Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-506136-32-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Primair:Dosisescalatie• Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van subcutaan blinatumomab voor de behandeling van…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
- Leukemieën
Synoniemen aandoening
Aandoening
recidiverende of refractaire B-cel precursor acute lymfoblastische leukemie (R/R B-ALL)
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Dosisescalatie
• Dosisbeperkende toxiciteiten, tijdens de behandeling optredende
bijwerkingen (TEAE*s), ernstige TEAE*s, behandelingsgerelateerde TEAE*s en
bijwerkingen.
Dosisexpansie en fase 2 (Ph-IIR en Ph-IIM Cohorten)
• CR/CRh binnen de eerste 2 cycli voor Ph2a en Ph-IIR cohorten (R/R B-ALL)
en CR met MRD < 0,01% binnen de eerste 2 cycli voor Ph-IIM (MRD B-ALL)
Fase 2 Ph-IIC (SC1 en SC2 Cohorten)
• Blinatumomab PK-parameters na subcutane toediening, inclusief, maar niet
beperkt tot Cmax, gemiddelde concentratie (Cavg), tmax en AUC
Secundaire uitkomstmaten
Dosisescalatie
• Farmacokinetische parameters van blinatumomab na subcutane toediening,
waaronder, maar niet beperkt tot minimale concentratie over het
toedieningsinterval (Cmin), maximale concentratie (Cmax), tijd tot maximale
concentratie (Tmax), oppervlakte onder de concentratie-tijdcurve (AUC)
• Vorming van antilichamen tegen blinatumomab
• Complete remissie / complete remissie met gedeeltelijk hematologisch herstel
(CR/CRh) tijdens de eerste 2 kuren
Dosisexpansie en fase 2 (Ph-IIR en Ph-IIM Cohorten)
• Blinatumomab PK-parameters na subcutane toediening inclusief, maar niet
beperkt tot Cmin, Cmax, Tmax, oppervlakte onder de concentratietijd en AUC
• Vorming van antilichamen tegen blinatumomab
• RFS bij proefpersonen die respons bereiken (CR/CRh binnen de eerste 2 cycli
voor Ph2a en Ph-IIR cohorten en CR met MRD <0,01% binnen de eerste 2 cycli voor
Ph-IIM cohort) wordt gedefinieerd als de tijd vanaf het eerste bereiken van
deze respons tot de datum van de eerste terugval inclusief extramedullaire
terugval, of overlijden door welke oorzaak dan ook, wat zich het eerst voordoet
• Totale overleving wordt berekend vanaf het moment van aanvang van de eerste
dosis SC blinatumomab tot overlijden door welke oorzaak dan ook
• Duur van volledige respons wordt gedefinieerd als de tijd vanaf het eerste
begin van de respons (CR/CRh binnen de eerste 2 cycli voor Ph2a en CR met MRD
<0,01% binnen de eerste 2 cycli voor Ph2b) tot de terugval inclusief
extramedullaire terugval.
• TEAE's, ernstige TEAE's, behandelingsgerelateerde TEAE's en bijwerkingen
• Samenvattende scores bij elke beoordeling en verandering ten opzichte van
baseline zoals beoordeeld door de European Organization for Research and
Treatment of Cancer (EORTC) Quality of Life Questionnaire (QLQ C30)
Fase 2 Ph-IIC (SC1 en SC2 Cohorten)
• Complete remissie / complete remissie met gedeeltelijk hematologisch herstel
(CR/CRh) tijdens de eerste 2 kuren
• Vorming van antilichamen tegen blinatumomab
• RFS bij proefpersonen die respons bereiken (CR/CRh binnen de eerste 2 cycli)
wordt gedefinieerd als de tijd vanaf het eerste bereiken van deze respons tot
de datum van de eerste terugval, inclusief extramedullaire terugval, of
overlijden door welke oorzaak dan ook, wat zich het eerst voordoet
• Totale overleving wordt berekend vanaf het moment van aanvang van de eerste
dosis SC blinatumomab tot overlijden door welke oorzaak dan ook
• De duur van volledige respons wordt gedefinieerd als de tijd vanaf het eerste
begin van de respons (CR/CRh binnen de eerste 2 cycli) tot terugval inclusief
extramedullaire terugval
• TEAE's, ernstige TEAE's, behandelingsgerelateerde TEAE's en bijwerkingen
• Samenvattende scores bij elke beoordeling en verandering ten opzichte van
baseline zoals beoordeeld door de European Organization for Research and
Treatment of Cancer (EORTC) Quality of Life Questionnaire (QLQ C30)
Achtergrond van het onderzoek
Acute lymfoblastische leukemie (ALL) is een kwaadaardige ziekte van lymfoïde
voorlopercellen in het beenmerg of plaatsen in het lymfevaatstelsel.
Onvolgroeide lymfoblasten vermenigvuldigen zich in het beenmerg en kunnen
andere organen binnendringen. Als een gevolg daarvan wordt de normale
hematopoëse in het beenmerg onderdrukt. Acute lymfoblastische leukemie is een
zeldzame kwaadaardige ziekte met een totale incidentie van 1,1/100.000 per
jaar. Acute lymfoblastische leukemie heeft een bimodale distributie met een
vroege piek bij 4 tot 5 jaar (incidentie van 4,5/100.000 per jaar) gevolgd door
een tweede geleidelijke toename vanaf 50 jaar (incidentie van 2/100.000 per
jaar). Het vertegenwoordigt 80% van acute leukemie in de kinderjaren en 20% van
de gevallen van acute leukemie bij volwassenen (Howlader et al, 2012; Jabbour
et al, 2005; Larson 2005; Pui and Evans 1998).
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-506136-32-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Primair:
Dosisescalatie
• Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van subcutaan
blinatumomab voor de behandeling van recidiverende of refractaire
precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (R/R B-ALL)
• Het bepalen van de maximaal verdraagbare dosis (MTD) en voorlopige aanbevolen
dosis/doses voor fase 2 (RP2D) van subcutaan toegediend blinatumomab
Dosisexpansie en fase 2 (Ph-IIR en Ph-IIM Cohorten)
• Het beoordelen van de werkzaamheid van SC blinatumomab
Fase 2 Ph-IIC (SC1 en SC2 Cohorten)
• Het beoordelen van PK na subcutane toediening van SC1 en SC2 blinatumomab
formulering
Secundair:
Dosisescalatie
• Het bepalen van de farmacokinetiek (PK) na subcutane toediening van
blinatumomab
• Het beoordelen van de immunogeniciteit van SC blinatumomab
• Het beoordelen van de werkzaamheid van SC blinatumomab
Dosisexpansie and fase 2 (Ph-IIR en Ph-IIM Cohorten)
• Het bepalen van de PK na SC blinatumomab
• Het beoordelen van de immunogeniciteit van SC blinatumomab
• Het beoordelen van de terugvalvrije overleving (RFS) geïnduceerd door SC
blinatumomab
• Het beoordelen van het effect van SC blinatumomab op de totale overleving en
op de duur van volledige respons
• Het beoordelen van de veiligheid en verdraagbaarheid van SC blinatumomab
• Het beoordelen van door de patiënt gerapporteerde uitkomsten en uitkomsten
van kwaliteit van leven met SC blinatumomab
Fase 2 Ph-IIC (SC1 en SC2 Cohorten)
• Het beoordelen van de werkzaamheid en immunogeniciteit, veiligheid en
verdraagbaarheid van SC blinatumomab
• Het beoordelen van de terugvalvrije overleving (RFS) geïnduceerd door SC
blinatumomab
• Het beoordelen van het effect van SC blinatumomab op de totale overleving en
op de duur van volledige respons
• Het beoordelen van door de patiënt gerapporteerde uitkomsten en uitkomsten
van kwaliteit van leven met SC blinatumomab
Onderzoeksopzet
Dit is een multicenter, open-label, fase 1/2-, dosisescalatie- en
-expansie-onderzoek bij volwassen proefpersonen met R/R B-ALL, waarin de
veiligheid, verdraagbaarheid, farmacokinetiek en werkzaamheid van subcutaan
blinatumomab als monotherapie wordt beoordeeld. Het onderzoek omvat een
dosisescalatiefase en een expansiefase. Het onderzoek beoordeelt de subcutane
toediening van blinatumomab als een mogelijk prettigere wijze van toediening en
verkent hogere doses in de dosisescalatiefase van het onderzoek. Het onderzoek
wordt uitgevoerd op ongeveer 40 locaties. Het onderzoek bestaat uit een
screening- en prefaseperiode van maximaal 3 weken, een behandelperiode, een
follow-upbezoek voor de veiligheid 30 (+/- 3) dagen na de laatste dosis
onderzoeksbehandeling, en een lange termijn follow-up periode (alleen voor
dosisexpansie fase) van ongeveer 2 jaar nadat de eerste dosis onderzoeksproduct
(IP) is ontvangen.
Dosisescalatie: tijdens de dosisescalatie wordt de veiligheid van de
proefpersoon voor verschillende doses en toedieningsschema*s van subcutaan
blinatumomab bekeken. Proefpersonen worden ingeschreven in groepen van 3 tot 6
proefpersonen. Een team dat de dosissterkte evalueert (dose level review team,
DLRT) komt bij elkaar nadat alle proefpersonen in elk cohort de
beoordelingsperiode voor dosisbeperkende toxiciteiten hebben afgerond om te
bepalen of meer proefpersonen moeten worden ingeschreven in het cohort, of het
terecht is om de dosis te escaleren of te de-escaleren, het toedieningsschema
te veranderen of om het onderzoek stop te zetten vanwege veiligheidsrisico*s.
In totaal mogen maximaal 9 proefpersonen per dosissterkte ingeschreven worden.
De dosisescalatie fase is intussen afgerond.
Dosisexpansie: maximaal 60 extra proefpersonen worden ingeschreven voor de
aanbevolen fase 2-doses (RP2D) en -schema dat wordt bepaald aan de hand van de
dosisescalatiefase om de veiligheid, farmacokinetiek, farmacodynamiek en
werkzaamheid nader te beoordelen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De proefpersonen in dit onderzoek (in de dosisescalatie) zullen minimaal 2 en maximaal 5 cycli SC blinatumomab krijgen. Elke cyclus duurt 34 dagen en omvat een behandelingsperiode van 26 dagen en een behandelingsvrij interval van 8 dagen tussen dag 27 en dag 34
Inschatting van belasting en risico
Zie E2 / E9.
Publiek
Minervum 7061
Breda 4817 ZK
NL
Wetenschappelijk
Minervum 7061
Breda 4817 ZK
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Proefpersonen komen alleen in aanmerking voor deelname aan het onderzoek als
alle volgende criteria van toepassing zijn:
• 101 De proefpersoon heeft geïnformeerde toestemming verleend voordat de
onderzoeksspecifieke handelingen/procedures van start gingen en/of de wettelijk
goedgekeurde vertegenwoordiger van de proefpersoon heeft geïnformeerde
toestemming verleend voordat de onderzoeksspecifieke handelingen/procedures van
start gingen wanneer de proefpersoon een aandoening heeft die, volgens de
onderzoeker, het vermogen van de proefpersoon kan verstoren om schriftelijke
geïnformeerde toestemming te geven.
• 102 Leeftijd >= 18 jaar op het moment van ondertekening van het
toestemmingsformulier
Ziektestatus: Alle proefpersonen moeten aan ten minste 1 van de
inclusiecriteria #103, #104 of #105 voldoen om in aanmerking te komen.
Alleen voor Ph-IIM cohort (proefpersonen met MRD+ ALL [fase 2]): proefpersonen
komen in aanmerking voor Ph-IIM als ze B ALL hebben en voldoen aan de
MRD-criteria die zijn gedefinieerd in inclusiecriterium #109 hieronder. Met
uitzondering van de ziektestatuscriteria (dwz inclusiecriteria #103, #104,
#105, #106), moeten Ph-IIM-cohortpatiënten voldoen aan alle andere
inclusiecriteria om in aanmerking te komen.
• 103 Proefpersonen met precursor-B-cel ALL die aan een van de volgende
voorwaarden voldoet:
o Refractair (voor primaire inductie-) therapie of refractair voor ten
minste 1 reddingstherapie OF
o Bij onbehandelde eerste, tweede, derde of later recidief of refractair
recidief
* Eerste recidief wordt gedefinieerd als het bereiken van eerste CR
(CR1) tijdens voorafgaande therapie en vervolgens recidief tijdens of na
vervolgtherapie
* Primaire refractaire ziekte wordt gedefinieerd als de afwezigheid van
CR na standaard inductietherapie
* Refractair recidief wordt gedefinieerd als het ontbreken van CR na
reddingstherapie
* Tweede of later recidief wordt gedefinieerd als recidief na het
bereiken van een tweede CR (CR2) tijdens de eerste of een latere
reddingstherapie
* Refractair voor reddingstherapie wordt gedefinieerd als het niet
bereiken van CR na reddingstherapie
• 104 Recidiverend of refractair op elk moment na de eerste reddingstherapie.
• 105 Recidief op elk moment na een allogene hematopoëtische
stamceltransplantatie (HSCT)
• 106 Meer dan of gelijk aan 5% blasten in het beenmerg (uitzondering:
geïsoleerd niet-CZS extramedullaire ziekte [EMD]).
• 107 Functionele status volgens Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG) <= 2.
• 108 Proefpersonen met recidiverende of refractaire B-cel ALL Ph+-ziekte en
die intolerant of refractair zijn voor eerdere tyrosinekinaseremmers (TKI*s)
komen in aanmerking.
• 109 Alleen voor proefpersonen in het MRD-cohort (Ph-IIM cohort) moet de BMB <
5% en >= 0.1% zijn. Dit vervangt inclusiecriterium #106 voor proefpersonen in
dit cohort.
• 111 Proefpersonen die zijn ingeschreven in SC1- en SC2-vergelijkingscohort
(Ph-IIC) moeten toestemming geven om deel te nemen aan de aanvullende vereisten
voor het verzamelen van PK-monsters.
• 112 Proefpersonen met geïsoleerde (< 5% BMB) niet-CZS extramedullaire ziekte
(EMD) komen alleen in aanmerking voor fase 2-cohorten Ph-IIR en Ph-IIM.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Proefpersonen worden uitgesloten van het onderzoek als een van de volgende
criteria van toepassing is:
In verband met de ziekte
• Actieve ALL in het CZS. Aanwezigheid van > 5 witte bloedcellen (WBC*s) per
kubieke millimeter in het cerebrospinale vocht (CSF) waarbij lymfoblasten
aanwezig zijn (bevestigd door CSF-analyse) en/of klinische tekenen van leukemie
van het CZS. Als er sprake is van CSF-leukemie moeten proefpersonen een
intrathecale behandeling krijgen en gedocumenteerde negatieve CSF hebben
voordat ze worden ingeschreven.
Andere medische aandoeningen
• Geschiedenis of aanwezigheid van klinische relevante pathologie of
gebeurtenis van het CZS, zoals epilepsie, epileptische aanval op kinderleeftijd
of als volwassene, parese, afasie, beroerte, ernstig hersenletsel, dementie,
ziekte van Parkinson, cerebellaire ziekte, organisch hersensyndroom of psychose
of ernstige (>= graad 3) CZS-gebeurtenissen waaronder ICANS van eerdere CD19
CART of andere T-cel-'engager'-therapieën.
• Huidige auto-immuunziekte of geschiedenis van een auto-immuunziekte met
mogelijke betrokkenheid van het CZS.
• Actieve acute of chronische graft-versus-host-ziekte waarvoor systemische
behandeling met immunosuppressieve medicatie nodig is.
• Bekende overgevoeligheid voor blinatumomab of voor een van de bestanddelen
van de geneesmiddelformulering.
• Bekende infectie met het humane immunodeficiëntievirus (hiv) of chronische
infectie met het hepatitis-B-virus of het hepatitis-C-virus.
• Symptomen en/of klinische tekenen en/of radiologische en/of echografische
tekenen die wijzen op een acute of ongecontroleerde chronische infectie, een
andere gelijktijdige ziekte of medische aandoening die erger zou kunnen worden
door de behandeling of die navolging van het protocol ernstig zou kunnen
bemoeilijken.
• Geschiedenis van maligniteit, anders dan ALL in de 3 jaar vóór de start van
de in het protocol gespecificeerde therapie met uitzondering van:
o Maligniteit behandeld met curatieve bedoeling, zonder aanwezigheid van
bekende actieve ziekte gedurende 3 jaar vóór inschrijving, waarbij de
behandelend arts van oordeel is dat er een laag risico op recidief is.
o Adequaat behandelde huidkanker (geen melanoom) of lentigo maligne zonder
aanwijzingen van ziekte.
o Adequaat behandeld baarmoederhalscarcinoom in situ zonder aanwijzingen
voor ziekte.
o Adequaat behandeld ductaalcarcinoom van de borst in situ zonder
aanwijzingen voor ziekte.
o Intra-epitheliale neoplasie van de prostaat zonder aanwijzingen voor
prostaatkanker.
• Allogene HSCT in de 12 weken vóór de start van de in het protocol
gespecificeerde therapie.
• Chemotherapie tegen kanker in de 2 weken vóór de start van de in het protocol
gespecificeerde therapie. Met uitzondering van intrathecale chemotherapie en/of
onderhoudstherapie in een lage dosis, bijvoorbeeld vinca-alkaloïden,
mercaptopurine, methotrexaat of hydroxyurea (chemotherapie in een lage dosis
zoals hierboven aangegeven moet worden stopgezet voor de pre-fase wordt
begonnen) of chemotherapie en/of dexamethason in de pre-fase zoals beschreven
in respectievelijk rubriek 6.1.2.1 en rubriek 6.1.2.2.
• Immuuntherapie (bijv. rituximab, alemtuzumab) in de 4 weken vóór de start van
de in het protocol gespecificeerde therapie. Eerdere gefaalde therapie gericht
op CD19 zoals eerder blinatumomab of CD19 CAR T-cellen is toegestaan (met
aangetoonde aanhoudende CD19+-expressie), als de behandeling > 4 weken vóór de
start van de therapie volgens het protocol is afgerond en geen eerdere
CZS-complicaties.
Ervaring met eerdere/gelijktijdige klinische onderzoeken
• Op dit moment onder behandeling met een ander experimenteel hulpmiddel of
onderzoeksmiddel, of minder dan 30 dagen sinds beëindiging van behandeling met
een ander experimenteel hulpmiddel of onderzoeksmiddel. Andere experimentele
onderzoeken zijn niet toegestaan tijdens deelname aan dit onderzoek.
Diagnostische beoordelingen
• Afwijkende laboratoriumwaarden bij de screening, zoals hieronder gedefinieerd:
o Totale bilirubine >3.0 mg/dL voorafgaand aan de start van de behandeling
(tenzij vanwege de ziekte van Gilbert of Meulengracht)
o Geschatte creatinineklaring < 60 ml/min
Overige exclusies
• De vrouwelijke proefpersoon is zwanger of geeft borstvoeding of wil zwanger
worden of borstvoeding geven tijdens de behandeling en gedurende nog eens 96
uur na de laatste dosis van de in het protocol gespecificeerde therapie.
• Vrouwelijke proefpersonen die kinderen kunnen krijgen en die niet bereid zijn
1 zeer effectieve anticonceptiemethode te gebruiken tijdens de behandeling en
gedurende nog eens 96 uur na de laatste dosis van de in het protocol
gespecificeerde therapie. Zie rubriek 11.5 voor extra informatie over
anticonceptie.
• Vrouwelijke proefpersonen die kinderen kunnen krijgen en die tijdens de
screening een positieve zwangerschapstest hebben volgens een zwangerschapstest
in serum en/of urine.
• De proefpersoon is waarschijnlijk niet beschikbaar voor alle door het
protocol voorgeschreven onderzoeksbezoeken of -procedures en/of voldoet
waarschijnlijk niet aan alle voorgeschreven onderzoeksprocedures, voor zover de
proefpersoon en de onderzoeker kunnen nagaan.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2023-506136-32-00 |
EudraCT | EUCTR2019-004780-52-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT04521231 |
CCMO | NL80600.056.22 |