Primaire doelstelling * Om de werkzaamheid van gastroresistente capsules (EPA-FFA) bij patiënten met FAP om het aantal polypectomieën te verminderen.Secundaire doelstellingen* De klinische ziekteprogressie evalueren.* Het veiligheids- en…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Maagdarmstelselaandoeningen, congenitaal
- Maagdarmstelselneoplasmata maligne en niet-gespecificeerd
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair eindpunt
* Totale aantal polypectomieën (poliepen >5 mm in de endeldarm) gedurende de 24
maanden durende onderzoeksperiode
Veiligheidseindpunten
: De veiligheidsananalyse wordt uitgevoerd voor alle gerandomiseerde patiënten
die tenminste een dosering hebben genomen.
- Het aantal en deel van de patiënten met adverse events,
- Het aantal patiënten dat wordt opgenomen in een ziekenhuis.
- Evaluatie van de laboratorium resultaten.
- Evaluatie van de vitale parameters.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten
* Wijziging in aantal poliepen na 24 maanden, geëvalueerd door geblindeerde
beoordeling van videorecords.
* Verandering in score op het InSiGHT Polyposis Staging System (IPSS) na 24
maanden.
* Aantal proefpersonen dat een chirurgische ingreep nodig heeft (zonder
polypectomieën).
* Totale aantal polypectomieën (poliepen >5 mm in de endeldarm) uitgevoerd na 6
maanden, 12 maanden, 18 maanden.
* Wijziging in aantal poliepen na 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden die door
een geblindeerde beoordeling van videoverslagen wordt
beoordeeld.
* Verandering in score op het InSiGHT Polyposis Staging System (IPSS) na 6
maanden, 12 maanden, 18 maanden.
* Tijd tot chirurgische ingreep (exclusief polypectomieën).
* Verandering in score op de Spigelman-classificatie van duodenale polypaposis
na 24 maanden.
* Patient Global Impression of Improvement (PGI-I ) vragenlijst na 6, 12, 18 en
24 maanden.
*
Achtergrond van het onderzoek
Familiale adenomateuze polyposis (FAP) is een erfelijke aanleg voor diffuse
colorectale adenomen en colorectaalcarcinoom, die voorkomt in bijna 100% van de
niet-geresecteerde darmen, en wordt veroorzaakt door een kiemlijnmutatie in het
APC-gen op de lange arm van chromosoom 5 [Kinzler et al. 1996]. Om de
ontwikkeling van kanker te voorkomen, wordt aangeraden om patiënten met FAP een
colectomie te laten ondergaan met ileo-anale of ileorectale anastomose (of
colectomie en eindstoma) op een geschikt moment voordat de poliepen
progresseren naar een maligniteit en vóór de leeftijd van 25 jaar. Patiënten
met het verzwakt FAP-fenotype, vaak geassocieerd met mutaties aan het
5'-uiteinde (na exon 4 en proximaal) [Spiro et al. 1993], hebben minder
poliepen en kunnen vaak de colectomie uitstellen.
De moleculaire voorvallen die leiden tot het ontstaan van colorectaal carcinoom
(CRC) uit poliepen worden gekenmerkt door een onevenwichtigheid van
celproliferatie en apoptose (natuurlijke celdood) door wijzigingen in de genen
die betrokken zijn bij intestinale mucosale homeostase. Verder is aangetoond
dat er verschillen zijn in de celkinetiek van het darmslijmvlies van patiënten
die poliepen ontwikkelen en degenen die die deze niet ontwikkelen. Men gaat
ervan uit dat patiënten met een predispositie voor darmadenomen een
gegeneraliseerde verminderde apoptose en een verhoogde celproliferatie in de
dikke darm hebben [Steinbach et al. 1946-1953].
Bij een colectomie wordt het grootste deel van de poliepen bij FAP-patiënten
verwijdert, wat het risico op kanker aanzienlijk vermindert, terwijl het
oorspronkelijke rectum in situ wordt behouden, waardoor een goed resultaat
wordt bereikt en stomavorming vermeden. Een daaropvolgende proctectomie is
geïndiceerd indien de poliepbelasting in het overblijvende rectum vaak hoog is,
grote zeer dysplastische poliepen voorkomen of een duidelijke maligniteit zich
ontwikkelt. Een proctocolectomie vermindert ook significant het risico op
kanker met de verwijdering van de dikke darm en het rectum. Een reservoir kan
worden gemaakt van het terminale ileum en aan de anus worden geanastomoseerd.
Routinematige endoscopische surveillance is ook vereist op momenten die
afhankelijk zijn van de ernst van de ziekte, met ablatie van poliepen indien
nodig.
Er wordt gesuggereerd dat omega-3 MOV in visolie de hoge niveaus van
proliferatiepercentages van mucosale cellen van de dikke darm geassocieerd met
sporadische darmadenomen[Anti M et al 1994] kunnen moduleren en bovendien heeft
onderzoek bij de St George's Hospital Medical School, Londen, aanzienlijke
gunstige effecten van celproliferatie en apoptose op de mucosa van de dikke
darm bij patiënten met een voorgeschiedenis van darmadenomen die een zeer
zuivere vorm van EPA als het vrije vetzuur gebruiken [Courtney et al 2005].
Vetzuren zijn verzadigd, enkelvoudig onverzadigd of meervoudig onverzadigd.
Sommige omega-6 en omega-3 zijn meervoudig onverzadigde vetzuren en daarom
'essentiële' vetzuren, d.w.z. dat ze niet in het menselijk lichaam kunnen
worden gemaakt en daarom uit voedingsbronnen moeten worden verkregen. Het
westerse dieet is rijk aan omega-6 vetzuren (bijv. maïsolie, zonnebloemolie).
Mensen missen het noodzakelijke enzym om bepaalde 3-vetzuren te kunnen
synthetiseren en daarom moeten ze uit afzonderlijke voedingsbronnen worden
verkregen. Hoewel a-linoleenzuur kan worden verkregen uit bepaalde plantaardige
bronnen, worden de twee belangrijkste omega-3 vetzuren, docosahexaeenzuur (DHA)
en eicosapentaeenzuur (EPA) voornamelijk verkregen uit vis en visolie. Er is
bewijs voor het nut van visolie in de preventie van hart- en vaatziekten
[Gerdes et al. 1994] en er wordt ook gesuggereerd dat ze nuttig kunnen zijn bij
het voorkomen van andere aandoeningen zoals prostaatkanker en darmkanker [Boyle
and Langman 2000 ].
Het(de) mechanisme(n) van de antineoplastische werking van EPA-FFA (vrije
vetzuren) is/zijn nog niet volledig begrepen. Verscheidene mechanismen worden
verondersteld een rol te spelen waaronder het moduleren van de cyclo-oxygenase
(COX) activiteit, het bevorderen van apoptose door een verhoogde productie van
reactieve zuurstofverbindingen en het veranderen van de werking van de
celoppervlakreceptor door het optreden van lipide domeinen te wijzigen. EPA kan
fungeren als een alternatief, onvoldoende gebruikt substraat (in plaats van
arachidonzuur dat het meest gebruikt wordt in westerse diëten) voor de
COX-enzymen (waaronder COX-2) die leiden tot een verminderde productie van
protumorigene prostaglandine E2. Onlangs is aangetoond dat een EPA-behandeling
de PGE2-niveaus in colorectaal slijmvlies bij knaagdieren en de
leveruitzaaiingen bij muizen met colorectale kanker vermindert (Hawcroft et al
2010). In dit opzicht is de activiteit ervan vergelijkbaar met die van de
Coxibs. EPA kan worden omgezet in prostaglandinen uit de 3-serie en tromboxanen
door COX-1, waardoor wordt aangenomen dat het de bloedplaatjesremmende
activiteit van EPA verklaart, in tegenstelling tot de Coxibs die een trombogeen
effect bevorderen dat secundair is aan COX-2-remming in endotheelcellen, en
ongehinderde activiteit van thromboxaan A2 in bloedplaatjes.
De effecten van EPA-FFA op poliepen zijn onderzocht bij muizen met multipele
intestinale neoplasie (Min). De Min-muis heeft een mutatie van het
tumorsuppressorgen (APC). Dit wijst op een predispositie voor het ontwikkelen
van poliepen in de dunne en dikke darm die zich snel ontwikkelen gedurende de
eerste 12 weken van het leven. Het biedt dus een diermodel van FAP waarin de
effecten van mogelijke chemopreventieve interventies kunnen worden onderzocht.
ApC Min/ en overeenkomstige wild-type muizen kregen gedurende 12 weken een
controledieet of diëten die ofwel 2,5% EPA-FFA of 5% EPA-FFA bevatten terwijl
de voedselinname en het lichaamsgewicht werden gevolgd. Weefsels werden
verzameld voor macroscopisch, microscopisch, immunohistochemisch en mucosaal
vetzuur onderzoek. Bloed werd afgenomen om het gehalte aan lipideperoxidatie te
meten. Beide diëten met EPA-FFA beschermden tegen de cachexie die werd
waargenomen bij APC Min/dieren die het controledieet (P < 0,0054) kregen, in
combinatie met een significante afname van lipideperoxidatie in de
behandelingsarmen. In vergelijking met de controlegroep werd poliepvorming
drastisch onderdrukt met 2,5% en 5% EPA-FFA (respectievelijk met 71.5% en
78.6%, P < 0,0001) en verminderde poliepbelasting (respectievelijk met 82.5% en
93.4%, P < 0,0001). Poliepen < 1 mm werden overwegend aangetroffen in de
behandelingsarm met 5% EPA-FFA, terwijl die van 1-3 mm vaker voorkwamen in de
controlegroep (P < 0,0001). Bij de muizen die werden behandeld met EPA-FFA werd
het arachidonzuur in de gastro-intestinale mucosa vervangen door EPA (P <
0,0001), hetgeen gepaard ging met een significante vermindering van COX-2. In
de met EPA-vrije vetzuren-behandelingsarmen was de nucleaire translocatie van *-
catenine verminderd (dunne darm) of afwezig (colon), terwijl een significante
afname van de proliferatie werd waargenomen in de gehele darm samen met een
gelijktijdige toename van apoptose (Fini et al 2010).
Een chemopreventie-onderzoek bij FAP-patiënten werd uitgevoerd met gebruik van
gastroresistente capsules met EPA-FFA. Dit was een single-center, dubbelblind,
gerandomiseerd, placebogecontroleerd onderzoek uitgevoerd bij volwassen
proefpersonen met een bevestigde diagnose van FAP en eerdere colectomie met
ileo-rectale anastomose. Proefpersonen van 18 jaar of ouder met een diagnose
van FAP die toestemming hebben gegeven en met een evalueerbaar rectaal segment
met 3 of meer rectale poliepen * 2 mm (binnen een gebied van het rectum dat
getatoeëerd kon worden) werden gerekruteerd. Proefpersonen die voldeden aan de
inclusiescriteria werden gerandomiseerd (1: 1) om een van de twee behandelingen
te krijgen: placebo tweemaal daags of 500 mg EPA, als het vrije vetzuur,
tweemaal daags (totale dagelijkse dosis 2 g) gedurende 6 maanden. In totaal
werden 58 patiënten gerandomiseerd, 29 voor de placebogroep en 29 voor de
EPA-behandelingsgroep. Weinig patiënten trokken zich voortijdig terug uit het
onderzoek (3 in de placebo- en 2 in de EPA-behandelingsgroep). Voor alle
proefpersonen in de placebogroep vormden bijwerkingen of een klinisch
significant laboratoriumresultaat dat stopzetting vereiste de reden voor
stopzetting. In de EPA-groep werden intolerantie voor het
onderzoeksgeneesmiddel en ook andere (met name dat de proefpersoon niet voor
het bezoek van 6 maanden kwam opdagen) redenen vermeld. Het onderzoek toonde
een statistisch significante vermindering van het aantal poliepen aan (p =
0,0046 Full analysis set) in een focaal gebied van het rectum na zes maanden
behandeling met EPA in vergelijking met placebo. Statistisch significante
verschillen tussen de EPA-behandelingsgroep en de placebogroep werden gevonden
voor een procentuele verandering in het aantal poliepen, een procentuele
verandering in de totale diameter van de poliepen en de globale rectale
poliepbelasting (zoals beoordeeld door het panel van deskundigen). Behandeling
met EPA resulteerde in een toename van het rectale mucosale gehalte van EPA en
DPA ten opzichte van andere vetzuren. Dit komt overeen met de stelling dat
verhoogde niveaus van EPA leiden tot een verandering in de productie van lokale
mediatoren die betrokken zijn bij de ontwikkeling van poliepen. Over het
algemeen werd EPA in deze populatie goed verdragen (West et al 2010).
geëxtraheerd uit het protocol 3.1
Doel van het onderzoek
Primaire doelstelling
* Om de werkzaamheid van gastroresistente capsules (EPA-FFA) bij patiënten met
FAP om het aantal polypectomieën te verminderen.
Secundaire doelstellingen
* De klinische ziekteprogressie evalueren.
* Het veiligheids- en verdraagbaarheidsprofiel van EPA-FFA op lange termijn
evalueren.
Onderzoeksopzet
Een 2 jaar durend gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd, parallel
groepsonderzoek om de veiligheid en de werkzaamheid van gastroresistente
capsules (EPA-FFA) bij FAP te bepalen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
.
Inschatting van belasting en risico
.
Publiek
Farm Close, Shenley 3a Chestnut House
Hertfordshire WD7 9AD
GB
Wetenschappelijk
Farm Close, Shenley 3a Chestnut House
Hertfordshire WD7 9AD
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Moeten schriftelijke geïnformeerde toestemming geven.
2. Mannelijke of vrouwelijke personen, tussen18 en 65 jaar oud.
3. Met bekende diagnose van FAP gedefinieerd door een pathogene APC-mutatie.
4. Patiënten die eerder een colectomie hebben ondergaan waarbij een ileo
rectale anastomose (IRA) of een ileo pouch anale anastomose (IPAA) met een
rectaal overblijfsel van tenminste 2cm.
5. Geclassificeerd stadium 1-3 volgens het International Prognostic Scoring
System (IPSS).
6. De personen moeten zich bereid tonen om af te zien van regelmatig gebruik
van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen voor het onderzoek. Een
cardioprotectieve dosis aspirine (75 mg - 100 mg) is toegestaan.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Bij personen met eerdere ileo-rectale anastomose * 20 poliepen > 5 mm in de
endeldarm.
2. Personen die niet bereid zijn om regelmatig endoscopisch onderzoek te
ondergaan.
3. Personen die gastro-intestinale chirurgie moeten ondergaan in verband met
FAP.
4. Voorgeschiedenis van een invasief carcinoom in de afgelopen 3 jaar.
5. Voorgeschiedenis van bekkenstraling.
6. Bekende allergische reactie of intolerantie voor vis of visolie.
7. Bekende allergische reactie op hulpstoffen van de IMP en de placebo.
8. Personen die zwanger zijn of borstvoeding geven bij screening.
9. Personen die regelmatig aspirine gebruiken, anders dan een lage cardio
protectieve dosering (75mg-100mg), of andere niet-steroïde anti inflammatoire
geneesmiddelen (NSAIDs) regelmatig gebruiken. Regelmatig gebruik van andere
NSAIDs is in dit protocol gedefinieerd als een behandelperiode langer dan 14
dagen en één behandeling per 6 maanden gedurende de studie.
10. Personen die regelmatig NSAID's gebruiken gedurende de 3 maanden
voorafgaand aan het onderzoek (met uitzondering van een lage dosis aspirine).
11. Personen die het NSAID 5-aminosalicylzuur (5-ASA of mesalamine) gebruiken
12. Personen die andere visoliesupplementen gebruiken (bijv. levertraan) en
niet bereid zijn om hiermee te stoppen gedurende de duur van het onderzoek.
Personen die voorheen visolie gebruikten, moeten een wash-outperiode van 2
maanden aanhouden voorafgaand aan hun inclusie in het onderzoek.
13. Personen die warfarine of andere anticoagulantia gebruiken.
14. Experimentele middelen moeten ten minste 8 weken voorafgaand aan de
screening worden stopgezet gedurende een periode die gelijk is aan 5
halfwaardetijden van het middel (welke het langste is)
15. Personen die lijden aan bekende stollings- en coagulatieaandoeningen
16. Personen bij wie het bloedonderzoek significante afwijkingen toont.
17. Personen met gastro-intestinale malabsorptieve aandoeningen.
18. Personen met ongecontroleerde hypercholesterolemie.
19. Personen die ontoerekeningsvatbaar worden geacht of een voorgeschiedenis
van anorexia nervosa of boulimia hebben.
20. Personen die gedurende de duur van het onderzoek niet beschikbaar zullen
zijn, niet in staat geacht worden om aan de vereisten van het
onderzoeksprotocol te kunnen voldoen, personen die het protocol waarschijnlijk
niet na zullen leven of degenen die om een andere reden ongeschikt worden
geacht door de onderzoeksarts.
21. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd, gedefinieerd als alle vrouwen die
fysiologisch zwanger kunnen worden, tenzij zij chirurgisch gesteriliseerd zijn,
moeten een betrouwbaar voorbehoedmiddel gebruiken (hetzij hormonale
anticonceptie die een combinatie van oestrogenen en progestagenen bevat,
geassocieerd met ovulatieremming [oraal, intravaginaal, transdermaal],
progestageen-alleen hormonale anticonceptie geassocieerd met ovulatieremming
[oraal, injecteerbaar, implanteerbaar], intra-uteriene contraceptie [IUD], een
hormoonafgevend intra-uterien systeem [IUS], een gesteriliseerde partner,
seksuele onthouding (alleen beschouwd als een aanvaardbare anticonceptiemethode
wanneer het in overeenstemming is met de gebruikelijke levensstijl van de
personen), combinatie van mannelijk condoom met schildje, diafragma of spons
met spermicide [dubbele barrièremethodes]), en bereid en in staat zijn om de
contraceptie gedurende 1 maand na de laatste toediening van de IMP voort te
zetten. Vrouwen die orale anticonceptie gebruiken, moeten deze minstens 2
maanden voorafgaand aan de screening hebben gebruikt. Vrouwen worden beschouwd
als niet vruchtbaar zijnde als ze sinds 12 maanden natuurlijke (spontane)
amenorroe hebben met een geschikt klinisch profiel (bijv. juiste leeftijd,
voorgeschiedenis van vasomotor symptomen) of sinds zes maanden spontane
amenorroe hebben met serum-FSH-waarden die pleiten voor een ingetreden
postmenopauze. Of een bilaterale oöforectomie hebben ondergaan (met of zonder
hysterectomie) of een bilaterale tubaire ligatie ten minste zes weken
voorafgaand aan het screeningsbezoek. In geval van alleen een oöphorectomie,
moet de reproductiestatus van de vrouw bevestigd zijn door een follow-up
controle van de hormoonspiegel.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2017-002809-34-NL |
CCMO | NL63731.018.18 |