Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-506269-78-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens. Deel 1: Primair (Werkzaamheid)• Aantonen dat de werkzaamheid van Fenfluramine (ZX008) in een dosis van 0,8 mg/kg/dag superieur…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Convulsies (incl. subtypes)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Deel 1
Werkzaamheid
Percentage verandering ten opzichte van de baseline in CMSF (maandelijkse
frequentie (per 28 dagen) van telbare motorische insulten (TMI-frequentie))
tijdens T+M
Deel 2
Veiligheid
Tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen (treatment-emergent
adverse events, TEAE*)
Afwijkende bevindingen bij lichamelijk onderzoek
Afwijkende bevindingen bij neurologisch onderzoek
Positief antwoord op vraag over zelfbeschadiging
Toename van klepinsufficiëntie ten opzichte van baseline (met uitzondering van
toename van *afwezig* naar *gering*)
Pulmonale arteriële hypertensie (systolische druk in de longslagader > 35 mmHg)
op enig moment tijdens de behandeling bij herhaaldelijk meten
Veranderingen ten opzichte van de baseline aan het einde van de
verlengingsperiode (OLE-periode) in parameters bij laboratoriumonderzoek
(hematologie, hormonen, chemie, urineonderzoek)
Veranderingen ten opzichte van de baseline aan het einde van de OLE-periode in
vitale functies (bloeddruk, hartslag, lichaamstemperatuur en
ademhalingsfrequentie)
Veranderingen ten opzichte van de baseline aan het einde van de OLE-periode in
lichaamsgewicht
Veranderingen ten opzichte van de baseline aan het einde van de OLE-periode in
Tanner stadiëring
Secundaire uitkomstmaten
Deel 1:
Werkzaamheid
Belangrijkste secundaire:
Het bereiken van een >= 50% reductie ten opzichte van de baseline in CMSF
tijdens T+M
Het bereiken van een score op de CGI I van sterk of zeer sterk verbeterd
volgens de onderzoeker aan het einde van de T+M
Het percentage verandering ten opzichte van de baseline in maandelijkse
frequentie van GTC insulten tijdens T+M
Aanvullende secundaire:
Het bereiken van gecategoriseerd percentage verandering in insulten ten
opzichte van de baseline in CMSF tijdens T+M-perioden (geen reductie of
verslechtering, >= 25%, >= 75%, of 100% reductie)
Het bereiken van *vrijwel vrij van insulten* (0 of 1 insulten) tijdens T+M
Het bereiken van een score op de CGI-I van sterk of zeer sterk verbeterd
volgens de ouder/verzorger aan het einde van de T+M
Het bereiken van verbetering (minimaal, sterk of zeer sterk verbeterd) in de
score op de CGI-I volgens onafhankelijke beoordeling door de onderzoeker aan
het einde van T+M
Het bereiken van verbetering (minimaal, sterk of zeer sterk verbeterd) in de
score op de CGI-I volgens onafhankelijke beoordeling door ouder/verzorger aan
het einde van T+M
Het percentage verandering ten opzichte van de baseline in de maandelijkse
frequentie van alle typen insulten tijdens T+M
Verandering ten opzichte van de baseline in de maandelijkse frequentie van
TMI-vrije dagen (dagen zonder telbare motorische insulten) tijdens T+M
Verkennend:
Het percentage verandering ten opzichte van baseline in de maandelijkse
frequentie van alle typen insulten die niet worden gerekend tot TMI (*niet-TMI*-
insulten) tijdens T+M
Het langste TMI-vrije interval (in dagen) tijdens T+M
Verandering vanaf de basislijn in de kwaliteit van leven van de proefpersoon,
gemeten aan de hand van de Quality-of-Life Inventory-Disability (QI Disability)
Verandering vanaf de basislijn in de kwaliteit van leven van de
ouder/verzorger, gemeten aan de hand van de EQ-5D-5L
Verandering vanaf de basislijn in het slaapgedrag van de proefpersoon, gemeten
met behulp van de CGI-I door de ouder/verzorger
Veiligheid
Tijdens de behandeling optredende ongewenste voorvallen (treatment-emergent
adverse events, TEAE*)
Afwijkende bevindingen bij lichamelijk onderzoek
Afwijkende bevindingen bij neurologisch onderzoek
Positief antwoord op vraag over zelfbeschadiging
Toename van klepinsufficiëntie ten opzichte van baseline (met uitzondering van
toename van *afwezig* naar *gering*)
Pulmonale arteriële hypertensie (systolische druk in de longslagader > 35 mmHg)
op enig moment tijdens de behandeling bij herhaaldelijk meten
Veranderingen ten opzichte van de baseline in parameters bij
laboratoriumonderzoek (hematologie, hormonen, chemie, urineonderzoek)
Veranderingen ten opzichte van de baseline in vitale functies (bloeddruk,
hartslag, lichaamstemperatuur en ademhalingsfrequentie)
Veranderingen ten opzichte van de baseline in lichaamsgewicht
Veranderingen ten opzichte van de baseline in Tanner stadiëring
Deel 2:
Werkzaamheid
Het percentage verandering ten opzichte van de baseline in CMSF tijdens de
OLE-behandelperiode
Het bereiken van gecategoriseerd percentage verandering in insulten ten
opzichte van de baseline in CMSF tijdens de OLE-behandelperiode (geen reductie
of verslechtering, >= 25%, >= 50%, >= 75%, of 100% reductie)
Het bereiken van *vrijwel vrij van insulten* (0 of 1 insulten) tijdens T+M
Het bereiken van een score op de CGI-I van sterk of zeer sterk verbeterd
volgens de onderzoeker en door de ouder/verzorger aan het einde van de
OLE-behandelperiode
Het bereiken van verbetering (minimaal, sterk of zeer sterk verbeterd) in de
score op de CGI- I volgens beoordeling door de onderzoeker aan het einde van de
OLE-behandelperiode
Het bereiken van verbetering (minimaal, sterk of zeer sterk verbeterd) in de
score op de CGI-I volgens beoordeling door ouder/verzorger aan het einde van de
OLE-behandelperiode
Het percentage verandering ten opzichte van de baseline in maandelijkse
frequentie van GTC- insulten tijdens de OLE-behandelperiode
Verandering ten opzichte van de baseline in de maandelijkse frequentie van
dagen zonder telbare motorische insulten tijdens de OLE-behandelperiode
Verkennend
Het percentage verandering ten opzichte van de baseline in de maandelijkse
frequentie van *niet-TMI*-insulten
Het langste TMI-vrije interval (in dagen) tijdens de OLE-behandelperiode
Verandering vanaf de basislijn aan het einde van de OLE-behandelperiode in de
kwaliteit van leven van de proefpersoon, gemeten aan de hand van de
Quality-of-Life Inventory-Disability (QI Disability)
Verandering vanaf de basislijn aan het einde van de OLE-behandelperiode in de
kwaliteit van leven van de ouder/verzorger, gemeten aan de hand van de EQ-5D-5L
Verandering vanaf de basislijn aan het einde van de OLE-behandelperiode in het
slaapgedrag van de proefpersoon, gemeten met behulp van de CGI-I door de
ouder/verzorger
Achtergrond van het onderzoek
5.1. Overzicht van de ziekte en ziektelast
CDKL5-deficiëntiestoornis (CDD) is een zeldzame genetische stoornis die wordt
veroorzaakt door een mutatie in het gen voor cyclin-dependent kinase like 5
(CDKL5), gelegen op het X chromosoom. Het CDKL5-eiwit is een
serine-threoninekinase die betrokken is bij de normale ontwikkeling en functie
van de hersenen (Olson, 2019). CDD is een slopende ontwikkelingsziekte met
ernstige gevolgen, die onder meer bestaan uit frequente insulten die leiden tot
afwijkingen in verschillende orgaansystemen. De steeds toenemende frequentie en
intensiteit van de insulten gaan vaak gepaard met catastrofale gevolgen voor de
intellectuele en psychomotorische ontwikkeling (Jakimiec, 2020).
Naar schatting komt CDD voor bij 1 op de 40.000 tot 60.000 levend geboren
kinderen (Demarest, 2019, Jakimiec, 2020). De meeste patiënten met CDD zijn
vrouwelijk (de verhouding vrouwelijke:mannelijke patiënten is naar schatting
4:1) (Fehr, 2015; Jakimiec, 2020; Mirzaa, 2013). In het algemeen wordt de
diagnose CDD gesteld op basis van de voorgeschiedenis van de patiënt, de
symptomen, lichamelijk en genetisch onderzoek. Daarnaast zijn er een aantal
minimale criteria voor de diagnose voorgesteld, waaronder een pathogene of
waarschijnlijk pathogene variant in het CDKL5 gen, epilepsie die in het eerste
levensjaar begint, en motorische- en cognitieve ontwikkelingsachterstanden
(Olson, 2019). Bij de stoornis kunnen een breed scala aan klinische symptomen
voorkomen, van licht tot ernstig, in verschillende systemen. Mannelijke
patiënten hebben doorgaans ernstiger symptomen dan vrouwen (Jakimiec, 2020). De
meeste patiënten met CDD hebben behandelingsresistente, langdurige epilepsie
(Olson, 2019). Bijkomende symptomen van CDD zijn onder andere corticale visuele
stoornissen, hypotonie, gastro-intestinale disfunctie, grove motorische
beperkingen, slaapstoornissen, ademhalingsklachten en problemen met voeding. De
comorbiditeiten bij de aandoening hebben niet alleen een grote impact op de
patiënt zelf, maar ook op zijn of haar verzorgers.
Van het grote aantal symptomen waarin CDD tot uiting komt, is vroege epilepsie
het eerste symptoom; dit doet zich in de eerste 3 levensmaanden voor (Olson,
2019). Insulten zijn bij patiënten met CDD veel ernstiger en doen zich vanaf
een veel jongere leeftijd voor dan bij andere epileptische encefalopathieën
(Cutri French, 2020). Epileptische spasmen behoren tot de meest voorkomende
typen insulten in een vroeg stadium van de ziekte; dit type insulten kan echter
op ieder moment gedurende het leven van de patiënt optreden (Demarest, 2019;
Olson, 2019). Andere typen insulten die kunnen voorkomen zijn onder andere
tonische insulten, gegeneraliseerde tonisch-klonische (GTC) insulten,
hypermotorische tonische spasmen, myoklonische insulten en atonische insulten
(Cutri French, 2020; Demarest, 2019). Een uniek kenmerk van CDD is dat de
epileptische episoden een diverse morfologie kunnen hebben (Jakimiec, 2020).
Sommige patiënten met CDD kunnen gedurende hun leven last hebben van
verschillende typen insulten (Demarest, 2019), en de typen insulten kunnen
wisselen of veranderen met de leeftijd. Kinderen en volwassenen met CDD zijn
functioneel beperkt vanwege de invaliderende symptomen waaronder ernstige
achterstanden in cognitieve en motorische ontwikkeling, die aanzienlijke
gevolgen hebben voor hun dagelijks leven.
5.1.1. Huidige behandeling van CDKL5-deficiëntiestoornis
Eén van de voorgestelde mechanistische benaderingen voor het behandelen van CDD
is het reduceren van de ziektelast door insulten. Vroege interventie met een
effectieve anti-epileptische behandeling zou dan cruciaal kunnen zijn voor
betere ziekte-uitkomsten. Behandelingsregimes ter bestrijding van de epilepsie
zijn onder andere anti-epileptische medicatie (anti-epileptica), nervus
vagus-stimulatie (NVS), responsieve neurostimulatie (RNS), ketogeen dieet (KD),
chirurgie en andere niet-farmacologische interventies.
Anti-epileptica kunnen in potentie de frequentie, ernst en duur van insulten
bij CDD reduceren. De effectiviteit van veel anti-epileptica volgt veelal een
patroon, met een periode van hoge werkzaamheid in de eerste 3 maanden die
echter gedurende een jaar geleidelijk afneemt (Müller, 2016). Anti-epileptische
middelen die doorgaans worden gebruikt bij CDD zijn onder andere
natriumvalproaat, levetiracetam, lamotrigine, vigabatrine, clobazam,
zonisamide, felbamaat en steroïden (Müller, 2016; Amin, 2017; Olson, 2019).
Bovendien is ganaxolon in de VS onlangs goedgekeurd voor de behandeling van
CDD. Ondanks het gebruik van meerdere anti-epileptica blijven patiënten last
houden van onvoldoende insultcontrole; de vroege gevoeligheid voor
geneesmiddelenresistentie blijft een hindernis bij het ontwikkelen van nieuwe
geneesmiddelen. Artsen moeten bij elke patiënt steeds de potentiële voordelen
van elke therapie voor die individuele patiënt blijven afwegen tegen de
risico's van ongewenste effecten.
Doel van het onderzoek
Deze studie is overgegaan naar CTIS onder nummer 2023-506269-78-00 raadpleeg het CTIS register voor de actuele gegevens.
Deel 1:
Primair (Werkzaamheid)
• Aantonen dat de werkzaamheid van Fenfluramine (ZX008) in een dosis van 0,8
mg/kg/dag superieur is aan placebo als aanvullende behandeling voor
pediatrische en volwassen proefpersonen met CDD
Secundair (Veiligheid)
Karakteriseren van de veiligheid en verdraagbaarheid van Fenfluramine (ZX008)
bij pediatrische en volwassen proefpersonen met CDD
Deel 2:
Primair (Veiligheid)
Bepalen van de veiligheid en verdraagbaarheid van Fenfluramine (ZX008) op lange
termijn bij pediatrische en volwassen proefpersonen met CDD
Secundair (Werkzaamheid)
Bepalen van de werkzaamheid van Fenfluramine (ZX008) op lange termijn als
aanvullende behandeling voor pediatrische en volwassen proefpersonen met CDD
Onderzoeksopzet
Methodologie:
Dit is een uit 2 delen bestaand multicenteronderzoek. Deel 1 is een
dubbelblind, placebogecontroleerd gerandomiseerd onderzoek van 20 weken met een
vaste dosis en met parallelle groepen naar de werkzaamheid en veiligheid van
ZXFenfluramine (ZX008) als aanvullende behandeling (bij bestaande gelijktijdige
behandeling met anti-epileptische behandelingen) bij proefpersonen in de
leeftijd van 1 tot 35 jaar met de diagnose CDD en ongecontroleerde insulten. De
primaire onderzoeksanalyse ter beoordeling van de werkzaamheid en veiligheid
van Fenfluramine (ZX008) bij proefpersonen met CDD zal gebaseerd zijn op de
gegevens van alle gerandomiseerde proefpersonen uit deel 1.
Deel 1 van het onderzoek duurt 20 weken en zal bestaan uit de volgende stadia:
baselineperiode (nulmeting (Baseline, BL); 4 weken met daarin onder andere het
screeningsbezoek en de baseline-observatie), titratieperiode (titratie; 2
weken), onderhoudsperiode (onderhoud; 12 weken) en een overgangsperiode van 2
weken (transitie; 2 weken) naar de aanvangsdosis van de open-label
verlengingsperiode.
Deel 2 is een open label langetermijn-verlengingsonderzoek met flexibele dosis
van 54 weken voor proefpersonen die deel 1 hebben voltooid. Deel 2 bestaat uit
een open label verlengingsperiode (OLE-periode) waarin behandeling plaatsvindt
(behandelingsperiode, 52 weken) met een afbouwperiode (afbouwen; 2 weken). Zes
(6) maanden na de laatste dosis onderzoeksmiddel is er een controlebezoek
waarin een hartcontrole wordt uitgevoerd.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Onderzoeksproduct, dosering en wijze van toediening: Fenfluramine (ZX008) wordt geleverd als orale oplossing in concentraties van 1,25, 2,5 en 5 mg/ml. In deel 1 worden de proefpersonen gerandomiseerd naar behandeling met Fenfluramine (ZX008) 0,8 mg/kg/dag of placebo. Proefpersonen die gelijktijdig STP krijgen en gerandomiseerd zijn naar het krijgen van Fenfluramine (ZX008) 0,8 mg/kg/dag krijgen 0,5 mg ZX008/kg/dag. In deel 2 wordt Fenfluramine (ZX008) als open-label behandeling toegediend volgens een flexibel doseringsregime, tot maximaal 0,8 mg Fenfluramine (ZX008)/kg/dag. De maximale dosis Fenfluramine (ZX008) die tijdens het onderzoek is toegestaan, is 30 mg/dag (of 20 mg/dag voor proefpersonen die gelijktijdig STP krijgen). Het onderzoeksmiddel zal tweemaal daags (BID) in gelijke doses worden toegediend, met of zonder voedsel.
Inschatting van belasting en risico
5.4. Risico-batenbeoordeling
Het klinisch voordeel van ZX008 bij proefpersonen in 3 positieve, adequate,
goed gecontroleerde, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde
onderzoeken bij mensen met het syndroom van Dravet, bleek in onderzoek 1,
cohort 2 in onderzoek 2 en onderzoek 3 uit een statistisch significante,
klinisch betekenisvolle reductie van de maandelijkse frequentie van convulsieve
insulten; het middel werd over het algemeen goed verdragen. Bovendien werd in
onderzoek 1601, het gerandomiseerde, placebogecontroleerde fase 3-onderzoek bij
mensen met LGS, ook een klinisch betekenisvolle reductie aangetoond van
maandelijkse valaanvallen. In geen van de onderzoeken waren er proefpersonen
met een hartklepaandoening of pulmonale arteriële hypertensie.
Fenfluramine (ZX008) is tevens onderzocht in een onderzoeker-geïnitieerd
onderzoek bij proefpersonen van 2 tot 35 jaar met CDD (Devinsky, 2020). In dat
onderzoek werd aangetoond dat fenfluramine bij patiënten met CDD zorgde voor
een klinisch betekenisvolle reductie van zowel GTC (90%) als tonische insulten
(55%).
Fenfluramine wordt in België al zo'n 30 jaar gebruikt bij patiënten met
refractaire pediatrische epilepsie, onder wie ook patiënten met het syndroom
van Dravet (Boel, 1996; Ceulemans, 2012; Schoonjans, 2015; Schoonjans, 2017).
De doses die worden gebruikt in dit onderzoek (EP0216) zijn gebaseerd op
gegevens van de patiënten die in België succesvol zijn behandeld zoals
hierboven is aangegeven, en uit vier onderzoeken naar ZX008 (onderzoek 1,
cohort 2 van onderzoek 2, onderzoek 3 met het syndroom van Dravet en onderzoek
1601 met LGS). Men verwacht dat Fenfluramine (ZX008) 0,8 mg/kg/dag
waarschijnlijk een therapeutische dosis is, met een voldoende anti-epileptisch
effect dat gedurende de periode van dit onderzoek aanwezig blijft.
Samenvattend: gezien de klinische activiteit en het goed verdragen
veiligheidsprofiel van Fenfluramine (ZX008) als behandeling tegen insulten bij
het syndroom van Dravet en bij LGS, en het klinisch voordeel dat is waargenomen
in een onderzoeker-geïnitieerd onderzoek bij patiënten met CDD is er een
positieve baten-risicoverhouding en een sterke wetenschappelijke en klinische
rationale voor de brede ontwikkeling van Fenfluramine (ZX008) bij een populatie
proefpersonen met CDD.
5.4.1. Risico-batenbeoordeling voor minderjarigen of mensen met een
verstandelijke beperking
Voor minderjarigen of meerderjarigen die niet in staat zijn de aard, betekenis
en implicaties van het klinisch onderzoek te begrijpen en hun wensen
dienovereenkomstig kenbaar te maken, moet de mate van belasting en de
risicodrempel zorgvuldig in de gaten worden gehouden. In de rubriek 5.2.3 en
het onderzoekersdossier (zie het Zx008-onderzoekersdossier dat op dit moment
van kracht is) staan de AE*s die vaak zijn gemeld in verscheidene lopende en
voltooide klinische onderzoeken naar Fenfluramine (ZX008) voor de behandeling
van aanvallen bij epileptische encefalopathieën. De last van deze AE*s moet
worden gecontroleerd en afgewogen tegen de voordelen van vermindering van
aanvallen of andere verbeteringen van de CDD-aandoening die de deelnemer
mogelijk ervaart. Rubriek 8.4 gaat over de criteria voor terugtrekking uit het
onderzoek in gevallen waarin deze deelnemers de risicodrempel zouden kunnen
bereiken.
Publiek
West Street The Pearce Building
Maidenhead, Berkshire SL6 1RL
GB
Wetenschappelijk
West Street The Pearce Building
Maidenhead, Berkshire SL6 1RL
GB
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
Inclusiecriteria:
Om in aanmerking te komen voor deelname aan dit onderzoek moeten proefpersonen
voldoen aan de volgende inclusiecriteria:
1. De proefpersoon heeft een bevestigde pathogene of waarschijnlijk pathogene
mutatie in het CDKL5 gen en een klinische diagnose CDD met epilepsie die zich
in het eerste levensjaar openbaarde, plus motorische en
ontwikkelingsachterstanden.
2. De proefpersoon is mannelijk of vrouwelijk en heeft op de dag van het
screeningsbezoek een leeftijd van 1 t/m 35 jaar. Proefpersonen van 1 tot < 2
jaar mogen UITSLUITEND in het onderzoek worden opgenomen NADAT de DSMB heeft
vastgesteld dat dit passend is, op basis van een geplande, gedeblindeerde
tussentijdse veiligheidsbeoordeling die zal worden uitgevoerd nadat ongeveer 40
proefpersonen van >= 2 tot 35 jaar bezoek 6 hebben voltooid.
3. Proefpersonen zijn er ondanks eerder of huidig gebruik van 2 of meer
anti-epileptische behandelingen niet in geslaagd de insulten onder controle te
houden.
4. De proefpersoon gebruikt op dit moment ten minste 1 gelijktijdige
behandeling tegen insulten: anti-epileptische medicatie (anti-epileptica),
nervus vagus-stimulatie (NVS), responsieve neurostimulatie (RNS) of een
ketogeen dieet (KD). Tijdens het onderzoek worden noodmedicatie of ingrepen
voor noodbehandeling van insulten niet meegerekend bij het bepalen van het
totale aantal anti-epileptische behandelingen bij baseline.
5. Alle medicatie of ingrepen tegen epilepsie (met inbegrip van NVS, RNS en KD)
moeten stabiel zijn voorafgaand aan de screening en naar verwachting gedurende
het gehele onderzoek stabiel blijven. Om vast te stellen of een behandeling
stabiel is bij baseline moet een medicinale behandeling of ingreep tegen
epilepsie vóór het screeningsbezoek de volgende duur hebben: NVS en RNS: duur
van >= 6 maanden; anti epileptica of KD: duur van >= 4 weken.
6. Bij het screeningsbezoek geeft de ouder/verzorger aan dat de proefpersoon >=
4 telbare motorische insulten (TMI's) per week heeft. Onder TMI's vallen onder
andere insulten van gegeneraliseerd tonisch-klonisch (GTC), bilateraal
klonisch, bilateraal tonisch, atonisch (valaanvallen), bilateraal
tonisch/atonisch (valaanvallen) of focaal bilateraal tonisch-klonisch type die
ongeveer 3 seconden of langer duren, ter onderscheiding van dicht bijeen
geclusterde insulten, spasmen of krampaanvallen.
7. De proefpersoon (en/of ouder(s)/voogd(en) van de proefpersoon) heeft
schriftelijk geïnformeerde toestemming gegeven (en instemming, indien van
toepassing).
8. De proefpersoon (en/of ouder/verzorger van de proefpersoon) is bereid en in
staat zich te houden aan de vereisten van het onderzoek (onder andere het
invullen van een dagboek, het bezoekschema en verantwoording van het
onderzoeksmiddel).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Exclusiecriteria:
Proefpersonen die voldoen aan een of meer van de volgende criteria worden
uitgesloten van deelname aan dit onderzoek:
1. De proefpersoon heeft een bekende overgevoeligheid voor fenfluramine of een
of meer van de hulpstoffen in het onderzoeksmiddel.
2. De proefpersoon heeft de diagnose pulmonale arteriële hypertensie.
3. De proefpersoon heeft een klinisch significante medische aandoening,
waaronder chronische obstructieve longziekte, interstitiële longziekte of
portale hypertensie, of heeft op dit moment of in de 4 weken voorafgaand aan
het screeningsbezoek klinisch relevante symptomen of een klinisch significante
ziekte gehad, met uitzondering van epilepsie, die een negatieve impact zou
hebben op deelname aan het onderzoek, het verzamelen van onderzoeksgegevens of
een risico zou vormen voor de proefpersoon.
4. De proefpersoon heeft op dit moment of in het verleden een cardiovasculaire
of cerebrovasculaire ziekte (gehad), zoals een hartklepaandoening,
myocardinfarct of beroerte, ernstige ventrikelaritmieën, of een klinisch
significante structurele hartafwijking, waaronder, maar niet beperkt tot,
mitralisklepprolaps, atrium- of ventrikelseptumdefecten, open ductus arteriosus
en open foramen ovale met omkering van de shunt. (NB: een open foramen ovale of
een bicuspide aortaklep leidt niet tot uitsluiting.)
5. De proefpersoon heeft op dit moment een eetstoornis die wijst in de richting
van anorexia nervosa of boulimia.
6. De proefpersoon heeft op dit moment glaucoom of heeft een voorgeschiedenis
van glaucoom.
7. De proefpersoon gebruikt > 4 gelijktijdige anti epileptica. Noodmedicatie
wordt daarbij niet meegerekend.
8. De proefpersoon wordt gelijktijdig behandeld met cannabidiol (CBD) met
uitzondering van Epidiolex/Epidyolex of wordt actief behandeld met
tetrahydrocannabinol (THC) of een ander marihuanaproduct voor ongeacht welke
aandoening. Voor niet toegestane geneesmiddelen gelden 'wash out'-vereisten.
9. De proefpersoon heeft matige tot ernstige leverinsufficiëntie, bepaald op
basis van de Child-Pugh-classificatie (bijlage 1).
10. De proefpersoon heeft matige tot ernstige nierinsufficiëntie (geschatte
glomerulaire filtratiesnelheid < 50 ml/min/1,73 m2 berekend met behulp van de
Isotope Dilution Mass Spectrometry [IDMS] Traceable Schwartz-formule voor
kinderen en de formule van de Chronic Kidney Disease Epidemiology Collaboration
(CKD EPI) voor volwassenen, waarbij het daadwerkelijke lichaamsgewicht wordt
gebruikt).
11. De proefpersoon wordt gelijktijdig behandeld met een van de volgende
middelen: centraal werkende anorectica; monoamine-oxidaseremmers; iedere
centraal werkende verbinding met een klinisch noemenswaardige hoeveelheid
serotonine-agonistische of -antagonistische eigenschappen, met inbegrip van
serotonineheropnameremming; andere centraal werkende noradrenerge agonisten,
waaronder atomoxetine; of cyproheptadine (zie bijlage 2 voor een lijst met niet
toegestane geneesmiddelen). (NB: als een proefpersoon kort niet toegestane
medicatie nodig heeft, zal de medisch toezichthouder per geval beslissen hoe
hiermee om te gaan.)
12. De proefpersoon gebruikt op dit moment een ander onderzoeksproduct of heeft
dit gebruikt in de 30 dagen vóór het screeningsbezoek of in de < 5
halfwaardetijden ervan, afhankelijk van wat het langst is.
13. Vrouwelijke proefpersonen die kinderen kunnen krijgen mogen niet zwanger
zijn of borstvoeding geven. Vrouwelijke proefpersonen die kinderen kunnen
krijgen moeten bij de screening een negatieve zwangerschapstest op urine of
serum hebben. Proefpersonen die kinderen kunnen krijgen of verwekken moeten
bereid zijn tijdens hun deelname aan dit onderzoek en gedurende 90 dagen na de
laatste dosis onderzoeksmiddel een goedgekeurde, zeer effectieve
anticonceptiemethode te gebruiken, waaronder onthouding.
14. Er is bekend dat de proefpersoon hiv positief is.
15. Er is bekend dat de proefpersoon een actieve virale infectie met hepatitis
B of C heeft.
16. De proefpersoon is opgenomen in een instelling die geen deskundige zorg
biedt op het gebied van epilepsie.
17. De proefpersoon is vóór het screeningsbezoek al eens behandeld met
Fintepla® (fenfluramine).
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CTIS | CTIS2023-506269-78-00 |
EudraCT | EUCTR2021-003222-76-NL |
CCMO | NL80928.028.22 |