Effect onderzoeken van hilotherapie op de ernst van CIPN-klachten en nageltoxiciteit, en de invloed daarvan op het behandelbeleid en kwaliteit van leven bij patiënten met een mammacarcinoom tijdens, en drie en zes maanden na de behandeling met…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Borstneoplasmata maligne en niet-gespecificeerd (incl. tepel)
- Perifere neuropathieën
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat is % patiënten met CIPN na twaalf cycli. Het verschil
op deze uitkomstmaat zal worden getoetst met een Chi kwadraat toets.
Secundaire uitkomstmaten
De primaire uitkomstmaat is % patiënten met CIPN na twaalf cycli. Het verschil
op deze uitkomstmaat zal worden getoetst met een Chi kwadraat toets. Tevens
worden eveneens voor start Paclitaxel kuren, voor kuur 3,6 en 9 en na kuur 12
en 3 en 6 maanden na afronding van de Paclitaxel kuren de uitkomstmaten
getoetst met een Chi kwadraat toets.
Het verschil op de co primaire uitkomstmaat van % patiënten met graad 2
nageltoxiciteit zal eveneens worden getoetst met een Chi kwadraat toets voor
start kuren, voor kuur 3,6,9,12 en 3 en 6 maanden na afronding van de kuren.
Het verschil in percentage patiënten met dosiswijzigingen zal worden getoetst
met een chikwadraat toets, als de primaire uitkomstmaat statistisch significant
minder voorkomt bij de patiënten in de interventiegroep.
De kwaliteit van leven van de patiënten wordt getoetst met een t-toets bij
normaal verdeelde uitkomsten, en met een Wilcoxon Rank sum toets indien de
kwaliteit van leven scores niet normaal verdeeld zijn. De normaliteit van de
verdeling wordt geëvalueerd met behulp van de Kolmogorov-Smirnov toets.
Is er een verband tussen de expressie van GG-genotype (rs879207) en het
ontstaan van CIPN-klachten bij patiënten met een mammacarcinoom die behandeld
worden met Paclitaxel?
Exploratory
Is er verschil in effect van hilotherapie bij expressie van GG-genotype
(rs879207) op de CIPN-klachten bij patiënten met een mammacarcinoom die
behandeld worden met Paclitaxel?
Achtergrond van het onderzoek
In 2021 werden 123.672 mensen in Nederland gediagnosticeerd met kanker (NKR,
2022). Het aantal mensen met de diagnose kanker die jaarlijks met chemotherapie
worden behandeld, is de afgelopen 25 jaar gestegen van 7.000 tot meer dan
30.000 (Vonk et al., 2016). Doordat steeds effectievere kankerbehandelingen en
het verruimen van indicaties voor het geven van chemotherapie tot een
toenemende levensverwachting van patiënten leidt, treden bijwerkingen steeds
meer naar de voorgrond (Beijers et al., 2020; Vonk et al., 2016). Eén van de
bijwerkingen van chemotherapie is chemotherapie-geïnduceerde perifere
neuropathie (CIPN), wat de NVKNF (2005) als volgt definieert;
*Perifere neuropathie (polyneuropathie) is een symmetrische, aandoening van de
perifere zenuwen, die wordt gekenmerkt door sensibele en/of motorische
afwijkingen die in de regel distaal meer dan proximaal en aan de benen meer dan
aan de armen aanwezig is. Bij een polyneuropathie zijn per definitie meerdere
zenuwen betrokken.*
CIPN-klachten kunnen een negatief effect hebben op de kwaliteit van leven en de
veiligheid van de patiënt, maar ook op het behandelplan (Al-Atiyyat et al.,
2018). Molassiotis et al. (2019) geven aan dat CIPN-klachten geassocieerd
worden met vermoeidheid, psychische klachten en afname van fysieke
onafhankelijkheid. Patiënten kunnen aanzienlijke problemen ervaren met
essentiële dagelijkse functies, waaronder moeite met de fijne motoriek. Tevens
kunnen patiënten problemen ervaren bij het lopen (Flatters et al., 2017)
waardoor het valrisico toeneemt (Selvy et al., 2021).
CIPN-klachten zijn een veel voorkomende bijwerking bij patiënten die
neurotoxische chemotherapie krijgen voor de behandeling van onder andere
borst-, gastro-intestinale, gynaecologische en hematologische maligniteiten.
Onder deze patiënten wordt de incidentie van CIPN geschat op ongeveer 48-52%
(Selvey et al., 2021). De CIPN-klachten zijn afhankelijk van het type
chemotherapie in combinatie met de hoeveelheid, tijdsduur en snelheid waarmee
het middel wordt toegediend. De klachten kunnen sensorisch, motorisch en/of
autonoom van aard zijn. Deze klachten kunnen van tijdelijke aard, maar ook
blijvend zijn. Een van de middelen waarbij CIPN-klachten optreden zijn de
taxoïde cytostatica, waarvan Paclitaxel een van de middelen is (Gutiérrez-
Gutiérrez et al., 2010).
Taal en Jongen (2021) benoemen dat indien CIPN-klachten aanwezig zijn,
medicamenteuze behandelmogelijkheden enkel pijn bestrijdend werken. De enige
interventie om CIPN-klachten tijdig te reduceren is volgens Scheel et al.
(2014), Beijers et al. (2020) en Taal en Jongen (2021) dosisvermindering of het
vroegtijdig stoppen met de cytostaticabehandeling. Behandelaanpassingen hebben
volgens Beijers et al. (2020) een mogelijk negatief effect op de
overlevingskansen van deze patiënten.
De Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van Pijn bij patiënten met Kanker (NVA,
2019) benoemt dat toepassing van koudetherapie op handen en voeten wellicht een
gunstig effect kan hebben op vermindering van CIPN-klachten. Kou laat
bloedvaten samentrekken, waardoor cytostatica minder goed in haarvaten en dus
bij zenuwen terecht kan komen wat zenuwschade zou kunnen voorkomen (NVA, 2019).
Koudetherapie kan op verschillende manieren toegepast worden, de meest
toegepaste vorm is volgens Beijers et al. (2020) ijshandschoenen en -sloffen
die patiënten gedurende de behandeling met taxoïde cytostatica dragen. Sinds
2018 kan het medische apparaat Hilotherm (hilotherapie) ook toegepast worden,
die zoals fabrikant BeMedico (2022) omschrijft gereguleerde kou middels
handschoenen en sloffen afgeeft wat CIPN-klachten sterk vermindert.
Onderzoeken van Coolbrandt et al. (2022) en Oneda et al. (2020) wezen uit dat
hilotherapie effectief is in de vermindering van CIPN-klachten bij patiënten
die behandeld worden met taxoïde cytostatica. In het onderzoek van Oneda et al.
(2020) ontwikkelde vijf patiënten graad 2 klachten, terwijl bij de overige 29
patiënten de CIPN-klachten beperkt bleven tot graad 1. Coolbrandt et al. (2022)
zagen bij 43,6% van de patiënten met hilotherapie wel graad 2 klachten
ontwikkelen, maar dat hilotherapie tot significant minder CIPN-klachten graad 2
leidt dan bij de toepassing van ijshandschoenen en -sloffen.
Hilotherapie is volgens Oneda et al. (2020) en Coolbrandt et al. (2020) door
continue koeling comfortabeler voor de patiënt dan ijshandschoenen en -sloffen,
waardoor er minder onderbrekingen van de koeling plaatsvinden wat de
effectiviteit van koudetherapie middels hilotherapie verhoogt. CIPN-klachten
worden in beide onderzoeken (Oneda et al., 2020; Coolbrandt et al., 2020) niet
voorkomen met de inzet van hilotherapie bij Paclitaxel of docetaxel kuren, maar
wel significant verminderd.
Coolbrandt et al. (2022) en Oneda et al. (2020) hadden door de onderzoeksopzet
geen controlegroep, waardoor enkel vergelijking plaatsvindt in de
onderzoekspopulatie die gebruik maakte van hilotherapie. Coolbrandt et al.
(2022) concluderen een significant verschil in CIPN graad 2 klachten, maar
beschrijven niet of patiënten nog meer dan graad 2 klachten ontwikkelden. Dit
schept onduidelijkheid of hilotherapie CIPN-klachten beperkt tot graad 2, of
dat er meer dan graad 2 klachten kunnen ontwikkelen. Oneda et al. (2020)
concludeerden een beperking tot graad 1 CIPN-klachten. Deze resultaten zijn
niet volledig generaliseerbaar, omdat patiënten met drie verschillende
kankersoorten en dus verschillende doseringen en aantal kuren werden
geïncludeerd. Ook nemen Oneda et al. (2020) patiënten die vroegtijdig stopten
met de cytostatica door o.a. CIPN-klachten niet mee in de uiteindelijke
conclusie, waardoor het lijkt alsof na 12 kuren geen enkele patiënt CIPN graad
2 klachten ontwikkelde.
De Jong et al. (2023) concludeerden dat het GG-genotype (rs879207, A>G) van
TRPV1 (kleine allelfrequentie G-allel = 0,32) gepaard ging met een bijna 5 maal
hoger risico op de ontwikkeling van ernstige neuropathie na behandeling met
neurotoxische chemotherapie. CIPN gradering werd gemeten op basis van de CTCAE
v4.03 voor perifere sensorische neuropathie. De Jong et al. (2023) onderzochten
deze associatie onder 320 patiënten met longkanker (NSCLC) behandeld met
platina gebaseerde therapie wel of niet gecombineerd met Paclitaxel. De Jong et
al. (2023) raden aan om in een onafhankelijk cohort van patiënten met
verschillende maligniteiten verder onderzoek te doen naar het verband tussen
het GG-genotype (rs879207) en de ontwikkeling van CIPN. Naast het onderzoeken
van dit verband, kan het waardevol zijn om inzicht te verkrijgen in het effect
van hilotherapie op het ontwikkelen van CIPN bij patiënten met deze
genotypering met mogelijke consequenties voor de behandeling met hilotherapie
bij deze patiënten. Deze studie biedt een goede mogelijkheid om een eerste
indicatie te krijgen van de invloed van GG-genotype (rs879207) op het ontstaan
van CIPN-klachten.
Doel van het onderzoek
Effect onderzoeken van hilotherapie op de ernst van CIPN-klachten en
nageltoxiciteit, en de invloed daarvan op het behandelbeleid en kwaliteit van
leven bij patiënten met een mammacarcinoom tijdens, en drie en zes maanden na
de behandeling met Paclitaxel.
Onderzoeksopzet
Randomized controlled trial met twee armen: Hilotherapie met HiloCare gedurende
alle uitgevoerde behandelingen en geen Hilotherapie of andere vorm van
koeling. Follow-up tijdens de therapie en drie en zes maanden na afloop van de
therapie bestaande uit lichamelijk onderzoek en vragenlijsten.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Hilotherapie wordt gegeven middels het apparaat Hilotherm Chemocare van de firma BeMedico (2022). Door de toepassing van Hilotherapie op 10°C, worden de handen en voeten continue gekoeld wat het metabolisme en de bloedcirculatie lokaal vertraagt (BeMedico, 2022). De interventie Hilotherapie wordt vergeleken met de standaard zorg op dit moment; de patiënten met dezelfde behandeling in de controle-groep krijgen geen interventie die CIPN-klachten of nageltoxiciteit zou kunnen verminderen.
Inschatting van belasting en risico
Er is bij dit onderzoek niet zoveel anders dan bij gewone zorg. De controles
die bij dit onderzoek horen, vinden plaats tijdens de reguliere bezoeken aan de
arts of verpleegkundig specialist. Enkel de controle 6 maanden na de
behandeling is een extra bezoek aan het ziekenhuis. Deze controle duurt
maximaal 30 minuten. Reis- en/of parkeerkosten voor dit extra bezoek worden
vergoed.
De Hilotherapie kan bij gebruik een koud gevoel geven in de handen en/of
voeten. Dit trekt weg na iedere behandeling. Er kan geen schade optreden door
het gebruik van Hilotherapie.
Bloedafname is geen extra belasting of risico aangezien deze afname plaatsvindt
tijdens een reguliere afname. Risico's van bloedafname zijn minimaal; pijn op
de prikplaats en een eventuele blauwe plek op de prikplaats.
Publiek
Maatweg 3
Amersfoort 3813 TZ
NL
Wetenschappelijk
Maatweg 3
Amersfoort 3813 TZ
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Pathologisch gediagnosticeerd mammacarcinoom
In opzet curatieve behandeling
Voorgenomen Adriamycine/Doxorubicine (AC) en Paclitaxel of AC dose dense en
Paclitaxel
Volwassenen (18 jaar en ouder)
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Gelijktijdige aanwezigheid van andere maligniteiten
Eerdere behandeling met chemotherapie
Gediagnosticeerd met het Syndroom van Raynaud
Reumatoïde klachten voorafgaand aan de behandeling met (dd) AC Paclitaxel
Enige vorm van arterieel vaatlijden, want dit is een contra-indicatie voor het
gebruik van de Hilotherm
Uitgesproken zintuiglijke stoornissen
Trofische weefselletsels
Onvoldoende kennis of begrip van de Nederlandse taal
Aanwezigheid klachten van neuropathie voor start chemotherapie (aangetoond bij
nulmeting)
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL82761.100.22 |