Het hoofddoel van dit onderzoek is uitzoeken welk effect encorafenib en binimetinib (de onderzoeksmiddelen) hebben op de werking van veelgebruikte andere middelen, en welk effect een bepaalde behandeling heeft op de werking van encorafenib. Bij het…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Maagdarmstelselneoplasmata maligne en niet-gespecificeerd NEG
- Huidneoplasmata maligne en niet-gespecificeerd
Synoniemen aandoening
Aandoening
Melanoma, Colorectal cancers, Biliary tract tumors, Non-small cell lung cancers, Glioblastoma, Papillary thyroid cancer, Multiple myeloma.
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair eindpunt
• Veranderingen in maximale plasmaconcentratie (Cmax) en oppervlak onder de
plasmaconcentratie-tijdcurve vanaf tijdstip nul tot het moment van de laatste
kwantificeerbare concentratie (AUClaatst): midazolam, 1-OH midazolam, cafeïne,
paraxanthine, omeprazol, 5-hydroxyomeprazol, rosuvastatine, bupropion en
hydroxybupropion.
• Veranderingen in de via urine geëlimineerde hoeveelheid gedurende een periode
van 8 uur (Ae0-8): losartan en zijn metaboliet (E 3174), dextromethorfan en
dextrorfan
• Veranderingen in plasma van encorafenib en LHY746 Cmax en oppervlak onder de
plasmaconcentratie-tijdcurve gedurende het doseringsinterval (AUC) in groep 3.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten
• Metabolietverhoudingen (MRAUC en MRCmax) voor 1-OH midazolam/midazolam,
paraxanthine/cafeïne, 5-hydroxyomeprazol/omeprazol, hydroxybupropion/bupropion
en LHY746/encorafenib en MRAe0-8 voor E 3174/losartan en
dextrorfan/dextromethorfan.
• Farmacokinetische parameters (bijv. tijd tot Cmax [Tmax], AUC vanaf tijdstip
nul geëxtrapoleerd naar oneindig [AUCinf], percentage van AUC geëxtrapoleerd
[AUC%extrap], schijnbare terminale eliminatiesnelheidsconstante [Kel],
schijnbare T1/2, schijnbare totale lichaamsklaring na extravasculaire
toediening [CL/F] en schijnbaar totaal distributievolume na extravasculaire
toediening [Vz/F]) waar berekenbaar, voor midazolam, 1-OH midazolam, cafeïne,
paraxanthine, omeprazol, 5-hydroxyomeprazol, rosuvastatine, bupropion en
hydroxybupropion.
• Farmacokinetische parameters (bijv. urineconcentratie [Curine], kwantiteit
van urine uitgescheiden tijdens elk verzamelingsinterval [Vol], cumulatieve
hoeveelheid uitgescheiden in urine tijdens elk verzamelingsinterval [CumAe], en
percentage van dosis teruggevonden in urine [Fe %]) voor losartan, E-3174,
dextromethorfan en dextrorfan.
• Farmacokinetische parameters (bijv. Cmax, AUClaatst, Tmax, AUCinf,
AUC%extrap, Kel, T1/2, CL/F, en Vz/F) voor encorafenib, LHY746, binimetinib en
AR00426032 waar berekenbaar.
• De veiligheid wordt beoordeeld door het volgen van bijwerkingen, lichamelijke
onderzoeken, oogheelkundige onderzoeken, lichaamsfuncties, 12
afleidingen-ECG*s, echocardiogram (ECHO)/multigated acquisition scan (MUGA) en
bepalingen in klinische laboratoria.
Verkennende eindpunten
• Beoordeling van correlaties tussen schattingen van PK-parameters en genotype
voor geneesmiddelmetaboliserende enzymen zoals CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6,
CYP3A, CYP2B6 en OATP1B1.
Achtergrond van het onderzoek
Ons lichaam is opgebouwd uit cellen. Cellen zijn als het ware de bouwstenen van
ons lichaam. In onze genen (ons DNA) bevindt zich een soort handleiding voor de
constructie van deze bouwstenen. Als er in die genen ongewenste veranderingen
(mutaties) optreden, kan er iets misgaan met de constructie van de cellen en
met hoe de cellen in ons lichaam functioneren. Dit onderzoek richt zich op
tumoren met een verandering in het BRAF-gen. Zulke veranderingen veroorzaken
overactiviteit van het BRAF-gen, met overmatige celgroei tot gevolg. Bij steeds
meer mensen met kanker wordt vastgesteld dat zij een vorm van kanker hebben
waarbij sprake is van zo*n mutatie in het BRAF-gen. Deze mutatie wordt vooral
vaak aangetroffen bij mensen met melanoom. De vraag naar geschikte
behandelingen is dus groot.
De resultaten van eerdere onderzoeken doen vermoeden dat een combinatie van de
bij dit onderzoek gebruikte onderzoeksmiddelen een effectieve behandeling is.
Uit preklinische en klinische gegevens blijkt dat de combinatie van een
BRAF-remmer en een MEK-remmer effectiever zou kunnen zijn dan monotherapie met
een BRAF-remmer bij kankerpatiënten met BRAF-mutatie. Door simultane, duale,
verticale remming van de signaleringsroute van RAF/MEK/ERK kan de combinatie
van encorafenib en binimetinib mogelijk de duur van de respons verbeteren en de
ontwikkeling van resistentie tegen een therapie met één middel uitstellen bij
patiënten met inoperabel of gemetastaseerd melanoom of andere gevorderde solide
tumoren met een BRAF V600-mutatie.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij patiënten met gevorderde solide tumoren met
BRAF-mutatie en niet bij gezonde vrijwilligers vanwege het onderzoeksontwerp
met herhaalde dosering en het risico van carcinogeniciteit (secundair
neoplasma) bij selectieve BRAF-remmers.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in 3 groepen om eventuele onbekende interacties
tussen de substraten en de inductor zo klein mogelijk te houden.
Doel van het onderzoek
Het hoofddoel van dit onderzoek is uitzoeken welk effect encorafenib en
binimetinib (de onderzoeksmiddelen) hebben op de werking van veelgebruikte
andere middelen, en welk effect een bepaalde behandeling heeft op de werking
van encorafenib. Bij het onderzoek zal ook worden gekeken naar de veiligheid en
naar hoe u de onderzoeksmiddelen verdraagt wanneer deze samen met de
veelgebruikte andere middelen worden toegediend.
Onderzoeksopzet
Dit is een open-labelonderzoek met 3 groepen en een vaste volgorde.
Inschrijving in groep 1 en 2 vindt parallel plaats. Patiënten worden, wanneer
ze in aanmerking komen, om beurten ingedeeld in groep 1 of 2, door de leiders
van het onderzoeksteam.
Als inschrijving in groep 1 en 2 afgerond is, kan inschrijving in groep 3 (met
modafinil) beginnen.
Het onderzoek heeft voor elke onderzoeksgroep 2 behandelfasen, een DDI-fase
gevolgd door een post DDI-fase.
DDI-fase:
Groep 1
Er worden twintig patiënten opgenomen in groep 1 (groep met CYP-probecocktail).
De patiënten krijgen op dag -7 een enkele orale dosis van de CYP-probecocktail
(losartan, dextromethorfan, cafeïne, omeprazol en midazolam). Op dag 1 wordt
gestart met encorafenib eenmaal daags (QD) en binimetinib tweemaal daags (BID).
De patiënten krijgen vervolgens op dag 1 en dag 14 een enkele orale dosis van
de CYP-probecocktail. Er worden PK-monsters van bloed en urine afgenomen van 0
tot 8 uur op dag -7, dag 1 en dag 14.
Groep 2
Op dag -7 krijgen tien patiënten een enkele orale dosis rosuvastatine en
bupropion. Op dag 1 wordt gestart met encorafenib QD en binimetinib BID. Op dag
1 en dag 14 krijgen de patiënten vervolgens een enkele orale dosis
rosuvastatine en bupropion. Er worden PK-monsters van bloed en urine afgenomen
van 0 tot 8 uur op dag -7, dag 1 en dag 14.
Groep 3
Op dag 1 beginnen zes tot 12 patiënten met continue behandeling met encorafenib
QD en binimetinib BID. De patiënten krijgen vervolgens continue behandeling met
modafinil QD op dag 15 tot en met dag 21. Er worden PK-monsters afgenomen van 0
tot 8 uur op dag 14 en dag 21.
De PK-gegevens worden geanalyseerd na de eerste 6 patiënten om te zien of er
een indicatie is dat de matige inductor een aanmerkelijk effect heeft op de PK
van encorafenib. Als het meetkundig gemiddelde van de AUC van encorafenib een
verandering van >= 20% laat zien, worden nog eens 6 patiënten opgenomen om het
effect volledig te kunnen beschrijven.
Alle groepen
Patiënten die stoppen of een verlaging van de dosis onderzoeksgeneesmiddel(en)
nodig hebben voor de laatste monstername op dag 14 in groep 1 en 2 of voor dag
21 in groep 3, worden beschouwd als niet beoordeelbaar voor PK-analyses en
vervangen. Als een patiënt 3 of meer opeenvolgende doses encorafenib en
binimetinib mist, ongeacht de groep, of 3 of meer doses modafinil in groep 3
tijdens de DDI-fase als gevolg van het niet naleven van het protocol, mag de
patiënt de behandeling blijven krijgen, maar kan hij/zij worden vervangen als
er van de patiënt te weinig gegevens beschikbaar blijken te zijn. Bovendien
kunnen patiënten die een dosis onderzoeksgeneesmiddel(en) op een PK-dag missen,
of die braken binnen 4 uur na toediening op een PK-dag, worden vervangen. Ze
mogen wel de behandeling blijven krijgen.
Veiligheidsanalyse
DDI-fase (tot en met dag 28)
Alle veiligheidsgegevens worden genoteerd in de originele documenten en
electronic case report forms (eCRF*s) van de patiënt. Bijwerkingen inclusief
ernstige bijwerkingen (SAE*s), laboratoriumprofielen (hematologie, biochemie,
coagulatie, hart-/spierenzymen, urine-analyse), lichamelijk onderzoek
(waaronder lichaamsfuncties en dermatologische onderzoeken), beoordeling van de
performance status (PS) volgens de Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG),
hartprofielen (ECG en MUGA of ECHO) en gelijktijdige medicatie en/of therapieën
worden vastgelegd.
Post-DDI-fase:
Als een patiënt ervoor kiest om niet door te gaan in de post-DDI-fase, worden
wel de veiligheidsbeoordelingen van het follow-upbezoek op dag 30 uitgevoerd.
Tijdens de post-DDI-fase kunnen patiënten de combinatie encorafenib/binimetinib
blijven krijgen tot ziekteprogressie, onaanvaardbare toxiciteit, intrekking van
toestemming, zwangerschap, aanmerkelijke afwijking van het protocol,
onbereikbaar voor follow-up, beslissing van de onderzoeker, overlijden of
beëindiging van het onderzoek door de sponsor.
Het wordt aanbevolen om elke 3 tot 4 weken veiligheidsbeoordelingen uit te
voeren, tenzij anders aangegeven. De veiligheid dient te worden bewaakt door
beoordeling van lichamelijk onderzoek, hematologische en chemische
laboratoriumbepalingen en andere toepasselijke testen die nodig zijn in het
kader van het veiligheidsprofiel van de stof (dermatologische onderzoeken,
oogheelkundige onderzoeken, hartprofielen) tot stopzetting. Bij elk bezoek
wordt informatie over bijwerkingen verzameld. Onderzoekers dienen alle
bijwerkingen van graad 3 of 4 vast te leggen. Alle ernstige bijwerkingen
(SAE*s) moeten aan de sponsor of diens vertegenwoordiger worden gemeld met
behulp van het bijwerkingenformulier.
Hoewel in dit onderzoek de werkzaamheid formeel niet wordt beoordeeld, is een
beoordeling van de werkzaamheid om de 8-12 weken vereist zodat de onderzoeker
de blijvende voordelen kan beoordelen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De behandelingen worden als volgt omschreven: Encorafenib/binimetinib (continue dagelijkse toediening startend op dag 1 voor alle groepen): 450 mg (6 x 75 mg) encorafenib orale capsules QD 45 mg (3 x 15 mg) binimetinib orale tablet BID CYP-probecocktail (eenmaal op dag -7, dag 1 en dag 14 alleen voor groep 1) in de volgende volgorde: 25 mg losartan oraal tablet 30 mg dextromethorfan orale capsule 100 mg cafeïne 20 mg/ml orale vloeistof 20 mg dextromethorfan orale capsule 2 mg midazolam 2 mg/ml orale siroop Rosuvastatine en bupropion (eenmaal op dag -7, dag 1 en dag 14 alleen voor groep 2): 10 mg rosuvastatine oraal tablet 75 mg bupropion oraal tablet met onmiddellijke afgifte (IR) Modafinil (continue dagelijkse toediening startend op dag 15 tot en met dag 21 alleen voor groep 3): 400 mg (2 × 200 mg) modafinil tablet QD Voor elke groep geldt dat de geneesmiddelen in een tijdvenster van 10 minuten in totaal worden ingenomen.
Inschatting van belasting en risico
Bij patienten met kanker behandeld met encorafenib kunnen de onderstaande
bijwerkingen voorkomen.
De meest waarschijnlijke bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 5
patienten) zijn:
• rood worden, zwelling, gevoelloosheid en afschilferen van de huid op
handpalmen en voetzolen (hand/voethuidreactie)
• verdikking van de buitenste laag van de huid
• droge huid
• jeukende huid
• huiduitslag
• gewrichts- en spierpijn
• misselijkheid (met of zonder braken)
• obstipatie (verstopping)
• zwakte en vermoeidheid
• haaruitval
• hoofdpijn
Bij patienten met kanker behandeld met binimetinib kunnen de onderstaande
bijwerkingen voorkomen.
De meest waarschijnlijke bijwerkingen (komen voor bij meer dan 1 op de 5
patienten) zijn:
• verandering van het lichtgevoelige gedeelte van de achterkant van het oog die
uw gezichtsvermogen kan aantasten,
waaronder wazig of verminderd zien
• zwak gevoel, vermoeid gevoel of gebrek aan energie
• huiduitslag, acne of huidirritatie zoals roodheid, bultjes, droogheid of jeuk
• zwelling door vochtretentie of verergering van reeds bestaande vochtretentie
in specifieke gebieden van het lichaam.
Dit kan verspreid over uw hele lichaam gebeuren of op specifieke delen zoals uw
buik of armen, benen, handen, voeten, gezicht of ogen.
Meer bijwerkingen van de onderzoeksmiddelen en andere medicatie staan in de
documenten ingesloten in dit onderzoeksdossier (PIF, IB)
Het afnemen van bloed kan pijnlijk zijn of blauwe plekken veroorzaken.
De testresultaten kunnen onverwachte an/of ongewenste bevindingen blootgeven.
Proefpersonen mogen niet zwanger worden/iemand zwanger maken en zullen zich
moeten houden aan bepaalde eet en gedrags (roken/dverdovende middelen/alcohol)
richtlijnen.
De meeste van deze toxiciteiten waren over het algemeen omkeerbaar en
behandelbaar door standaard medische zorg, dosisaanpassingen of stopzetting.
De sponsor is van mening dat de bijwerkingen en de last van deelname evenredig
zijn, gelet op de positieve effecten die deelname aan het onderzoek kan hebben
op de progressie van de ziekte van de patiënt.
Publiek
235 East 42nd Street -
New York 10017
US
Wetenschappelijk
235 East 42nd Street -
New York 10017
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Ondertekend schriftelijk toestemmingsformulier;
2. Mannelijke of vrouwelijke patiënt, leeftijd >= 18 jaar;
3. Histologisch bevestigde diagnose van lokaal gevorderd, inoperabel of
gemetastaseerd cutaan melanoom of onbekend primair melanoom in stadium IIIB,
IIIC of IV volgens de American Joint Committee on Cancer (AJCC); of andere
gevorderde solide tumoren met BRAF V600-mutatie;
4. Aanwezigheid van BRAF V600E- en/of V600K-mutatie in tumorweefsel voorafgaand
aan inschrijving in het onderzoek, vastgesteld met behulp van een lokale test;
5. Bewijs van meetbare of niet-meetbare laesies gedetecteerd met behulp van
radiologische of fotografische methoden volgens de richtlijnen van de Response
Evaluation Criteria in Solid Tumors (RECIST) v. 1.1;
6. Patiënt met inoperabel lokaal gevorderd of gemetastaseerd melanoom bij wie
er sprake was van ziekteprogressie op standaard therapie en voor wie geen
aanvullende standaard therapieën beschikbaar zijn.
Opmerking: eerdere therapie met een BRAF-remmer (bijvoorbeeld vemurafenib,
dabrafenib, encorafenib en XL281/BMS-908662) en/of een MEK-remmer (bijvoorbeeld
trametinib, binimetinib, selumetinib, cobimetinib en refametinib) is toegestaan
behalve in het regime onmiddellijk voorafgaand aan opname in dit onderzoek.
Progressie tijdens eerdere behandeling met een BRAF-/MEK-remmer is geen
vereiste;
7. Patiënt met andere gevorderde solide tumoren (niet-melanoom) met BRAF V600E-
en/of V600K-mutatie bij wie er sprake was van ziekteprogressie met
standaardtherapie of voor wie geen standaardtherapieën beschikbaar zijn
Opmerking: eerdere therapie met een BRAF-remmer en/of een MEK-remmer is
toegestaan behalve in het regime onmiddellijk voorafgaand aan opname in dit
onderzoek. Progressie tijdens eerdere behandeling met BRAF-/MEK-remmer is geen
vereiste; als dit wel het geval was, moeten de omstandigheden van de patiënt
(bijvoorbeeld >= 1 jaar sinds eerdere BRAF- en/of MEK-remmer, niet-eenduidige
progressie, refractair voor beschikbare therapieën) worden besproken met de
sponsor voorafgaand aan inschrijving;
8. ECOG PS van 0 of 1;
9. Voldoende beenmerg, orgaanfunctie en laboratoriumparameters:
a. Absolute neutrofielentelling (ANC) >= 1,5 x 109/l;
b. Hemoglobine (Hgb) >= 9 g/dl zonder transfusies;
c. Bloedplaatjes (PLT) >= 100 x 109/l zonder transfusies;
d. Aspartaataminotransferase (ASAT) en/of alanineaminotransferase (ALAT) <= 2,5
× de bovengrens van normaal (ULN); patiënt met levermetastasen <= 5 × ULN;
e. Totaal bilirubine <= 2 × ULN;
f. Creatinine <= 1,5 mg/dl of berekende creatinineklaring (bepaald volgens
Cockcroft-Gault) >= 50 ml/min;
10. In staat om orale medicatie in te nemen;
11. Patiënt heeft volgens de onderzoeker de instelling en middelen om het
protocol na te leven (behandeling en follow-up);
12. Negatieve test op bèta-humaan choriongonadotrofine (β HCG) in het serum
(alleen vrouwelijke patiënt die kinderen kan krijgen) in de 72 uur voorafgaand
aan de eerste dosis en instemming dat de urine tijdens het onderzoek meerdere
malen wordt getest op zwangerschap;
13. Mannelijke patiënten en vrouwelijke patiënten die kinderen kunnen krijgen,
moeten instemmen met het gebruik van een aanvaardbare anticonceptiemethode
volgens de beschrijving in het onderzoeksprotocol.
ALLEEN GROEP 1:
1. Niet-roker die geen nicotinehoudende producten heeft gebruikt gedurende ten
minste 3 maanden voorafgaand aan de eerste dosis.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Symptomatische hersenmetastasen Patiënten die eerder al dan niet zijn
behandeld voor deze aandoeningen en die asymptomatisch zijn in afwezigheid van
corticosteroïden en anti-epileptica, mogen wel meedoen. Hersenmetastasen moeten
stabiel zijn, met beeldvorming (bijvoorbeeld magnetische-resonantiebeeldvorming
[MRI] of computertomografie [CT]) waaruit blijkt dat er geen actuele
aanwijzingen zijn van progressieve hersenmetastasen bij screening;
2. Voorgeschiedenis van een reactie op een of meer van de
onderzoeksgeneesmiddelen in de groep waarin de patiënt is opgenomen in dit
onderzoek;
3. In de 2 weken voorafgaand aan de start van de behandeling met
encorafenib/binimetinib op dag 1 en tot en met de DDI-fase (dag 28), gebruik
van kruidengeneesmiddelen/supplementen of medicatie of levensmiddelen die
matige of sterke remmers of inductoren van CYP3A4/5 zijn;
4. Consumptie van grapefruit, granaatappels, stervruchten, pomerans of
producten die het sap daarvan bevatten met ingang van dag 14 en tot en met de
DDI-fase (dag 28), vanwege de potentiële interactie van CYP3A4 met de
onderzoeksgeneesmiddelen. Sinaasappelsap is toegestaan;
5. Symptomatische of onbehandelde leptomeningitis;
6. Aanwijzingen (in de voorgeschiedenis of op dit moment) voor retinale veneuze
occlusie (RVO) of huidige risicofactoren voor RVO (bijvoorbeeld ongecontroleerd
glaucoom of oculaire hypertensie, voorgeschiedenis van hyperviscositeitsyndroom
of hypercoagulabiliteitssyndroom);
7. Klinisch significante hartziekte, inclusief een van de volgende ziekten:
a. Congestief hartfalen waarvoor behandeling nodig is (graad >= 2 volgens de
criteria van de New York Heart Association).
b. Linkerventrikelejectiefractie (LVEF) < 50% zoals vastgesteld aan de hand van
een MUGA-scan of ECHO
c. Ongecontroleerde hypertensie, gedefinieerd als een aanhoudende systolische
bloeddruk >= 150 mmHg of een diastolische bloeddruk >= 100 mmHg ondanks de
huidige behandeling
d. Voorgeschiedenis of aanwezigheid van klinisch significante ventriculaire
aritmieën of atriumfibrilleren
e. Klinisch significante bradycardie in rust
f. Instabiele angina pectoris <= 3 maanden voorafgaand aan de start van
onderzoeksgeneesmiddel
g. Acuut myocardinfarct <= 3 maanden voorafgaand aan de start van
onderzoeksgeneesmiddel
h. QT-interval gecorrigeerd voor hartfrequentie (QTcF) met behulp van de
Fridericia-formule > 480 msec bij screening;
8. Verminderde leverfunctie gedefinieerd als Child-Pugh-klasse B of C;
9. Verminderde gastro-intestinale werking of een ziekte die een aanzienlijk
effect kan hebben op de absorptie van de onderzoeksgeneesmiddelen (bijvoorbeeld
ulcererende ziekten, ongecontroleerde misselijkheid, braken, diarree,
malabsorptiesyndroom, dunnedarmresectie);
10. Bekende hypercoagulabiliteitsrisico*s anders dan maligniteit (bijvoorbeeld
Factor V Leiden);
11. Trombo-embolisch voorval (met inbegrip van transiënte ischemische
aanvallen, cerebrovasculaire accidenten, diepveneuze trombose of longembolie)
met uitzondering van kathetergerelateerde veneuze trombose <= 12 weken
voorafgaand aan de start van de onderzoeksbehandeling. Opmerking: patiënten met
kathetergerelateerde trombo-embolische voorvallen mogen meedoen;
12. Een van de volgende situaties:
a. Nitrosoureum of mitomycine-C binnen 6 weken voorafgaand aan de start van het
onderzoeksgeneesmiddel
b. Andere chemotherapie, bestraling die > 30% van het beenmerg behelsde, of
biologische therapie (bijvoorbeeld antistoffen) binnen 4 weken voorafgaand aan
de start van het onderzoeksgeneesmiddel
c. Continue of intermitterende geneesmiddelen of onderzoeksgeneesmiddelen op
basis van kleine moleculen binnen 5 halfwaardetijden van het middel (of binnen
4 weken voorafgaand aan de start van het onderzoeksgeneesmiddel, wanneer de
halfwaardetijd niet bekend is)
d. Resterende graad 2 bijwerkingen volgens Common Terminology Criteria for
Adverse Events (CTCAE) van dergelijke therapieën (resterende graad 2 alopecie
is toegestaan);
13. Staken van eerdere behandeling met BRAF- en/of MEK-remmer vanwege
linkerventrikelinsufficiëntie, pneumonitis/interstitiële longaandoening of
retinale veneuze occlusie;
14. Bekende positieve serologie voor infectie met humaan immunodeficiëntievirus
(hiv), actieve hepatitis B en/of actieve hepatitis C;
15. Voorgeschiedenis van het syndroom van Gilbert;
16. Andere ernstige acute of chronische medische of psychiatrische aandoening
of laboratoriumafwijking die het risico dat met deelname aan het onderzoek of
toediening van het onderzoeksgeneesmiddel gepaard gaat, kan vergroten of die de
interpretatie van de onderzoeksresultaten kan verstoren en die de patiënt naar
het oordeel van de onderzoeker ongeschikt maakt voor opname in het onderzoek;
17. Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven, waarbij zwangerschap
wordt gedefinieerd als de toestand van een vrouw na conceptie en tot
beëindiging van gestatie, bevestigd met een positieve laboratoriumtest op β-hCG
(> 5 mIE/ml).
ALLEEN GROEP 1:
1. Positieve cotininetest op urine bij screening;
2. In de 2 weken voorafgaand aan de start van de behandeling met
encorafenib/binimetinib op dag 1 en tot en met de DDI-fase (dag 28), gebruik
van substraten, remmers of inductoren van CYP3A4, CYP2C9, CYP1A2 of CYP2C19 en
substraten of remmers van CYP2D6.
ALLEEN GROEP 2:
1. In de 2 weken voorafgaand aan de start van de behandeling met
encorafenib/binimetinib op dag 1 en tot en met de DDI-fase (dag 28), gebruik
van substraten, remmers of inductoren van CYP2B6 of substraten of inductoren
van BCRP, OATP1B1 of OATP1B3.
ALLEEN GROEP 3:
1. Voorgeschiedenis van psychose, depressie of manie;
2. Voorgeschiedenis van angio-oedeem;
3. Voorgeschiedenis van mitralisklepprolaps;
4. Voorgeschiedenis van linkerventrikelhypertrofie;
5. In de 2 weken voorafgaand aan de start van de behandeling met
encorafenib/binimetinib op dag 1 en tot en met de DDI-fase (dag 28), gebruik
van substraten, remmers of inductoren van CYP3A4.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2019-001036-66-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT03864042 |
CCMO | NL69465.041.19 |