Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-514934-19-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Primaire doelstelling:Aantonen van superioriteit van Qutenza ten opzichte van een controle met een lage dosis capsaïcine wat…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
Post-surgical neuropathic pain (PSNP)
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair eindpunt:
• Voor de VS: Verandering in week 12 ten opzichte van de uitgangswaarde voor
het weekgemiddelde van de score voor de gemiddelde pijnintensiteit gedurende 24
uur.
• Voor landen/regio's buiten de VS: Verandering, ten opzichte van de
uitgangswaarde, van de gemiddelde score over de gehele periode van week 2 tot
week 12 voor de gemiddelde pijnintensiteit gedurende 24 uur.
Secundaire uitkomstmaten
Secundair eindpunt:
• Verandering in afmeting van het behandelgebied in week 12 ten opzichte van de
uitgangswaarde.
• Incidentie van tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen
(treatment-emergent adverse events, TEAE's).
• Incidentie van TEAE's die leiden tot staking van de behandeling in de
kernfase.
• Verandering in week 42 ten opzichte van de uitgangswaarde voor het
weekgemiddelde van de score voor de gemiddelde pijnintensiteit gedurende 24 uur.
• Verandering in afmeting van het behandelgebied in week 42 ten opzichte van de
uitgangswaarde.
• Verandering, ten opzichte van de uitgangswaarde, van de gemiddelde score over
de gehele periode van week 2 tot week 42 voor de gemiddelde pijnintensiteit
gedurende 24 uur.
• Incidentie van TEAE's.
• Incidentie van TEAE's die leiden tot staking van de behandeling in de
verlengingsfase.
Achtergrond van het onderzoek
Inleiding:
Chronische postoperatieve pijn is wereldwijd een probleem. Het wordt vaak over
het hoofd gezien of onderschat, weinig behandeld (Schug et al. 2019),
veroorzaakt invaliditeit en gaat gepaard met een verminderde kwaliteit van
leven en een toename van het gebruik van middelen en voorzieningen in de
gezondheidszorg (Lavand*homme 2017b). Als men bedenkt dat er jaarlijks
wereldwijd 312 miljoen ingrijpende operaties worden uitgevoerd wordt de omvang
van het probleem duidelijk (Katz et al 2019) en ondanks ontwikkelingen op het
gebied van chirurgische technieken is de prevalentie van chronische
postoperatieve pijn nog steeds hoog (Lavand*homme 2017b). Chronische
postoperatieve pijn is inmiddels een prioriteit voor de volksgezondheid en is
opgenomen in de komende versie van de International Classification of Disease,
ICD 11 (Schug et al. 2019). Bij bepaalde vaak uitgevoerde chirurgische
procedures zijn er inherente risico's op het ontwikkelen van chronische
postoperatieve pijn. Bij deze operaties is er vaak sprake van beschadiging van
grote perifere zenuwen (Kehlet et al. 2006, Durkin et al. 2010). Neuropathische
kenmerken komen voor bij ongeveer 35% tot 57% van de patiënten met chronische
postoperatieve pijn (Lavand*homme 2017a); deze prevalentie varieert afhankelijk
van het soort operatie, bijv. post-thoracotomie (29%), post-mastectomie (31%),
keizersnede (21,4%), safenectomie (15,7%), liesbreukherstel (11,4%),
cholecystectomie (6,1%) (Dualé et al. 2011, Haroutiunian et al. 2013, Pickering
et al. 2017).
Perifere neuropathische pijn (PNP) zoals PSNP manifesteert zich in een
gedefinieerd, gelokaliseerd gebied van het lichaam, waarbij het pijngebied
meestal verband houdt met de primaire laesie. Dit type neuropathische pijn
wordt gekenmerkt door een temporeel verband met een bekende zenuwbeschadiging
(Freeman et al. 2019).
Bij PSNP zijn er een of meer consistente, circumscripte gebied(en) met maximale
pijn, geassocieerd met negatieve of positieve tekenen van
sensibiliteitsstoornissen met betrekking tot de innervatie van de beschadigde
zenuw, en/of spontane symptomen die kenmerkend zijn voor neuropathische pijn
(Freeman et al. 2019, Mick et al. 2012).
Achtergrond bij het onderzoeksgeneesmiddel:
Capsaïcine is een zeer selectieve agonist van de TRPV 1-receptor (transient
receptor potential vanilloid 1). De TRPV 1 receptor is een complex van een
ionenkanaal en een receptor die tot expressie komt op dunne sensorische
neuronen (C- en Aδ vezels), bijv. nociceptoren in de huid die gespecialiseerd
zijn in de detectie van pijnlijke of schadelijke prikkels.
Qutenza is een zelfklevende topische huidpleister met capsaïcine die een hoge
concentratie synthetisch capsaïcine rechtstreeks op de plaats van de pijn
toedient, waar de stof reversibele dermo-epidermale denervatie en depletie van
capsaïcinegevoelige nociceptoren induceert (Lo Vecchio et al. 2018), en
effectieve behandeling van aandoeningen met PNP mogelijk maakt.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2024-514934-19-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Primaire doelstelling:
Aantonen van superioriteit van Qutenza ten opzichte van een controle met een
lage dosis capsaïcine wat betreft de verandering in week 12 ten opzichte van de
uitgangswaarde voor de gemiddelde pijnintensiteit gedurende 24 uur bij
proefpersonen met PSNP.
Secundaire doelstellingen:
• Aantonen van superioriteit van Qutenza ten opzichte van een controle met een
lage dosis capsaïcine wat betreft de verandering in week 12 ten opzichte van de
uitgangswaarde voor de grootte van het behandelgebied bij proefpersonen met
PSNP.
• Beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van Qutenza bij
proefpersonen met PSNP.
• Bevestigen van de werkzaamheid van Qutenza op lange termijn, bij
proefpersonen met PSNP.
• Beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van Qutenza op lange
termijn, bij proefpersonen met PSNP.
Onderzoeksopzet
Dit is een interventioneel, dubbelblind, gerandomiseerd, gecontroleerd,
multicenter, fase III klinisch onderzoek met parallelle groepen ter bevestiging
van de werkzaamheid en veiligheid van herhaald topisch aanbrengen van Qutenza
(topische pleister met 8% capsaïcine) ten opzichte van een controle met een
lage dosis capsaïcine (topische pleister met 0,04% capsaïcine) bij
proefpersonen met matige tot ernstige PSNP. Na een screeningsperiode van
maximaal 19 dagen, die ook de fase voor de uitgangswaardemeting van dag 7 tot
dag 1 omvat, worden proefpersonen tijdens het randomisatiebezoek toegewezen
aan de groep die behandeld wordt met Qutenza of de groep die behandeld wordt
met de controlepleister met een lage dosis capsaïcine (0,04% capsaïcine). De
geblindeerde behandelingsperiode bestaat uit een kernfase (dag 1 tot en met
week 12) en een verlengingsfase (week 13 tot en met week 42), inclusief een
follow upperiode van 14 dagen. Elke proefpersoon zal naar verwachting maximaal
44 weken aan het onderzoek blijven deelnemen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Proefpersonen die aan alle inclusiecriteria en aan geen van de exclusiecriteria voldoen, worden willekeurig, in een verhouding van 1:1 toegewezen aan 1 van de 2 behandelingen: • Qutenza (topische pleister met 8% capsaïcine; bevat 179 mg capsaïcine of 640 µg capsaïcine/cm2 pleister). • Controle bestaande uit een lage dosis capsaïcine (topische pleister met 0,04% capsaïcine; bevat 0,9 mg capsaïcine of 3,2 µg capsaïcine/cm2 pleister). De Qutenza-pleisters en de controlepleisters met een lage dosis zullen er identiek uitzien. De afmeting van elke topische pleister is 14 cm bij 20 cm (280 cm2). Afhankelijk van de grootte van het pijnlijke gebied worden op het behandelgebied gedurende 60 minuten maximaal 4 pleisters aangebracht (1120 cm2). Voordat het onderzoeksgeneesmiddel wordt aangebracht wordt het behandelgebied voorbehandeld met een topisch anestheticum. De eerste keer dat het onderzoeksgeneesmiddel wordt aangebracht is tijdens het randomisatiebezoek (bezoek 2/dag 1). Of en wanneer het onderzoeksgeneesmiddel nogmaals wordt aangebracht is afhankelijk van: het oordeel van de onderzoeker dat de proefpersoon een passend pijnniveau heeft (bijv. pijnniveau > 4 gedurende de week voorafgaand aan het nogmaals aanbrengen) en de wens van de proefpersoon om nog een behandeling te krijgen op basis van zijn of haar pijnbeoordeling. Het onderzoeksgeneesmiddel mag niet opnieuw worden aangebracht als de proefpersoon het onderzoeksgeneesmiddel niet verdroeg toen dit eerder werd aangebracht, naar het oordeel van de onderzoeker, als de proefpersoon overgevoeligheid ontwikkelde voor het onderzoeksgeneesmiddel of als de proefpersoon zwanger is. De eerste keer dat het onderzoeksgeneesmiddel opnieuw kan worden aangebracht is op zijn vroegst 12 weken nadat het voor het eerst is aangebracht (dus tijdens bezoek 6, na de kernfase van de behandelingsperiode). Tijdens de verlengingsfase van het onderzoek dient tussen twee keer dat het onderzoeksgeneesmiddel wordt aangebracht een interval te worden aangehouden van ten minste 8 weken. De laatste keer dat het onderzoeksgeneesmiddel wordt aangebracht mag niet later zijn dan 40 weken na de eerste keer dat het is aangebracht (als het onderzoeksgeneesmiddel in week 40 wordt aangebracht, moet het eindbezoek op zijn vroegst 14 dagen later plaatsvinden).
Inschatting van belasting en risico
Zie paragraaf 6. *Van welke bijwerkingen kunt u last krijgen?* en paragraaf 7.
*Wat zijn de voordelen en de nadelen als u meedoet aan het onderzoek?* in het
formulier 'Proefpersoneninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk
onderzoek' voor een overzicht van de risico's en bijwerkingen.
Publiek
Mount Kemble Avenue 360
Morristown, NJ 07960
US
Wetenschappelijk
Mount Kemble Avenue 360
Morristown, NJ 07960
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Algemeen
1. De proefpersoon heeft schriftelijk geïnformeerde toestemming voor deelname
gegeven.
2. Vrouwelijke of mannelijke proefpersonen van 18 jaar of ouder.
3. Voor vrouwen die kinderen kunnen krijgen: negatieve zwangerschapstest bij
het screeningsbezoek (bezoek 1), het randomisatiebezoek (bezoek 2) en vóór elke
keer dat het onderzoeksgeneesmiddel opnieuw wordt aangebracht; ook moet zij
hebben ingestemd met het gebruik van medisch aanvaardbare anticonceptiemethoden.
Bevestiging van de diagnose chronische matige tot ernstige neuropathische pijn
na chirurgie (post surgical neuropathic pain, PSNP) (zie ook tabel 1 in het
protocol: 'niet uitputtende lijst van voorbeelden van soorten chirurgie die
leiden tot PSNP')
4. Gedocumenteerde diagnose PSNP aan de hand van de volgende criteria:
a. Voorgeschiedenis van postoperatieve pijn met een duur van ten minste 6
maanden en ten hoogste 60 maanden en waarvan het aannemelijk is dat deze
gerelateerd is aan de chirurgische ingreep, gedocumenteerd op een lichaamskaart.
b. Score van ten minste 3 van de 7 punten op de DN4i bij bezoek 1.
c. De pijn moet zich verder uitstrekken dan het littekengebied, naar
neuroanatomisch naastgelegen huidgebieden, en moet verband houden met de
operatieplaats.
5. Gedocumenteerde diagnose waarschijnlijke of definitieve PSNP aan de hand
van de volgende criteria
(Finnerup et al. 2016):
a. De pijn moet gepaard gaan met sensorische verschijnselen met dezelfde
neuroanatomisch plausibele distributie. Het gebied van sensorische
veranderingen kan zich verder uitstrekken dan het pijngebied, kan binnen het
pijngebied liggen of kan overlappen met het pijngebied (criterium voor
waarschijnlijke neuropathische pijn), of
b. In aanvulling op 5a: Rechtstreekse chirurgische aanwijzingen (bijvoorbeeld
door de chirurg eenduidig vastgestelde intraoperatieve zenuwlaesie) (criterium
voor definitieve neuropathische pijn).
6. De proefpersoon heeft matige tot ernstige pijn met als uitgangswaarde een
gemiddelde pijnintensiteit gedurende 24 uur van ten minste 4 punten op de NPRS.
De uitgangswaarde wordt berekend door het nemen van het gemiddelde van de
waarden van de beoordeling van de gemiddelde pijnintensiteit gedurende 24 uur
tijdens de fase voor uitgangswaardemeting (dag 7 tot dag 1). Tijdens de
uitgangswaardemetingsfase dienen ten minste 5 (van de laatste 7 dagen)
pijnbeoordelingen beschikbaar te zijn. Indien er minder dan 5 pijnbeoordelingen
beschikbaar zijn in de laatste 7 dagen, kan voor de betreffende proefpersoon
een nieuwe afspraak worden gemaakt voor bezoek 2 (maximaal 1 keer) nadat deze
nogmaals passende training heeft gehad in het gebruik van het elektronisch
dagboek, zodat de proefpersoon dit op de vereiste manier invult.
Geschiktheid voor behandeling met het onderzoeksgeneesmiddel
7. De afmeting van het aangedane intacte huidgebied is niet groter dan de
afmeting van 4 standaard Qutenza-pleisters (1120 cm2).
8. De huid in het gebied waar het onderzoeksgeneesmiddel wordt aangebracht, wat
ook het littekenweefsel kan omvatten, is intact, droog en niet geïrriteerd
(d.w.z. er zijn geen tekenen en symptomen van huidziekte, huidirritatie,
ontsteking of letsel, zoals actieve herpes zoster-laesies, atopische
dermatitis, ulceratie, wondjes). Dit wordt weerspiegeld door een dermale
beoordelingsscore van 0 = "geen tekenen van irritatie" of 1 = "minimaal
erytheem, nauwelijks waarneembaar".
Geschiktheid wat betreft het opvolgen van de instructies in het protocol,
toegestane voorbehandelingen en gelijktijdige behandelingen
9. De proefpersoon is bereid zich te houden aan de voorschriften betreffende
het beperkt gebruik van gelijktijdige behandelingen (zie de tekst over
gelijktijdige behandelingen in sectie 1.4.2 van het protocol).
10. De proefpersoon die last heeft van pijn:
a. krijgt op dit moment geen behandeling voor PSNP of
b. krijgt een stabiele systemische behandeling voor PSNP die meer dan 30
dagen vóór het randomisatiebezoek (bezoek 2) is begonnen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Algemeen of eerdere behandelingen
1. De proefpersoon heeft Qutenza gekregen vóór het randomisatiebezoek (bezoek
2) of heeft in een ander klinisch onderzoek een medisch hulpmiddel gekregen in
de 7 dagen vóór het randomisatiebezoek (bezoek 2), of
a. Iedere vorm van eerder gebruik van topisch capsaïcine in het gebied van de
PSNP vóór bezoek 2, met uitzondering van gebruik van een product met een lage
dosis (< 1%) capsaïcine - maar niet in de 7 dagen vóór bezoek 2.
b. De proefpersoon heeft eerder deelgenomen aan dit klinisch onderzoek of
heeft deelgenomen aan een ander klinisch onderzoek voor de behandeling van PSNP
waarbij zijn/haar deelname minder dan 3 maanden geleden is voltooid.
2. Tijdens het screeningsbezoek (bezoek 1), een score van 0 van de 5 in alle 3
categorieën van de neurologisch/sensorische onderzoeken, d.w.z. voor
warmtegevoel, speldenprik en koudegevoel.
Verstorende factoren
3. De proefpersoon heeft tijdens de fase voor uitgangswaardemeting ten minste 4
dagen een score van 10 op de NPRS gemeld voor de gemiddelde pijnintensiteit
gedurende 24 uur.
4. Iedere pijnlijke procedure die gepland is gedurende het onderzoek die, naar
het oordeel van de onderzoeker, de beoordelingen van de werkzaamheid of
veiligheid kunnen beïnvloeden.
5. Proefpersonen met PSNP in verband met een operatie/aandoening waarbij een
grote kans bestaat op verstorende symptomen, bijv. de pijn is ten minste voor
een deel te wijten aan pijn in dieper gelegen structuren zoals spieren of
botten (met inbegrip van 'referred pain' vanuit dieper gelegen structuren)
zoals in de voorbeelden in tabel 2 van het protocol.
6. Andere pijnlijke aandoeningen in het lichaamsgebied dat is aangedaan door
PSNP en dat van invloed kan zijn op beoordelingen van de werkzaamheid of
veiligheid en niet kan worden gediscrimineerd van de doelpijn door de
proefpersoon, waaronder infectieuze, niet infectieuze, inflammatoire of
neuropathische aandoeningen; dit kunnen ook complicaties zijn die verband
houden met de eerdere chirurgische ingreep.
Contra indicaties voor het onderzoeksgeneesmiddel
7. Gebieden van neuropathische pijn die zich uitsluitend bevinden op het
aangezicht, boven de haargrens van de schedel en/of nabij slijmvliezen.
8. Overgevoeligheid voor capsaïcine (bijv. chilipepers of vrij verkrijgbare
producten met capsaïcine), of voor een van de hulpstoffen in het
onderzoeksgeneesmiddel of voor hulpstoffen of bestanddelen van de gebruikte
reinigingsgel, of voor gebruikte topische anesthetica of bestanddelen daarvan.
Medische voorgeschiedenis/gelijktijdige aandoening(en)/andere factoren
9. Hangende rechtszaken vanwege chronische pijn of invaliditeit.
10. De proefpersoon heeft een voorgeschiedenis van alcohol- of drugsmisbruik of
gebruikt op dit moment drugs (met inbegrip van alcohol en/of geneesmiddelen)
gedurende het 1 jaar voorafgaand aan het screeningsbezoek (bezoek 1), naar het
oordeel van de onderzoeker.
11. Aanwijzingen of een voorgeschiedenis van een ernstige psychische
ziekte/stoornis in de 3 jaar voorafgaand aan het screeningsbezoek (bezoek 1)
die, naar het oordeel van de onderzoeker, de beoordelingen van de werkzaamheid
of veiligheid kunnen beïnvloeden of de veiligheid van de proefpersoon tijdens
zijn of haar deelname aan het onderzoek in gevaar kan brengen, bijv. ernstige
depressie, ernstige angststoornis, psychose, ernstige
persoonlijkheidsstoornissen.
12. Aanwijzingen voor een cognitieve stoornis, met inbegrip van dementie, die
het vermogen van de proefpersoon kan verstoren wat betreft het invullen van
pijnbeoordelingen waarbij de proefpersoon zich het gemiddelde pijnniveau
gedurende de afgelopen 24 uur moet herinneren.
13. Een chirurgische ingreep in de 3 maanden voorafgaand aan het
screeningsbezoek (bezoek 1) indien dit de beoordelingen van de werkzaamheid of
veiligheid beïnvloedt, of een afgesproken of geplande operatie gedurende het
onderzoek, met uitzondering van de verlengingsfase indien de geplande operatie
naar verwachting niet van invloed zal zijn op de beoordelingen van de
werkzaamheid of de veiligheid.
14. Patiënten die op dit moment een of meer klinisch significante ziekte(n) of
aandoening(en) hebben (met inbegrip van klinisch significante cardiovasculaire
ziekte en/of significante pijn in andere gebieden) die van invloed kan zijn op
de beoordelingen van de werkzaamheid of veiligheid, of een andere reden
waardoor de proefpersoon naar het oordeel van de onderzoeker mogelijk niet
gedurende de volledige duur van het onderzoek kan blijven deelnemen. Patiënten
met huidige tekenen en symptomen die overeenkomen met Coronavirus ziekte 2019
(COVID-19) (bijv. droge hoest, kortademigheid, keelpijn, vermoeidheid, koorts)
of proefpersonen die deze symptomen hadden in de laatste 14 dagen voorafgaand
aan de screening en een positieve SARS- CoV2 PCR-testresultaat.
15. Instabiele bloeddruk of bloeddruk die slecht onder controle is waardoor er
bij de proefpersoon, naar het oordeel van de onderzoeker, kans is op een
ernstige ongewenste toename van de bloeddruk na toediening van het
onderzoeksgeneesmiddel.
16. Bekendheid of vermoeden dat de proefpersoon niet in staat is zich te houden
aan de vereisten van het onderzoeksprotocol of de instructies van de
medewerkers van de onderzoekslocatie op te volgen.
17. Niet in staat begrijpelijk te communiceren met de medewerkers van de
onderzoekslocatie.
18. De proefpersoon is een werknemer van de onderzoeker of van de
onderzoekslocatie en is rechtstreeks betrokken bij het voorgestelde onderzoek
of andere onderzoeken die vallen onder het toezicht van de onderzoeker of de
onderzoekslocatie, of is familie van een werknemer of van de onderzoeker.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2024-514934-19-00 |
EudraCT | EUCTR2021-001409-64-NL |
CCMO | NL77643.056.21 |
Ander register | WHO Universal Trial Number (UTN): U1111-1272-1340 |