Doelstelling: Identificatie van immunologische responsen welke geïnduceerd worden door verschillende schema's van SABR in vroeg stadium-NSCLC. Expressie en activatie niveau van immuun effector subsets zullen worden beoordeeld in perifeer bloed…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Ademhalingsorgaan- en mediastinale neoplasmata maligne en niet-gespecificeerd
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire eindpunten van deze studie zijn de immunologische reacties in het
tumor micro milieu en in het perifere bloed. Deze eindpunten worden beoordeeld
door onderzoek van de vloeibare biopsieën (liquid biopsies) en het perifeer
bloed om immunomodulatie te detecteren.
Secundaire uitkomstmaten
Geen secundaire variabelen
Achtergrond van het onderzoek
SABR is een vorm van hypofractionele radiotherapie met een hoog biologisch
effectieve dosis (BED) van >=100 Gy in fracties van 1-8. SABR is momenteel
standaard zorg in vroeg stadium niet-kleincellige longkanker (ES-NKCLC) voor
patiënten die niet geschikt zijn voor chirurgie, met een locoregionale tumor
controle van 85-90% in vijf jaar. Analyse van bijna 1600 patiënten uit zowel de
Vrije Universiteit medisch centrum (VUmc) en het MD Anderson is gebleken dat
het risico van afstandsmetastasen binnen 5 jaar na SABR behandeling tweemaal zo
hoog is als die van locoregionale recidieven, wat verder onderzoek op
combinatietherapie rechtvaardigt ter verbetering van de systemische
effectiviteit van de behandeling. Radiotherapie is een modaliteit welke goed te
combineren valt met immunologische therapieën (bijvoorbeeld
checkpoint-remmers), vanwege de beperkte toxiciteit en langdurige responsen van
gecombineerde behandeling in preklinische studies. SABR kan een
tumor-specifieke immuunrespons opwekken, zoals preklinische en klinisch
aangetoond is middels systemische T-cel activatie gepaard gaande met een
stijging van de PD-1 expressie in een grote fractie van ES-NSCLC patiënten na
SABR. Deze verhoogde immuun activatie was niet zichtbaar in het bloed na
chirurgie in dezelfde patiëntenpopulatie.
Het abscopal effect is voor het eerst beschreven door Mole in 1953 en
beschrijft de regressie van tumor laesies buiten het bestralingsveld na lokale
radiotherapie. Abscopal effects worden zelden gezien na enkel radiotherapie,
waarschijnlijk vanwege het suppressieve effect van het tumor micro milieu. De
combinatie van radiotherapie met immuun-checkpoint-inhibitors kan dit
suppressieve milieu verhelpen en kan het abscopal effect induceren, wat de
ratio ondersteunt voor een combinatie-behandeling. Adjuvante Durvalumab
behandeling (PD-L1 antilichaam) in aanvulling op chemoradiotherapie verbetert
de progressie-vrije overleving in patiënten met locally advanced irresectabel
stadium III longkanker, volgens de resultaten van de fase III PACIFIC trial.
Ook de lokale objectieve respons steeg van 16% naar 28.4% met Durvalumab, wat
mogelijk kan suggereren dat er tevens een lokale immuunrespons werd opgewekt.
Deze resultaten steunen het concept van SABR als een 'in-situ vaccinatie'
therapie, wat versterkt kan worden door gelijktijdige behandeling met ICI.
Echter, er blijft veel onbekend betreft radiotherapie-geïnduceerde
immunologische responsen in vivo, zeker met betrekking tot SABR. Verschillende
SABR fractionatie schema's lijken een vergelijkbare uitkomst te hebben met
betrekking tot lokale controle, echter deze kunnen heel divers zijn op het
gebied van immunologische effecten (bijvoorbeeld MHC expressie, activatie van
effector T cellen, T cel infiltratie, etc.), zoals is aangetoond in
preklinische studies. Vele klinische studies exploreren de effectiviteit van
combinatiebehandelingen in NSCLC. Echter, het optimale fractionatie schema,
SABR dosis en optimale behandelschema met immuuntherapie is tot op heden nog
niet gevonden. Het kan derhalve zo zijn dat in diverse huidige
immuno-radiotherapie studies niet het optimale schema wordt gebruikt ter
initiatie van een pro-inflammatoire immuunrespons. Preklinische modellen laten
een correlatie zien tussen de fractie dosis en het abscopal effect en tussen de
biologische effectieve dosis (BED) en het abscopal effect met een kans van 50%
op een abscopal effect bij een BED van 60 Gy. Recente preklinische data laat
zien dat een hoge fractie dosis de expressie van TREX1 kan induceren, een
intracellulaire nuclease die interfereert met signalen via het STING pathway en
derhalve mogelijk type-I FN secretie door bestraalde cellen kan hinderen, zodat
er de ontwikkeling van een adaptieve immuunrespons gehinderd wordt. Ondank de
grote hoeveelheid preklinische data, blijft klinische data met betrekking tot
de immunologische effecten van radiotherapie, en SABR specifiek, zeer beperkt,
wat de huidige explorerende klinische studie in dit voorstel rechtvaardigt.
Deze studie zal niet alleen van belang zijn voor vroeg stadium NSCLC, maar kan
ook van belang zijn voor toekomstige studies op het vlak van de
oligometastasen, aangezien chemotherapie in stadium IV ziekte steeds meer wordt
vervangen door immuun modulerende behandelingen. Gezien het aantal positieve
studies, groeit het aantal verschillende immuun modulerende immuun-oncologische
drugs die worden goedgekeurd voor stadium IV ziekte. Aangezien SABR een
significante effectiviteit heeft in oligo-gemetastaseerde ziekte, is het
integreren van beide modaliteiten een logische aanpak. Patiënten met synchrone
of metachrone metastasen kunnen voordeel hebben van systemische therapie in
combinatie met een lokale behandeling zoals SABR met betrekking tot ziekte
vrije overleving, alhoewel dit gedaan wordt met een grote variatie in (fractie)
dosis radiotherapie. Voor een beter begrip en toepassing van SABR in deze
situaties is het van groot belang dat de immunologische effecten van SABR
worden onderzocht. Wij streven ernaar om de data van deze studie (laag tumor
volume vroeg stadium NSCLC SABR studie) te gebruiken voor de ontwikkeling van
toekomstige immuno-radiotherapie studies in patiënten met oligo-gemetastaseerde
ziekte.
Doel van het onderzoek
Doelstelling: Identificatie van immunologische responsen welke geïnduceerd
worden door verschillende schema's van SABR in vroeg stadium-NSCLC. Expressie
en activatie niveau van immuun effector subsets zullen worden beoordeeld in
perifeer bloed en en liquid biopsies(plasma/serum).
Hypothese: Wij verwachten dat bepaalde SABR schema's de immuun activatie status
meer kunnen beïnvloeden dan andere fractionatie schema's, welke kunnen leiden
tot veranderingen in de cellulaire samenstelling in het bloed als een gevolg
van lokale en/of systemische omschakeling van een meer suppressief
immuunsysteem naar een meer geactiveerde immuunrespons.
Onderzoeksopzet
Dit is een hypothese genererende studie waarin de immunologische en moleculaire
effecten van SABR worden geëvalueerd in patiënten met een vroeg stadium NSCLC.
Patiënten met een vroeg stadium (T1N0-T3N0/Nx) NSCLC, perifeer of centraal
gelegen, en histologisch of cytologisch bevestigd of verdenking op een vroeg
stadium niet kleincellig longkanker welke in aanmerking komen voor SABR,
worden gevraagd te participeren in deze studie. Patiënten worden behandeld met
een passend SABR schema op basis van de richtlijnen. Translationeel onderzoek
ter evaluatie van de immuunrespons na SABR, zal door middel van FACS analyses,
ctDNA analyses en NanoString analyses worden verricht in perifeer bloed.
Perifeer bloed zal worden afgenomen voor de studie op diverse tijdstippen vóór,
tijdens en enkele malen na SABR. De primaire eindpunten van deze studie zijn de
immunologische reacties in het perifere bloed. Het eindpunt immuunmodulatie
door SABR wordt beoordeeld door bovenstaande analyses van de liquid biopsies en
het perifere bloed.
Inschatting van belasting en risico
De lasten en risico's van deze studie zijn beperkt, aangezien wij slechts
enkele malen een venapunctie vragen van patiënt teneinde perifeer bloed te
verkrijgen.
Publiek
De Boelelaan 1117
Amsterdam 1081 HV
NL
Wetenschappelijk
De Boelelaan 1117
Amsterdam 1081 HV
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Patiënt met een histologisch of cytologisch bevestigde diagnose of
verdenking op een vroeg stadium niet kleincellig longkanker (T1N0-T3N0/Nx),
waarbij SABR is geadviseerd na overleg in een multi-disciplinaire tumor raad.
2. Bereid en in staat om een geschreven informed consent te tekenen voor de
studie
3. Leeftijd van 18 jaar of ouder op de dag van het tekenen van de informed
consent
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Een diagnose van immuundeficiëntie of als patiënt systemische steroïden
behandeling krijgt of een andere vorm van immunosuppressiva binnen 30 dagen
voor het starten van SABR
2. Voorgaande chemotherapie, targeted therapy of radiotherapie binnen 30 dagen
voor het starten van SABR.
3. Een bekende additionele maligniteit die progressief is of die een actieve
behandeling nodig heeft. Uitzonderingen zijn: basaalcelcarcinoom van de huid,
plaveiselcelcarcinoom van de huid of in situ cervixcarcinoom welke met
curatieve intentie zijn behandeld.
4. Een autoimmuunziekte waarvoor systemische behandeling in de afgelopen 3
maanden of een medische geschiedenis van ernstige auto-immuunziekte, of een
syndroom dat systemische steroïden of immunosuppressiva vereist . Patiënten met
vitiligo of een genezen astma/atopie kunnen een uitzondering zijn.
Intermitterend gebruik van bronchidilatoren of lokale behandeling met steroïde
injecties zijn geen exclusiecriteria. Patiënten met hypothyreoïdie, stabiel
onder hormoontherapie, of patiënten met het syndroom van Sjögren worden niet
geexcludeerd uit de studie.
5. Een geschiedenis van (niet infectieuze) pneumonitis afhankelijk van
steroïden, tekenen van interstitiële long ziekte of een actieve,
niet-infectieuze pneumonitis.
6. Een actieve infectie welke systemische behandeling vereist
7. Een geschiedenis van of huidige conditie of behandeling of laboratorium
waarde welke de resultaten van de studie mogelijk kunnen beïnvloeden, of de
participatie van de patiënt in de studie kunnen beïnvloeden, of als de
onderzoekers menen dat het voor patiënt niet wenselijk is om mee te doen in de
studie.
8. Bekend met HIV (HIV 1/2 antibodies) of een bekende actieve Hepatitis B
(e.g., HBsAg reactief) of Hepatitis C (e.g., HCV RNA (qualitatief) is
gedetecteerd).
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL65585.029.18 |