere solide orgaantransplantatie of
beenmergtransplantatie of verwachte transplantatie binnen 1 jaar na de
screening. Opmerking: een voorgeschiedenis van of een geplande
hoornvliestransplantatie is niet uitsluitend.
15. De patiënt heeft een voorgeschiedenis van alcohol- of drugsmisbruik tijdens
de 3 jaar die de screening voorafgaan.
16. Elke aandoening, laboratoriumafwijking, psychosociale stress veroorzakende
factor, gedragspatroon of andere reden die, naar de mening van de onderzoeker,
de veiligheid van de proefpersoon nadelig zou kunnen beïnvloeden, de
beoordeling van studieresultaten zou kunnen verslechteren of de naleving van de
studievoorwaarden zou kunnen beletten.
17. Niet bereid om de studieprocedures te volgen, inclusief de opvolging zoals
gespecificeerd in het protocol of niet bereid om volledig samen te werken met
de onderzoeker.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2024-512317-40-00 |
EudraCT | EUCTR2021-001693-33-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT05120830 |
CCMO | NL78549.000.21 |