De doelstellingen van het onderzoek zijn: • Beoordelen van de werkzaamheid van 2 dosisniveaus COR388 HCl bij proefpersonen met de ziekte van Alzheimer (ZA); en• Beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van 2 dosisniveaus COR388 HCl bij…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Dementie en amnestische stoornissen
Synoniemen aandoening
Aandoening
Alzheimer's disease
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De twee primaire eindpunten zijn:
•Gemiddelde wijziging op de Alzheimer*s Disease Assessment Scale-Cognitive
Subscale 11 (ADAS-Cog 11) vanaf de baseline tot aan het einde van de
behandelingsfase.
•Gemiddelde verandering in de coöperatieve studiegroep voor de ziekte van
Alzheimer - Activiteiten van het dagelijks leven (ADCS-ADL) vanaf baseline tot
het einde van de behandelingsperiode
Secundaire uitkomstmaten
De secundaire eindpunten voor alle proefpersonen omvatten:
• Wijziging in de Clinical Dementia Rating-Sum of Boxes (CDR-SB)
• Verandering in Mini-Mental State Examination (MMSE)
• Verandering in Neuropsychiatric Inventory (NPI) (neuropsychiatrische
inventaris)
Verkennende eindpunten voor alle deelnemende proefpersonen omvatten de
verandering vanaf de screening/baseline en/of bezoek 2 tot het eind van de
behandelingsfase voor de volgende metingen:
• Op bloed gebaseerde biomarkers in serum en perifere mononucleaire cellen in
het bloed (PBMC*s), en
• Biomarkers in het speeksel van P. gingivalis-infectie en ontsteking
• Cerebrospinaal vocht:
o CSV Aβ42, totale tau, en gefosforyleerd tau;
o Bacterieel DNA in het CSV gebaseerd op kwantitatieve polymerasekettingreactie
(qPCR) en sequencing; en
o Biomarkers in het CSV.
•
Verkennende eindpunten voor proefpersonen die deelnemen aan subonderzoeken
omvatten de verandering vanaf de screening/baseline tot het eind van de
behandelingsfase voor de volgende metingen:
• Spraakbeoordeling volgens Winterlight (alleen bij Engelssprekende (primaire
taal) proefpersonen en alleen in de USA en het VK);
• Subonderzoek met magnetische kernspinresonantie (proefpersonen die MRI-scans
ondergaan in samenhang met het onderzoek):
o Hippocampusvolume, en
o Corticale dikte
• Subonderzoek naar klinische periodontitis (proefpersonen ingeschreven in
bepaalde centra):
o Pocketdiepte (PD)
o Klinisch aanhechtingsniveau (CAL) op 6 locaties per tand (distobuccaal [DB],
buccaal [B], mesiobuccaal [MB], distolinguaal [DL], linguaal [L] en
mesiolinguaal [ML])
o Het percentage locaties met bloeden na sonderen, en
o Biomarkers van P. gingivalis-infectie en ontsteking in subgingivale plaque
(SGP) en uitstrijkjes van buccale cellen
Veiligheidseindpunten De veiligheidseindpunten omvatten:
• Incidentie en ernst van TEAE*s
• Vitale functies en lichamelijke onderzoeken
• Laboratoriumwaarden
• MRI-scans
• 12-afleidingen-ECG*s, en
• C-SSRS
Achtergrond van het onderzoek
Dit is een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek waarin
de werkzaamheid, veiligheid en verdraagbaarheid van 2 dosisniveaus COR388 HCl
zullen worden beoordeeld bij proefpersonen met vermoedelijke ZA-dementie
volgens de criteria van het National Institute on Aging-Alzheimer*s Association
(NIA-AA) (McKhann 2011). In het onderzoek zullen ongeveer 573 over het algemeen
gezonde mannelijke en vrouwelijke proefpersonen van >=55 en <=80 jaar oud worden
ingeschreven. Ingeschreven proefpersonen moeten een gedocumenteerde diagnose
van vermoedelijke ZA-dementie hebben met klinisch bewijs van progressieve
cognitieve achteruitgang in het afgelopen jaar. Klinische achteruitgang wordt
gedefinieerd als het bewijs van progressieve cognitieve achteruitgang bij
achtereenvolgende evaluaties, gebaseerd op informatie van informanten en/of
cognitieve tests in het kader van een formele neuropsychologische beoordeling
of gestandaardiseerde mentale statusonderzoeken naar vermoedelijke ZA-dementie
(McKhann 2011).
Doel van het onderzoek
De doelstellingen van het onderzoek zijn:
• Beoordelen van de werkzaamheid van 2 dosisniveaus COR388 HCl bij
proefpersonen met de ziekte van Alzheimer (ZA); en
• Beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van 2 dosisniveaus COR388
HCl bij proefpersonen met ZA.
Onderzoeksopzet
Dit is een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek waarin
de werkzaamheid, veiligheid en verdraagbaarheid van 2 dosisniveaus COR388 HCl
zullen worden beoordeeld bij proefpersonen met vermoedelijke ZA-dementie
volgens de criteria van het National Institute on Aging-Alzheimer*s Association
(NIA-AA) (McKhann 2011). In het onderzoek zullen ongeveer 573 over het algemeen
gezonde mannelijke en vrouwelijke proefpersonen van *55 en *80 jaar oud worden
ingeschreven. Ingeschreven proefpersonen moeten een gedocumenteerde diagnose
van vermoedelijke ZA-dementie hebben met klinisch bewijs van progressieve
cognitieve achteruitgang in het afgelopen jaar. Klinische achteruitgang wordt
gedefinieerd als het bewijs van progressieve cognitieve achteruitgang bij
achtereenvolgende evaluaties, gebaseerd op informatie van informanten en/of
cognitieve tests in het kader van een formele neuropsychologische beoordeling
of gestandaardiseerde mentale statusonderzoeken naar vermoedelijke ZA-dementie
(McKhann 2011). De proefpersoon mag geen andere aandoeningen of afwijkingen op
een hersenscan hebben die de symptomen van dementie zouden kunnen verklaren.
Bij alle proefpersonen worden lumbaalpuncties (LP*s) uitgevoerd bij baseline
(Visite 2) en bij het einde van de behandeling week 48 (Visite 10) of
vroegtijdige beëindigingsvisite (VB). Cerebrospinaal vocht (CSV) wordt getest
voor meting van bacterieel DNA (Pg) met behulp van een kwantitatieve
polymerasekettingreactie (qPCR), biomarkers van ZA en gingipain-activiteit.
Speeksel en bloed worden geanalyseerd op biomarkers van ZA en
neuro-inflammatie, alsmede op de aanwezigheid van bacterieel
desoxyribonucleïnezuur (DNA) van Porphyromonas gingivalis (P. gingivalis [Pg])
met behulp van qPCR.
Een subgroep van centra wordt geselecteerd om proefpersonen naast ZA ook te
monitoren op klinisch bewijs van periodontitis. Er wordt een mondonderzoek
uitgevoerd door een onderzoekstandarts/-mondhygiënist in deze centra om de
aanwezigheid van klinisch bewijs voor periodontitis bij de screening en in week
24 en 48 te beoordelen. In deze centra worden subgingivale plaque (SGP) en
uitstrijkjes van buccale cellen verzameld en geanalyseerd op metingen van
biomarkers die worden geassocieerd met DNA, eiwitten en ontsteking gerelateerd
aan P. gingivalis.
Door de aard van ZA moeten proefpersonen vóór hun inschrijving in het onderzoek
een primaire verzorger aanwijzen die de proefpersoon tijdens deelname aan het
onderzoek zal bijstaan. De primaire verzorger moet een geïnformeerde
toestemming voor verzorgers ondertekenen.
De veiligheid van onderzoeksdeelnemers wordt tijdens het hele verloop van het
onderzoek geëvalueerd middels herhaalde lichamelijke onderzoeken, controles van
de vitale functies, laboratoriumtesten voor de veiligheid,
12-afleidingen-elektrocardiogrammen (ECG*s), de Columbia-Suicide Severity
Rating Scale (C SSRS), magnetische kernspinresonantie (MRI-scans) en
beoordelingen van tijdens de behandeling optredende bijwerkingen (TEAE*s) .
Tijdens het onderzoek worden er ook periodieke veiligheidscontroles uitgevoerd.
Naar aanleiding van de vergadering van het Data Monitoring Committee (DMC) op
16 november 2020 is er een verhoging van de monitoring van de leverveiligheid
geïmplementeerd, waardoor de frequentie van
veiligheidslabanalietenverzamelingen wordt verhoogd (zie table 1, tijdschema
voor de geplande evaluaties).
Het onderzoek bestaat uit 3 fasen: een screeningsfase van maximaal 6 weken, een
behandelingsfase van maximaal 48 weken en een follow-upfase voor de veiligheid
van 6 weken. Er kan na 24 weken behandeling voor de belangrijkste
uitkomstmetingen een tussentijdse analyse worden uitgevoerd om de
steekproefgrootte te herbeoordelen en de werkzaamheid te evalueren.
Screening
Tijdens de screeningsfase wordt de geschiktheid van proefpersonen bevestigd aan
de hand van het schema van beoordelingen in dit protocol. De Mini-Mental State
Examination (MMSE) wordt uitgevoerd door een getrainde beoordelaar om het
niveau van cognitieve beperking te beoordelen. De MMSE wordt zo vroeg mogelijk
in de screeningsfase uitgevoerd. Bij proefpersonen met een MMSE-score van 12
t/m 24 zullen de overige screeningsprocedures worden uitgevoerd of gepland. Bij
alle proefpersonen wordt tijdens de screening een MRI-scan (magnetische
kernspinresonantie) van de hersenen gemaakt, behalve bij patiënten met een
absolute contra-indicatie voor een MRI-scan. Bij deze patiënten kan in plaats
daarvan een CT-scan (computertomografie) van de hersenen worden uitgevoerd. De
screeningsprocedures kunnen indien nodig op meerdere dagen worden uitgevoerd,
waarbij de meer invasieve procedures na voltooiing van de minder invasieve
screeningsprocedures worden uitgevoerd. Van een mislukte screening is sprake
bij proefpersonen die de geïnformeerde toestemming ondertekenen, maar die niet
in aanmerking komen voor het onderzoek of die zich vóór de randomisatie
terugtrekken uit het onderzoek. Een proefpersoon kan opnieuw worden gescreend
als de hoofdonderzoeker denkt dat de proefpersoon na herscreening geschikt voor
het onderzoek kan worden bevonden en als de medisch toezichthouder daarmee
instemt.
Behandelingsfase
Proefpersonen die aan alle geschiktheidscriteria voldoen, gaan naar de
behandelingsfase en worden gerandomiseerd in een verhouding van 1:1:1 voor de
tweemaal daagse ontvangst van 40 mg COR388 HCl, 80 mg COR388 HCl of placebo. De
randomisatie wordt gestratificeerd op de baseline-MMSE (MMSE >= 12 en <= 18, en
MMSE >= 19 en <= 24) en apolipoproteïne E (ApoE4-positief ofwel homozygoot of
heterozygoot vs. alle andere) genotype om een evenwichtige verdeling van lichte
en matige ZA en een evenwichtige verdeling van ApoE4-proefpersonen in de
behandelingsgroepen te waarborgen. Proefpersonen krijgen de aan hen toegewezen
geblindeerde onderzoeksbehandeling gedurende maximaal 48 weken tweemaal per dag
via de mond toegediend en komen op regelmatige tijdstippen naar het
onderzoekscentrum voor geplande beoordelingen van de werkzaamheid en
veiligheid. Tijdens bepaalde bezoeken worden er bloedmonsters voor
farmacokinetisch onderzoek en biomarkeronderzoek afgenomen. Baseline LP wordt
voor de eerste dosis van studiemedicatie uitgevoerd en aan het eind van de
behandelingsfase wordt er nacontrole-LP uitgevoerd. Proefpersonen blijven het
onderzoeksgeneesmiddel gedurende 48 weken ontvangen, tenzij de onderzoeker
oordeelt dat de behandeling van een bepaalde proefpersoon om veiligheids- of
verdraagbaarheidsredenen moet worden stopgezet of onderbroken, de proefpersoon
zijn/haar toestemming intrekt of de sponsor beslist het onderzoek stop te
zetten.
Follow-upfase voor de veiligheid
Proefpersonen worden na het voltooien van de onderzoeksbehandeling gedurende
een periode van 6 weken verder in het kader van het onderzoek gemonitord en
krijgen een telefoongesprek ter beoordeling van de veiligheid in week 49 en 51
en keren terug voor het follow-upbezoek voor de veiligheid (week 54).
Voor proefpersonen die het onderzoek vroegtijdig stopzetten, worden de
procedures aan het einde van het onderzoek (week 48) uitgevoerd en
proefpersonen worden aangemoedigd om 6 weken later terug te komen naar het
ziekenhuis voor het follow-upbezoek voor de veiligheid. Telefoongesprekken
worden uitgevoerd ter beoordeling van de veiligheid in week 1 en week 3 nadat
de procedures aan het einde van het onderzoek zijn uitgevoerd.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Geschikte proefpersonen worden in een verhouding van 1:1:1 gerandomiseerd naar ontvangst van een van de volgende behandelingen: • 80 mg COR388 HCl, tweemaal daags (b.i.d.) • 40 mg COR388 HCl, b.i.d., of • placebo, b.i.d.
Inschatting van belasting en risico
Bijwerkingen van COR388
Het onderzoeksgeneesmiddel bevindt zich in de testfase en kan dus ongewenste
effecten (bijwerkingen) hebben die op dit moment niet bekend zijn. Net zoals
bij elk nieuw geneesmiddel bestaat er een kans op het optreden van onverwachte
ongewenste effecten. Bijna alle geneesmiddelen, zowel oud als nieuw, kunnen
ernstige reacties veroorzaken. In eerdere klinische onderzoeken naar COR388
bij mensen kregen proefpersonen COR388 in doses tot 250 mg. Het
onderzoeksgeneesmiddel werd goed verdragen en had een aanvaardbaar
veiligheidsprofiel zonder bewijs van eventuele klinisch significante ongewenste
of ernstige reacties. Tijdens 2 eerdere klinische onderzoeken naar COR388 bij
mensen werden geen ernstige ongewenste voorvallen gemeld die verband hielden
met de COR388-behandeling.
Wanneer u wordt behandeld met COR388 kunt u echter de volgende lichte tot
matige bijwerkingen ervaren:
• Duizeligheid
• Hoofdpijn
• Misselijkheid
• Diarree
Bij circa 10% van de patiënten in het onderzoek werden afwijkende bloedwaarden
van de lever waargenomen die meestal na verloop van tijd weer normaliseerden of
verbeterden. Er bestaat echter een heel kleine kans dat u leverletsel of -falen
ervaart. Hoewel er een mogelijke trend van verhoogde transaminase werd
vastgesteld, zijn er tot op heden geen gevallen gemeld van blijvend leverletsel
of -falen. Uw onderzoeksarts houdt u in de gaten voor tekens van leverschade of
leverletsel.
Bel uw arts onmiddellijk als u last krijgt van een van de volgende symptomen:
• Verlies van eetlust
• Misselijkheid
• Braken
• Koorts
• Zwakte
• Vermoeidheid
• Buikpijn
• Gevoeligheid
• Jeuk
• Geel worden van de huid of ogen
• Lichtgekleurde ontlasting
• Donkergekleurde urine
Risico's van de placebo
Als u in de groep zit die de placebo (de medisch inactieve stof) krijgt, kan
het zijn dat uw symptomen niet verbeteren of zelfs slechter worden.
Allergische reacties
Net zoals bij het gebruik van andere geneesmiddelen, is er een kans op een
allergische reactie. Als u een zeer ernstige allergische reactie heeft, loopt
u mogelijk het risico om te overlijden. De symptomen van een allergische
reactie zijn o.a. jeukende uitslag (netelroos) en zwelling van de keel waardoor
het ademhalen wordt bemoeilijkt.
Zoek onmiddellijk medische hulp en vertel het de onderzoeksarts of het
onderzoekspersoneel als u tijdens het onderzoek één of meer van deze symptomen
of andere bijwerkingen heeft.
U kunt tijdens de procedures in dit onderzoek extra ongemakken ervaren. Deze
worden beschreven in Bijlage 2.
Risico's voor een ongeboren kind
Vrouwen
U mag niet aan dit onderzoek deelnemen als u borstvoeding geeft, zwanger bent,
denkt dat u zwanger bent of zwanger probeert te worden. Als u zwanger bent of
borstvoeding geeft, kunnen er risico's voor u en de baby zijn die op dit moment
nog onbekend zijn. Bij vrouwen die zwanger kunnen worden, worden tijdens het
onderzoek zwangerschapstesten uitgevoerd.
Om aan dit wetenschappelijk onderzoek te kunnen meedoen, moet u maatregelen
nemen om niet zwanger te worden. U mag geen heteroseksuele
geslachtsgemeenschap hebben, tenzij u één van de volgende hoog efficiënte
anticonceptiemethoden gebruikt (die aanvaardbaar is voor u, de onderzoeksarts
en de opdrachtgever) om zwangerschap gedurende dit wetenschappelijk onderzoek
te voorkomen:
• Chirurgische sterilisatie (bijv. hysterectomie, bilaterale ovariëctomie of
tubaligatie) die ten minste 6 maanden geleden is uitgevoerd.
• Het gebruik van een hormonale anticonceptie dubbele barrièremethode voor
anticonceptie (bijv. een spiraaltje plus een condoom) of volledig onthouding
vanaf 30 dagen vóór uw eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel tot en met
30 dagen na uw laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel.
Het is belangrijk dat u het de onderzoeksarts onmiddellijk vertelt als u
tijdens uw deelname aan het wetenschappelijk onderzoek zwanger wordt of denkt
dat u zwanger zou kunnen zijn. Als dit gebeurt, zal de onderzoeksarts met u
bespreken wat u moet doen.
Mannen
COR388 zou schadelijk kunnen zijn voor een ongeboren kind. U mag geen
heteroseksuele geslachtsgemeenschap hebben met een vrouw die mogelijk nog
zwanger kan wordenhebben of u moet uw partner informeren over uw deelname aan
het onderzoek. Als u geen vasectomie heeft ondergaan en heeft heteroseksuele
geslachtsgemeenschap met een vrouw die mogelijk nog zwanger kan worden, moet u
anticonceptie (barrièremethode of ware onthouding) gebruiken vanaf 30 dagen
vóór uw eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel tot en met 90 dagen na uw
laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel. Uw partner moet dan eveneens een
effectieve anticonceptiemethode gebruiken.
Als u denkt dat uw partner zwanger is geworden, moet u dit in overleg met uw
partner onmiddellijk aan de onderzoeksarts vertellen.
Onbekende risico's
Er kunnen risico's voor u zijn die op dit moment niet bekend zijn of niet
kunnen worden voorspeld.
Uw aandoening kan erger worden, gelijk blijven, of verbeteren als gevolg van uw
deelname aan dit wetenschappelijk onderzoek.
Vertel de onderzoeksarts of het onderzoekspersoneel over alle problemen,
aandoeningen of verwondingen die u tijdens het onderzoek ervaart, zelfs als u
denkt dat ze niets te maken hebben met uw deelname aan dit onderzoek.
Het kan zijn dat u bijwerkingen of problemen heeft die niet in dit formulier
worden genoemd. Sommige bijwerkingen zijn mogelijk nog niet bekend. Er kunnen
bij u nieuwe bijwerkingen optreden. Stel de onderzoeksarts of het
onderzoekspersoneel direct op de hoogte als zich problemen voordoen.
In het geval van incidentele bevindingen (bijvoorbeeld van klinische testen of
genetische analyse) die zouden kunnen bijdragen aan de preventie, het
bevestigen, en het behandelen van een bestaande ziekte, of een ziekte die in de
toekomst kan worden verwacht, kunt u ervoor kiezen om (a) direct te worden
geïnformeerd over deze bevindingen; (b) niet te worden geïnformeerd over de
bevindingen, als u dat wilt; of (c) de beslissing over te laten aan uw
behandelend arts (zie de toestemmingsverklaring).
Misschien ondervindt u een voordeel van deelname aan dit onderzoek, maar zeker
is dat niet. Het is mogelijk dat uw toestand beter wordt, hetzelfde blijft of
slechter wordt. Als u aan dit onderzoek meedoet, kunnen andere mensen met de
ziekte van Alzheimer mogelijk worden geholpen door de resultaten van dit
onderzoek.
Publiek
East Grand Ave. 269
South San Francisco CA 94080
US
Wetenschappelijk
East Grand Ave. 269
South San Francisco CA 94080
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. De proefpersoon heeft volledige schriftelijke geïnformeerde toestemming
gegeven voordat er een in het protocol gespecificeerde procedure wordt
uitgevoerd; of de proefpersoon is niet in staan om geïnformeerde toestemming te
geven vanwege zijn/haar cognitieve status, dus heeft hij/zij ingestemd en een
wettelijk bevoegd vertegenwoordiger van de proefpersoon heeft volledige
schriftelijke geïnformeerde toestemming gegeven namens de proefpersoon.
2. De verzorger heeft namens hem/haar volledige schriftelijke geïnformeerde
toestemming gegeven op een afzonderlijk formulier voor geïnformeerde
toestemming (ICF) voordat er een in het protocol gespecificeerde procedure
wordt uitgevoerd.
3. Mannelijke en vrouwelijke proefpersonen moeten op het moment van toestemming
55 tot 80 jaar oud zijn.
4. De proefpersoon heeft vermoedelijke ZA-dementie volgens de NIA-AA-criteria
(McKhann 2011) met klinisch bewijs van progressieve cognitieve achteruitgang in
het afgelopen jaar. De klinische achteruitgang wordt bepaald op basis van de
seriële cognitieve testscores, indien beschikbaar, of op basis van meldingen
door de proefpersoon/verzorger zoals gedocumenteerd door de onderzoeker.
5. De proefpersoon heeft zowel tijdens de screening als tijdens bezoek 2 een
MMSE-score van 12 t/m 24 en een verschil van <= 3 punten tussen deze bezoeken.
6. De proefpersoon heeft een gemodificeerde Hachinski-score van <= 4 bij de
screening.
7. De proefpersoon heeft een MRI-hersenscan, uitgevoerd tijdens de
screeningsfase, die consistent is met de diagnose van ZA. CT-scans kunnen
alleen worden gebruikt als de proefpersoon een absolute contra-indicatie heeft
voor MRI-scans.
8. De proefpersoon heeft een primaire verzorger die de verantwoordelijkheid
voor toezicht op de behandeling op zich wil nemen (d.w.z. de toediening van het
onderzoeksgeneesmiddel), de proefpersoon naar ziekenhuisbezoeken wil begeleiden
en de toestand van de proefpersoon tijdens het hele verloop van het onderzoek
wil beoordelen, in overeenstemming met alle protocolvereisten.
9. Het is niet waarschijnlijk dat de leefsituatie van de proefpersoon zal
veranderen (bv. opname in instelling, verhuizing naar een andere stad enz.) of
dat de verzorger tijdens de deelname aan het onderzoek wijzigt.
10. Proefpersonen met een symptomatische achtergrondtherapie met
acetylcholinestaseremmers en/of memantine mogen deelnemen zolang de dosis
minstens 90 dagen vóór de screening stabiel is en er tijdens het onderzoek geen
wijzigingen zijn gepland.
11. Proefpersonen met incidenteel gebruik van kalmeringsmiddelen worden
geaccepteerd, maar deze middelen mogen niet binnen 48 uur vóór cognitieve
beoordelingen worden toegediend.
12. Proefpersonen die achtergrondmedicatie gebruiken voor stabiele chronische
ziekten die niet verboden zijn door het protocol, zijn toegestaan. De dosis
psychoactieve geneesmiddelen moet minstens 30 dagen vóór de screening stabiel
zijn en er mogen tijdens het onderzoek geen wijzigingen zijn gepland, behalve
om veiligheidsredenen.
13. De proefpersoon heeft een body mass index van <= 38 kg/m2 bij de screening.
14. De proefpersoon moet in staat zijn orale medicatie in te nemen en kan het
onderzoeksgeneesmiddel doorslikken zonder het te breken of pletten.
15. De proefpersoon moet bereid zijn een genetische test op het apolipoproteïne
E-genotype (ApoE) te ondergaan (de resultaten van de ApoE-test kunnen na
voltooiing van het onderzoek worden vrijgegeven).
16. Proefpersonen die deelnemen aan het onderzoek moeten voldoen aan een van de
volgende criteria:
a. Vrouwen: Chirurgisch gesteriliseerd (bv. hysterectomie, bilaterale
oöforectomie of tubaligatie) sinds ten minste 6 maanden of postmenopauzaal
(postmenopauzale vrouwen mogen al minstens 1 jaar geen menstruatiebloeding
hebben gehad). Als de vrouwelijke proefpersoon niet postmenopauzaal is, moet ze
akkoord gaan met gebruik van een zeer effectieve anticonceptiemethode, die een
faalpercentage van minder dan 1% per jaar kan bereiken bij consequent en
correct gebruik, zoals hormonale anticonceptie of een dubbele barrièremethode
(bv. spiraaltje plus condoom of algehele onthouding gedefinieerd als in
overeenstemming met de gewenste en gebruikelijke levensstijl van de
proefpersoon. Periodieke onthouding, bv. kalender-, ovulatie-, symptothermale,
postovulatiemethoden zijn niet aanvaardbaar. Verklaring van onthouding voor de
duur van een onderzoek, en terugtrekking, zijn geen aanvaardbare
anticonceptiemethoden) vanaf 30 dagen vóór de dosering en tot 30 dagen na de
laatste dosis. Ook moet ze bij de screening negatief testen op humaan
choriongonadotropine (β hCG) voor zwangerschap.
b. Mannen die geen vasectomie hebben gehad, moeten vanaf 30 dagen vóór de
dosering tot 90 dagen na de laatste dosis gepaste anticonceptiemethoden
gebruiken (barrièremethode of algehele onthouding, gedefinieerd als in
overeenstemming met de gewenste en gebruikelijke levensstijl van de
proefpersoon. Periodieke onthouding, bv. kalender-, ovulatie-, symptothermale,
postovulatiemethoden zijn niet aanvaardbaar. Verklaring van onthouding voor de
duur van een onderzoek, en terugtrekking, zijn geen aanvaardbare
anticonceptiemethoden).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Proefpersonen komen niet in aanmerking voor deelname aan dit onderzoek als ze
voldoen aan een van de volgende criteria:
1. De beeldvormingsresultaten van de proefpersoon zijn consistent met andere
differentiële diagnoses voor dementie dan de diagnose van ZA. Alle aanwijzingen
voor vaatziekten, waaronder meerdere infarcten in grote bloedvaten of een
gelokaliseerd enkelvoudig infarct (in het gebied van de gyrus angularis,
thalamus, arteria cerebri anterior en arteria cerebri posterior), meerdere
lacunes van de basale ganglia of witte stof, uitgebreide laesies van de
periventriculaire witte stof of een combinatie van verschillende laesies worden
als exclusiecriteria beschouwd. Daarnaast wordt een enkelvoudige lacune in een
gebied waarvan bekend is dat het de cognitie beïnvloedt, zoals de hippocampus,
ook als exclusiecriterium beschouwd. Ten slotte zou waarschijnlijke CAA
met/zonder ondersteunend pathologisch bewijs volgens de gewijzigde
Boston-criteria, indien dit volgens de onderzoeker kan bijdragen aan symptomen
die overlappen met de symptomen van ZA of neuropsychologische beoordelingen kan
vertekenen, als exclusiecriterium worden beschouwd. Het is ook belangrijk om,
als er enig bewijs is van neurologische symptomen tussen de scan- en
baselinebezoeken, een nieuwe scan te maken om te zorgen dat de juiste patiënten
worden geselecteerd.
2. De proefpersoon heeft een toename of herstel van de cognitie op basis van de
medische voorgeschiedenis.
3. Proefpersonen die voldoen aan de volgende exclusiecriteria voor beeldvorming
worden niet opgenomen in dit onderzoek:
a. Claustrofobie die leidt tot aanzienlijke angst en problemen om stil te
blijven liggen voor de hersenscan (MRI- of CT-scan).
b. Ernstige problemen met de motoriek of indicatie van chronische pijn die de
proefpersoon verhindert om stil te blijven liggen voor de hersenscan.
4. Proefpersonen met een voorgeschiedenis van kanker waarvoor in de afgelopen 5
jaar systemische behandeling nodig was; behalve voor gelokaliseerde kanker van
de huid of carcinoom in situ van de baarmoederhals die met succes werd
behandeld met operatieve excisie. Stabiele (voor tenminste 90 dagen)
prostaatkanker is toegestaan.
5. De proefpersoon heeft een contra-indicatie voor LP, zoals een geïnfecteerde
huid op de plaats waar de naald in de huid wordt ingebracht, een mogelijk
verhoogde intracraniale druk, ernstige trombocytopenie of coagulopathie, een
vermoed spinaal epiduraal abces, of spinale structurele afwijkingen die
LP-procedures zouden beïnvloeden.
6. De proefpersoon heeft bewijs van klinisch significante instabiele
cardiovasculaire, long-, nier-, lever-, gastro-intestinale, neurologische of
metabole ziekte binnen 6 maanden vóór de screening.
7. De proefpersoon heeft een van de volgende cardiovasculaire aandoeningen:
a. Instabiele angina, niet-gecompenseerd en/of symptomatisch congestief
hartfalen (graad 2 of hoger op de schaal van de New York Heart Association) of
myocardinfarct binnen 6 maanden.
b. Acute of slecht gecontroleerde bloeddruk > 180 mmHg systolisch of > 100 mmHg
diastolisch.
c. Huidige, of recente voorgeschiedenis van een van de volgende die naar mening
van de onderzoeker klinisch significant zijn: ritmestoornissen, hypotensie,
hartblok (1e, 2e of 3e graads AV-blok), ELK bundeltakblok, ventriculaire
pacing, symptomatische ectopie, onstabiele ritmestoornissen inclusief atrium
fibrilleren; stabiel atrium fibrilleren wordt toegestaan.
d. Voorgeschiedenis van verlengd QT-interval of verlengd QT-interval op de ECG
bij de screening (QTcF * 480 msec).
e. Voorgeschiedenis van verlengd PR interval of verlengd PR interval op de ECG
bij de screening (PR >210 msec).
f. Voorgeschiedenis van verlengd QRS interval of verlengd QRS interval op de
ECG bij de screening (QRS >120 msec).
g. Supraventriculaire of ventriculaire ectopie op de ECG bij screening of
Brugada-patroon op de ECG.
8. Proefpersoon met ernstige beroerte, ongecontroleerde epileptische aandoening
of andere medische aandoeningen die naar oordeel van de onderzoeker het risico
van deelname van de proefpersoon aan het onderzoek zullen verhogen of de
onderzoeksbeoordelingen zullen verstoren.
9. Proefpersonen met een voorgeschiedenis van een ernstige neurologische of
psychiatrische stoornis, zoals schizofrenie, bipolaire stoornis, ziekte van
Parkinson, enz. Proefpersonen met ernstige depressieve stoornis die het
vermogen van de patiënt om het onderzoek en alle beoordelingen uit te voeren,
kunnen beïnvloeden. OPMERKING: lichte depressie of depressieve stemming die
optreedt in het kader van ZA is geen criteria voor exclusie. Het gebruik van
antidepressiva of van anti epileptica voor niet aanvalsgerelateerde behandeling
is toegestaan als de dosis vóór de inschrijving al minstens 60 dagen stabiel is
gebleven.
10. Proefpersonen met een voorgeschiedenis van gewelddadig of agressief gedrag
waarvoor medicatie vereist is om dit onder controle te houden.
11. Proefpersonen met actieve zelfmoordgedachten (type 4 of 5 op de C SSRS) in
de 6 maanden vóór de screening of bij baseline; of proefpersonen met een
voorgeschiedenis van een zelfmoordpoging in de voorgaande 2 jaar, van meer dan
1 zelfmoordpoging in totaal of die naar oordeel van de onderzoeker ernstig
risico lopen op zelfmoord.
12. Proefpersonen met een voorgeschiedenis van alcohol- of drugsmisbruik binnen
12 maanden vóór de screening, zoals gedefinieerd volgens de criteria van de
DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders-5).
13. Proefpersoon met een eerdere behandeling met experimentele vaccintherapie
voor ZA.
14. De proefpersoon heeft deelgenomen aan een ander wetenschappelijk onderzoek
met een experimenteel nieuw geneesmiddel (IND) naar geneesmiddelen met kleine
moleculen binnen 60 dagen of biologicals binnen 90 dagen vóór de eerste dosis
van het onderzoeksgeneesmiddel of 5 halfwaardetijden van het
onderzoeksgeneesmiddel, afhankelijk van wat langer is.
15. De proefpersoon heeft een voorgeschiedenis van epilepsie of een
epileptische aandoening waarvoor doorlopende behandeling nodig is, of aanvallen
of verlies van bewustzijn binnen 6 maand voorafgaand aan inschrijving.
16. De proefpersoon heeft een van de volgende laboratoriumbevindingen bij de
screening:
a. Alanineaminotransferase > 3 x de bovengrens van normaal (ULN),
aspartaataminotransferase > 3 x ULN, of voorgeschiedenis van klinisch
significante leverziekte, naar oordeel van de onderzoeker.
b. Hemoglobine *10 g/dl.
c. Internationaal genormaliseerde ratio (INR) > 1,5 of totaal bilirubine >1,5 x
ULN (tenzij proefpersoon bewijs heeft van het syndroom van Gilbert).
d. Creatinineklaring (CL) van < 45 ml/min.
e. Slecht gecontroleerde diabetes, zoals gedefinieerd door hemoglobine A1C
(HbA1C) > 8.
f. Positieve bloedtest op humaan immunodeficiëntievirus (hiv 1 en 2), hepatitis
B-oppervlakteantigeen (HBsAg) of hepatitis C-antilichamen (HCV-Ab) bij de
screening.
g. Positieve urinetest op verboden drugs die opiaten, cocaïne, amfetaminen of
barbituraten bevatten.
17. De proefpersoon heeft abnormale laboratoriumtesten die duiden op een
alternatieve etiologie voor dementie, zoals serumvitamine B12-deficiëntie,
verstoorde schildklierfunctie, ernstige anemie, elektrolytstoornis of positieve
serologie voor syfilis. In deze gevallen moet de patiënt opnieuw worden
beoordeeld om te bepalen of deze mogelijke oorzaken van dementie zijn
aangepakt. Alleen als deze oorzaken als veroorzakers van de dementie kunnen
worden uitgesloten, kan de patiënt worden ingeschreven.
18. Het gebruik van systemische (d.w.z. orale, intraveneuze enz. maar geen
topische) antibiotica in de afgelopen 60 dagen of voorgeschiedenis van
recidiverende infectie waarvoor chronische of herhaalde kuren antibiotica nodig
zijn.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2019-000370-27-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT03823404 |
CCMO | NL69958.041.19 |