De primare doeltselling van dit klinisch onderzoek is om de veiligheid en doeltreffendheid aan te tonen van het ablatiesysteem (OMNYPULSE* bi-directionele katheter en TRUPULSE*-generator) wanneer het wordt gebruikt voor de isolatie van de atriale…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hartritmestoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Veiligheid
Het primaire veiligheidseindpunt is de incidentie van primaire bijwerkingen
(Primary Adverse Events, PAE*s) binnen zeven (7) dagen na de index ablatie
procedure waarbij de onderzochte OMNYPULSE* bi-directionele katheter en
TRUPULSE*-generator worden gebruikt volgens het klinisch onderzoeksplan.
De PAE*s omvatten de volgende bijwerkingen (Adverse Events, AE*s):
Atrio-oesofageale fistel*
Verlamming van de nervus phrenicus
Hart tamponade/perforatie **
Stenose van de pulmonale venen *
Overlijden gerelateerd aan het hulpmiddel- of procedure. *
Beroerte/cerebrovasculair accident (CVA)
Ernstige vasculaire toegangscomplicaties/bloedingen
Trombo-embolie
Myocardinfarct
Transiënte ischemische aanval (TIA)
Pericarditis
Hartblok
Longoedeem (respiratoire insufficiëntie)
Beschadiging van de nervus vagus/gastroparese
* Hulpmiddel- of proceduregerelateerd overlijden, pulmonaal-veneuze stenose en
atrio-oesofageale fistel dat optreedt later dan een week (7 dagen) en minder
dan of gelijk aan 90 dagen na de procedure wordt beschouwd en geanalyseerd als
PAE*s.
** Cardiale tamponnade/perforatie die optreedt tot 30 dagen na de
AF-ablatieprocedure wordt beschouwd t als PAE.
Acute doeltreffendheid
Het eindpunt voor acute doeltreffendheid is de elektrische isolatie van
klinisch relevante beoogde longaderen, aangetoond door bevestiging van een
toegangsblok na adenosine-/isoproterenol test aan het einde van de index
ablatie procedure. Gebruik van een niet in het onderzoek opgenomen hulpmiddel
om PVI te bereiken wordt beschouwd als een acuut procedurefalen.
Secundaire uitkomstmaten
Doeltreffendheid na 12 maanden
Afwezigheid van gedocumenteerde (symptomatische en asymptomatische) episoden
van atriale aritmie (atriumfibrillatie (AF), atriale tachycardie (AT) of
atriale flutter (AFL) van ongekende oorsprong*) op basis van
elektrocardiografische gegevens (>= 30 seconden op aritmiebewakingsapparaat)
tijdens de doeltreffendheids-beoordelingsperiode (dag 91 - dag 365), al dan
niet tijdens behandeling met antiaritmica. Acuut procedurefalen (d.w.z. het
niet verkrijgen van een toegangsblok met het onderzoekshulpmiddel in één of
meer van de klinisch relevante beoogde longaderen) wordt tevens aangemerkt als
falen van de doeltreffendheid over 12 maanden.
*AFL van ongekende oorsprong wordt gedefinieerd als alle AFL behalve de van CTI
afhankelijke AFL zoals bevestigd door een 12-afleidingen elektrocardiogram
(ECG) of entrainmentmanoeuvres in een elektrofysiologisch onderzoek.
Achtergrond van het onderzoek
Het systeem voor gepulseerde veldablatie (Pulsed Field, PF) van Biosense
Webster bestaat uit de:
- TRUPULSE*-generator (D-1417-01-IC)
- OMNYPULSE* bi-directionele katheter (D-1430-05-SI)
- Steriele interfacekabel (D-1422-03-SI)
- Gerelateerde onderdelen en accessoires
Het PF-ablatiesysteem van Biosense Webster biedt een nieuwe oplossing voor de
behandeling van hartritmestoornissen, door middel van gepulseerde veldablatie
(pulsed field ablation, PFA). De PFA-technologie ableert het beoogde
hartweefsel door toediening van ultrakorte elektrische pulsen, PF-energie
(pulsed field, gepulseerd veld) die de permeabiliteit van het celmembraan
induceren, wat resulteert in onomkeerbare elektroporatie (irreversible
electroporation, IRE).
De belangrijkste onderdelen van het PF-ablatiesysteem dat bij dit onderzoek
wordt beoordeeld zijn:
• De OMNYPULSE* bi-directionele katheter (gebruikt voor cardiale
elektrofysiologische mapping, stimulatie en opnames, en bij gebruik met een
TRUPULSE*-generator van Biosense Webster voor hart ablatie).
De katheter zal gebruikt worden in combinatie met de volgende bijhorende
onderzoekshulpmiddelen: de steriele interfacekabel en de geleidingshuls.
• De TRUPULSE*-generator (levert PF-energie af wanneer het gebruikt wordt met
de OMNYPULSE* bi-directionele katheter).
Beide hulpmiddelen zijn compatibel met het CARTO* 3-systeem van Biosense
Webster.
Doel van het onderzoek
De primare doeltselling van dit klinisch onderzoek is om de veiligheid en
doeltreffendheid aan te tonen van het ablatiesysteem (OMNYPULSE*
bi-directionele katheter en TRUPULSE*-generator) wanneer het wordt gebruikt
voor de isolatie van de atriale pulmonale venen bij de behandeling van
proefpersonen met paroxysmale VFK.
De acute veiligheid en acute doeltreffendheid zullen worden beoordeeld aan de
hand van hypotheses met betrekking tot primaire eindpunten en de
doeltreffendheid na 12 maanden wordt beoordeeld aan de hand van een hypothese
met betrekking tot een secundair eindpunt.
De aanvullende doelstellingen van dit klinisch onderzoek zijn het beoordelen
van de proceduregegevens, de kwaliteit van leven en de incidentie van
(procedure- en/of hulpmiddelgerelateerde) ernstige ongewenste voorvallen
tijdens en tot 12 maanden na de indexablatieprocedure.
Onderzoeksopzet
Een prospectieve, multicentrische klinische evaluatie met één enkele groep,
voorafgaand het PF-ablatiesysteem (OMNYPULSE* bi-directionele katheter en
TRUPULSE*-generator) in de handel wordt gebracht, om de veiligheid en
doeltreffendheid van de behandeling van paroxismale voorkamerfibrilatie (VKF)
aan te tonen, door vergelijking met overeenkomstige prestatiedoelen.
Om een eventueel leercurve-effect tot het minimum te beperken, worden de eerste
2 proefpersonen die door elke ablerende arts worden behandeld beschouwd als
roll-in proefpersonen.
Voor het hoofdonderzoek worden 135 evalueerbare proefpersonen met VKF
geïncludeerd die in aanmerking komen voor ablatie van voorkamerfibrilatie.
Dertig patiënten die deeluitmaken van het hoofdonderzoek, zullen prospectief
geïncludeerd worden in een deelonderzoek met 4 subsets: voor neurologische
beoordeling (Neurological Assessment, NA), voor cardiale computertomografie
(CT) of magnetische resonantie-angiogram (MRA), voor slokdarmendoscopie
(Esofageale Endoscopie, EE) en voor de duurzaamheid van de longaderisolatie
(Pulmonary Vein Isolation, PVI) omvatten. Deze subsets zijn bedoeld om de
veiligheid in kaart te brengen en de duurzaamheid van de laesie 2-3 maanden na
de ablatie te beoordelen. Dezelfde proefpersonen nemen deel aan alle vier (4)
subsets. Deelname aan de substudie is geheel vrijwillig. Indien een
studiedeelnemer niet wenst deel te nemen aan het onderzoek, zal dit niets aan
diens verdere behandeling veranderen.
Alle proefpersonen zullen gedurende 12 maanden worden gevolgd en ingepland voor
beoordeling op 7 dagen, 1, 3, 6 en 12 maanden na de index ablatie procedure.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De proefpersonen arriveren in het laboratorium voor elektrofysiologie (EF) voor hun ablatieprocedure en worden voorbereid op de procedure volgens het standaardprotocol van het ziekenhuis (naar oordeel van de onderzoeker). De AF-ablatieprocedure wordt in de onderstaande volgorde uitgevoerd: 1. Anatomische mapping van het linker atrium (LA). 2. Pulmonale venen (PV)-isolatie met PF-energie met behulp van de onderzochte katheter en generator. 3. Bevestiging van PV isolatie (toegangsblok) door het toedienen van adenosine/isoproterenol. 4. Indien nodig, behandeling van acute reconnecties met aanvullende toepassingen van PF-energie. 5. Bevestiging van toegangsblok van alle behandelde PV aan het einde van de procedure. Alle proefpersonen ondergaan PV-ablatie met het hulpmiddel voor onderzoek tot PVI is bereikt en bevestigd door toegangsblok. Als met het hulpmiddel voor onderzoek geen PVI kan worden bereikt, kan een commercieel goedgekeurde radiofrequentie (RF)-katheter en een comercieel compatibele RF-generator worden gebruikt om de procedure te voltooien. Een lineaire ablatie van de cavo-tricuspidale isthmus (CTI) van het rechter atrium is alleen toegestaan in gevallen met gedocumenteerde typische atriale flutter (AFL) voorafgaand aan of tijdens de index ablatie procedure. De CTI-lijn moet worden uitgevoerd met een commercieel goedgekeurde en compatibele (RF-)katheter van Biosense Webster en (RF-) generator.
Inschatting van belasting en risico
De verrrichter heeft alle redelijke maatregelen genomen om het risico van
deelname aan deze studie te beperken en ervoor te zorgen dat de potentie*le
voordelen groter zijn dan de risico's die aan de studieprocedure zijn
verbonden. Sommige van de hieronder genoemde risico's treden mogelijk minder
vaak op bij PV dan bij andere bestaande technieken voor de behandeling van VKF
(zoals RF-ablatie (radiofrequentie) of cryo-ablatie). Dit zal echter tijdens
deze studie verder moeten worden onderzocht. • Pericarditis: Bij ablatie kan
pericarditis (zwelling en irritatie van het weefsel rond het hart) optreden als
gevolg van mechanische of thermische irritatie van het myocard. In de meeste
gevallen wordt dit opgelost zonder invasieve interventie (risico 0-50%). •
Verlamming van de nervus phrenicus: Hoewel letsel aan de nervus phrenicus (de
zenuw die zorgt voor de bewegingsfunctie van het middenrif) niet wordt verwacht
bij de geleverde energie, kan er irritatie van de nervus phrenicus optreden
(risico 0-2%). • Atrio-oesofageale fistel: Tijdens de ablatie kan een
doorgang/opening tussen het hart en de slokdarm ontstaan vanwege de nabijheid
van de slokdarm bij de ablatieplaats. Dit voorval wordt in verband gebracht met
een hoog sterftecijfer en vaak bij RF-energie, maar niet verwacht bij
PV-energie. Het is echter niet bekend of overmatige toepassing van energie tot
dit voorval leidt (risico 0,02-0,11%). • Longaderstenose: Het risico op
pulmonale bijwerkingen (bijvoorbeeld longaderstenose, een aandoening waarbij
vernauwing optreedt van de aders die het bloed van de longen naar het hart
terugvoeren), trombus en hypertensie geassocieerd met een PVA-procedure is
onbekend. • Trombusvorming: Vorming van een trombus (bloedstolsel) kan optreden
als de katheters niet voortdurend worden gei*rrigeerd. Embolisatie van een
trombus (een bloedstolsel dat zich door de bloedvaten verplaatst) kan leiden
tot een voorbijgaande ischemische aanval (TIA) en een beroerte (0-2%), een
myocardinfarct (hartaanval) of ander ischemisch letsel. Om dit te voorkomen,
moet de irrigatie van de OMNYPULSETM-katheter tijdens de gehele procedure in
stand worden gehouden. • Hartperforatie/pericardiale effusie/harttamponnade:
Hartperforatie (perforatie van de hartwand) kan het gevolg zijn van
kathetermanipulatie of het afgeven van energie (onbekend voor PV-energie).
Hartperforatie kan leiden tot pericardiale effusie (ophoping van vocht in het
hartzakje) of harttamponnade (onbekend voor PV-energie), waarvoor een
chirurgische ingreep noodzakelijk is. • Cerebrale ischemische laesies:
Asymptomatische cerebrale embolie is een verstopping van een bloedvat in de
hersenen, die geen symptomen vertoont. Aangezien PV een nieuwe
energiemodaliteit is voor de behandeling van voorkamerfibrillatie, zijn er
beperkte gegevens over de mogelijke incidentie van cerebrale ischemische
laesies (risico 2-15%). • Spasme van de kransslagader: Beperkte gegevens duiden
op een mogelijke complicatie in de vorm van spasme van de kransslagader (een
vernauwing van een van de slagaders die bloed naar het hart voeren), die kan
leiden tot een hartaanval en/of pijn op de borst. Het afgeven van energie dicht
bij de kransslagaders kan leiden tot spasme van de kransslagader (0,06% voor
PV) of stenose/occlusie van de kransslagader (onbekend voor PV). Een hartspasme
kan tijdens de procedure worden vastgesteld en met medicatie (nitroglycerine)
worden behandeld. • Hartblok: De toepassing van PV-energie dicht bij de
hartstructuur die verantwoordelijk is voor de normale geleiding van elektrische
impulsen kan deze beschadigen of vernietigen, waardoor een volledig hartblok
ontstaat en implantatie van een permanente pacemaker noodzakelijk is (risico <
1%). • Vaattoegang/bloedingscomplicatie: Complicaties bij vaattoegang, femorale
arterioveneuze fistel (een abnormale verbinding tussen een slagader en een
ader), hematoom (blauwe plekken) en pseudo-aneurysma (ophoping van bloed in
omliggend weefsel als gevolg van een lekkend gaatje in de slagader) worden vaak
gemeld na ablatie. Arterieel of veneus letsel, waaronder arterie*le dissectie,
trombose, occlusie of bloeding op de inbrengplaatsen van de katheter of op
andere plaatsen langs de vaten komen in zeldzame gevallen voor (risico < 1%).
Dit soort letsels kan een bloeding, hematoom of ischemisch letsel (letsel door
de beperking van de bloedstroom) veroorzaken aan een extremiteit of belangrijk
orgaan. Bloeding kan optreden als gevolg van antistollingsmedicatie (risico <
0,5%), waarvoor een transfusie nodig kan zijn. • Blootstelling aan straling: De
blootstelling aan straling tijdens fluoroscopische beeldvorming kan het
levenslange risico op de ontwikkeling van een fatale maligniteit (kanker)
(risico 0,1%) of een genetische afwijking bij ongeboren kinderen (risico
0,002%) verhogen. • Infectie: Bij een percutane procedure bestaat het risico op
infectie van de inbrengplaats van de katheter of een systemische infectie,
endocarditis (ontsteking van de binnenwand van het hart) en septische embolie
(luchtbel gei*nfecteerd met bacterie*n) (risico < 0,5%). • Allergische reactie:
Op de plaatselijke verdovingsmiddelen, sedativa, ro*ntgenkleurstoffen,
heparine, protamine of andere middelen die tijdens de procedure worden
toegediend (risico < 1%). • Ventriculaire tachycardie of andere aritmiee*n: In
sommige gevallen kan PV-energie ventriculaire tachycardie, ventrikelfibrilleren
of andere hartritmestoornissen als gevolg van een vagale reactie opwekken
(risico 0,1-0,4%). • Spierzenuwletsel: Gepulseerde veldablaties zijn in verband
gebracht met spiercontracties die ongemak voor de patie*nt kunnen veroorzaken
(risico 0-2%). Uw welzijn wordt gewaarborgd door middel van lokale
pijnbestrijding volgens de standaardzorg. • Hypervolemie/vochtoverbelasting: De
OMNYPULSETM-katheter is een gei*rrigeerde katheter. Overmatig gebruik van
irrigatie kan hemodynamisch onevenwicht veroorzaken (risico < 1%). • Pulmonaal
letsel: Er wordt niet verwacht dat er pulmonaal letsel, zoals een pneumothorax
(klaplong, lucht rondom of buiten de longen) optreedt, aangezien er bij het
gebruik van PV-energie slechts een minimale temperatuursverhoging plaatsvindt.
• Vagale zenuwschade: Het is niet waarschijnlijk dat er bij PV-ablatie letsel
wordt toegebracht aan de nervus vagus (verantwoordelijk voor de regulering van
orgaanfuncties zoals de spijsvertering).
Publiek
Leonardo Da Vincilaan 15
Diegem 1831
NL
Wetenschappelijk
Leonardo Da Vincilaan 15
Diegem 1831
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Diagnose van symptomatisch paroxysmaal AF, gedefinieerd als AF dat spontaan
dan wel na ingrijpen ophoudt binnen 7 dagen na het intreden. Dit PAF wordt
aangemerkt als symptomatisch als de patiënt symptomen in verband met AF
ondervindt.
2. Geselecteerd voor AF-ablatieprocedure door middel van PVI.
3. Leeftijd 18-75 jaar.
4. Bereid en in staat om toestemming te geven.
5. In staat en bereid om te voldoen aan alle pre-, post- en opvolgingstesten en
vereisten.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
1. Eerder gekend AF als gevolg van elektrolytstoornis, schildklieraandoening of
reversibele of niet-cardiale oorzaak (bijv. gedocumenteerde obstructieve
slaapapneu, acute alcoholtoxiciteit, morbide obesitas (Body Mass Index > 40
kg/m²), renale insufficie*ntie (met een geschatte creatinineklaring < 30
ml/min/1,73 m2), *). 2. Eerdere ablatie of operatie aan het linker atrium. 3.
Patie*nten van wie bekend is dat ablatie buiten het PV-gebied noodzakelijk is
(bijv. in geval van atrioventriculaire re-entry tachycardie, atrioventriculaire
nodale re-entry tachycardie, atriale tachycardie, ventriculaire tachycardie en
Wolff-Parkinson-White). 4. Eerdere diagnose van persisterend AF (duur > 7
dagen). 5. Ernstige dilatatie van het linker atrium (antero-posterieure
diameter LAD > 50 mm bij transthoracale echocardiografie [TTE]). 6.
Aanwezigheid van een trombus in het linker atrium. 7. Ernstig gecompromitteerde
linker ventriculaire ejectiefractie (LVEF < 40%). 8. Ongecontroleerd hartfalen
of klasse III of IV van de New York Heart Association (NYHA). 9.
Voorgeschiedenis van bloedstolsels, abnormale bloedingen of contra-indicatie
voor antistolling (heparine, warfarine of dabigatran) . 10. Gedocumenteerd
trombo-embolisch voorval (inclusief TIA) in de afgelopen 6 maanden in de
anamnese. 11. Eerdere percutane coronaire interventie (PCI)/myocardinfarct (MI)
in de afgelopen 2 maanden. 12. Eerdere coronaire arterie*le bypassoperatie
(CABG) in combinatie met een operatieve ingreep aan de hartklep, cardiale
operatie (bv. ventriculotomie, atriotomie) of een ingreep aan een hartklep
(chirurgisch of percutaan). 13. Instabiele angina pectoris in de afgelopen 6
maanden. 14. Geplande harttransplantatie, cardiale operatie of andere grote
operatie in de komende 12 maanden. 15. Belangrijke longziekte (bijv.
restrictieve longziekte, constrictieve of chronische obstructieve
longaandoening) of eender welke andere ziekte of stoornissen aan de longen of
de luchtwegen die ernstige chronische symptomen veroorzaakt. 16. Gekende
belangrijke PV-afwijking die in de opinie van de onderzoeker registratie in het
onderzoek verhindert. 17. Eerdere diagnose van een longaderstenose. 18. Reeds
bestaande halfzijdige middenrifverlamming. 19. Acute ziekte, actieve
systemische infectie of sepsis. 20. Aanwezigheid van intracardiale trombus,
myxoom, tumor, interatriaal tussenschot of patch of andere afwijking die de
invoering of manipulatie van een katheter verhindert. 21. Ernstige
mitralisinsufficie*ntie. 22. Aanwezigheid van een gei*mplanteerde pacemaker of
implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) of een ander gei*mplanteerd
metalen cardiaal hulpmiddel dat de energie uit gepulseerde elektrische velden
kan verstoren. 23. Aanwezigheid van een aandoening die vasculaire toegang
verhindert (zoals een IVC-filter [in de v. cava inferior]). 24. Belangrijke
aangeboren afwijking of een medisch probleem die/dat in de opinie van de
onderzoeker registratie in het onderzoek verhindert. 25. Gecategoriseerd als
kwetsbare bevolkingsgroep en vereist een speciale behandeling met betrekking
tot de bescherming van het welzijn. 26. Huidige registratie in een klinisch
onderzoek waarbij een ander hulpmiddel of geneesmiddel wordt beoordeeld. 27.
Vrouwen die zwanger zijn (aangetoond met een zwangerschapstest indien
premenopauzaal), borstvoeding geven of in de vruchtbare leeftijd zijn en van
plan zijn zwanger te worden in de loop van het klinische onderzoek. 28.
Levensverwachting van minder dan 12 maanden. 29. Aanwezigheid van
contra-indicaties voor de hulpmiddelen die in het onderzoek worden gebruikt,
zoals aangegeven in de desbetreffende gebruiksaanwijzing. Aanvullende
exclusiecriteria voor proefpersonen in de NA-subgroep (neurologische
beoordeling): 30. Gekende contra-indicatie voor MRI, zoals contra-indicatie
voor het gebruik van contrastmiddelen als gevolg van gevorderde renale ziekte,
claustrofobie enz. (naar oordeel van de hoofdonderzoeker). 31. De aanwezigheid
van ijzerhoudende metalen fragmenten in het lichaam. 32. Gekende onopgeloste
reeds bestaande neurologische aandoening. Aanvullende exclusiecriteria voor
proefpersonen in de EE-subgroep (endoscopische beoordeling): 33. Gekende
ongecontroleerde, ernstige gastro-oesofageale refluxziekte (Gastroesophageal
Reflux Disease, GERD)
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
Ander register | CIV-23-06-043176 |
CCMO | NL84145.000.23 |