Het doel van deze studie is het aantonen dat bij patiënten met symptomatisch hartfalen na een hartinfarct en die optimale medische behandeling (OMB) voor deze aandoening krijgen, en een gereduceerde LVEF
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Myocardaandoeningen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
O1. Tijd van randomisatie tot optreden van overlijden door elke oorzaak.
Secundaire uitkomstmaten
O2. Tijd van randomisatie tot overlijden door cardiovasculaire oorzaak.
O3. Tijd van randomisatie tot plotselinge hartdood.
O4. Tijd van randomisatie tot eerste heropname in het ziekenhuis door
cardiovasculaire oorzaken na randomisatie.
O5. Gemiddelde verblijfsduur in ziekenhuis tijdens de onderzoeksperiode.
O6. Kwaliteit van leven (EQ-5D-5L) op baseline en daarna met intervallen van 12
maanden.
Achtergrond van het onderzoek
Patiënten die een myocardinfarct (MI) hebben overleefd, lopen een verhoogd
risico op plotse hartdood, meestal veroorzaakt door
levensbedreigende kamerritmestoornissen zoals ventriculaire tachycardie en
ventrikelfibrilleren. Een sterk verminderde linkerventrikel ejectiefractie
(LVEF), als ruwe algemene maat voor verminderde hartfunctie na het infarct,
bleek te wijzen op een hoger risico op plotse hartdood. Op basis hiervan werden
rondom het jaar 2000 twee baanbrekende gerandomiseerde onderzoeken uitgevoerd,
de MADIT II en SCD-HeFT studies. In deze studies werd de overleving van
patiënten met een ernstig verminderde LVEF die een implanteerbare
cardioverter-defibrillator (ICD) ontvingen, vergeleken met de overleving van
patiënten die alleen medische therapie kregen.
Deze twee onderzoeken lieten een aanzienlijk betere overleving zien bij
patiënten die een ICD ontvingen en leidden tot internationale
richtlijnen voor routinematige ICD implantatie ter primaire preventie van
plotselinge dood bij patiënten na een MI met een ernstig
verminderde LVEF. Sinds het jaar 2000 is de behandeling van deze patiënten
echter verbeterd. Door de komst van een reeks nieuwe
geneesmiddelen die niet alleen de algemene sterfte maar vooral ook plotselinge
hartdood kunnen verminderen, neemt het aantal onverwachte sterfgevallen en
shocks bij patiënten die een ICD kregen voor primaire preventie van plotselinge
hartdood af. Tegelijkertijd
blijven de complicatiepercentages in verband met de defibrillatortherapie
aanzienlijk. Er zijn inmiddels dus veel aanwijzingen
dat de risico-batenverhouding van ICD implantatie voor primaire preventie van
plotse hartdood bij patiënten met een ernstig
verminderde LVEF aanzienlijk is veranderd sinds de twee baanbrekende
onderzoekingen van 20-25 jaar geleden.
Een gepersonaliseerde (op de individuele patiënt toegesneden) voorspelling van
het risico op plots hartdood zou wenselijk zijn, maar is
tot dusver niet mogelijk en verschillende pogingen daartoe hebben hun weg naar
de klinische praktijk niet gevonden. Cardiovasculaire
beeldvorming of genetica lijken veelbelovend, maar hun waarde is nog niet
vastgesteld, voornamelijk omdat er zo weinig gegevens
beschikbaar zijn.
Doel van het onderzoek
Het doel van deze studie is het aantonen dat bij patiënten met symptomatisch
hartfalen na een hartinfarct en die optimale medische
behandeling (OMB) voor deze aandoening krijgen, en een gereduceerde LVEF <= 35%
hebben, OMB zonder implanteerbare
cardioverter defibrillator (ICD)-implantatie (indexgroep) even goed is als OMB
mét een ICD-implantatie (controlegroep) wat betreft kans op
overlijden in het verloop van 2,5 jaar observatietijd.
Een secundaire doelstelling van deze studie is het nagaan of nieuwe en
veelbelovende risicomarkers voor gepersonaliseerde
risicovoorspelling van plotselinge hartdood ontdekt kunnen worden. Daartoe
worden in een aantal deelnemende centra twee deelstudies
uitgevoerd: een magnetic resonance imaging van het hart (MRI-cardio) deelstudie
en een genomics deelstudie. Daarnaast zal een op
kunstmatige intelligentie gebaseerde analyse worden uitgevoerd van alle
hartfilmpjes (elektrocardiogram, ECG) die in het hoofdonderzoek
routinematig gemaakt worden.
Onderzoeksopzet
PROFID EHRA is een niet-commercieel, *investigator-initiated*, prospectief,
gerandomiseerd, open-label, multicentrisch non-inferioriteitsonderzoek
met parallelle groepen en een geblindeerde beoordeling van de uitkomsten (PROBE
design), en zonder specifiek experimenteel
medisch hulpmiddel (Proof of Strategy Trial) met twee groepen, met een 1:1
randomisatie. De randomisatie in een van de twee
behandelingsstrategieën is de enige studie-interventie. Alle medische
behandelingen (geneesmiddelen, hartinterventies, implantaten) die
binnen dit onderzoek worden gebruikt zijn ter beoordeling van de behandelende
artsen in samenspraak met de patiënt en vallen
allemaal binnen de normale klinische routine. Het onderzoek wordt uitgevoerd in
ongeveer 12 Europese landen en
180 deelnemende ziekenhuizen.
Onderzoeksproduct en/of interventie
Er is geen medisch onderzoeksmiddel gedefinieerd voor gebruik in PROFID EHRA. Alleen de therapeutische strategie (ICD versus geen ICD) is een vooraf gedefinieerde onderzoeksbehandeling. Deze wordt willekeurig toegekend aan een van de groepen (Proof of Strategy Trial). Welke commerciële hulpmiddelen worden geïmplanteerd, wordt bepaald door de behandelend arts op basis van de klinische toestand van de individuele patiënt in het onderzoek en in lijn met lokaal beleid in routinematige klinische zorg voor implantatie van hulpmiddelen.
Inschatting van belasting en risico
zie risico-batenanalyse (studieprotocol, 3.3.)
Publiek
Charitéplatz 1 1
Berlin 10117
DE
Wetenschappelijk
Charitéplatz 1 1
Berlin 10117
DE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
I1. Leeftijd >= 18 jaar.
I2. geschikt voor een eerste implantatie van een pacemaker of defibrillator.
I3. Gedocumenteerde voorgeschiedenis van hartinfarct meer dan 3 maanden geleden
I4. Symptomatisch hartfalen, met de ernst van New York Heart Association
(NYHA)-klasse II of III.
I5. Krijgt OMB gedurende ten minste 3 maanden voorafgaand aan insluiting in het
onderzoek.
I6. LVEF <= 35% (op transthoracale echocardiografie (TTE) of MRI-cardio ten
minste 3 maanden na MI).
I7. Ondertekende geïnformeerde toestemming.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
E1. Klasse I- of IIa-indicatie voor implantatie van een ICD voor secundaire
preventie van plotselinge hartdood en ventriculaire tachycardie.
E2. Ventriculaire tachycardie geïnduceerd tijdens een elektrofysiologisch
onderzoek.
E3. Onverklaarde syncope met vermoeden van ventriculaire ritmestoornis als
oorzaak.
E4. Klasse I- of IIa-indicatie voor Cardiale resynchronisatietherapie (CRT).
E5. Verwacht niet naleven of na kunnen leven van de gebruiksinstructies van de
ICD (geldt voor patiënten uit de controlegroep).
E6. Acuut coronair syndroom of coronaire angioplastiek (PCI) of bypassoperatie
uitgevoerd binnen 6 weken voorafgaand aan insluiting in het onderzoek.
E7. Hartklepoperatie of percutane klepimplantatie uitgevoerd binnen 6 weken
voorafgaand aan insluiting in het onderzoek.
E8. Op de wachtlijst voor harttransplantatie.
E9. Elke bekende ziekte die de levensverwachting beperkt tot minder dan 1 jaar.
E10.Deelname aan een ander gerandomiseerd klinisch onderzoek als de
studie-specifieke behandeling nog actief is bij inschrijving in PROFID EHRA.
E11. Eerdere deelname aan PROFID.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
ClinicalTrials.gov | NCT05665608 |
CCMO | NL84224.018.23 |